Collsuspina - Montblanc
Vandaag rijden we naar de fabriek van Derbi (nadat een motorzaak voor ons heeft proberen te achterhalen of ze open zijn); het mondt uit in een teleurstelling.
We rijden verder, proberen de voorsteden van Barcelona te ontwijken, en weten tussen de flatgebouwen nog erg mooie weggetjes (en Bijeneters) te vinden.
Dan beklimmen we Montserrat, indrukwekkend en prachtig.
Vanuit Igualada komen we op de C-37 terecht, waar we heerlijk lunchen in Querol.
De dag eindigt in Montblanc, waar we in een feest met draken en vuurwerk terecht komen.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Maandag 10 september 2007
Ontbijten doe je hier in hetzelfde café-restaurant waar we gisteravond hebben gegeten, maar deze keer is de baas er niet bij, en dat scheelt meteen erg veel in de snelheid waarmee je geholpen wordt.
De bazin (denken we) loopt druk heen en weer, maar doet eigenlijk niets. Pas na een slordige 20 minuten vindt ze tussen het heen en weer geloop tijd om ons de kaart te geven. Gelukkig moeten de Spaanse ontbijters net zo lang wachten: het duurt zo absurd lang dat je dan al gauw gaat denken dat ze je voor Duitser aanzien.
En toch zit het hier vol, met mensen die hier zo te zien dagelijks ontbijten...
Maar goed, na een uur kunnen we weg.
Ondanks het lange wachten was dit een aangename plek.
De route naar Derbi loopt via Moia, en daar hebben we gisteren een motorzaak gezien.
Misschien is het handig om ze daar even te vragen om te bellen, bedenken we, om te vragen of ze open zijn, en of het uitkomt als we langskomen. Op mail hebben ze niet gereageerd, namelijk.
De weg naar Moia is heerlijk.
Zo'n bordje, naar de Torre de Casanova, intrigeert natuurlijk.
Het wijst naar een boerenhoeve, met toren, van een lid van de familie Casanova, die tijdenlang invloedrijk was in Barcelona.
Of de Casanova uit het verhaal iets met deze familie te maken had weet ik niet.
Al snel zien we Moia liggen, met de Santa Maria er boven uit stekend.
De motorzaak zit op de hoek van de kruising waar we linksaf moeten slaan voor Barcelona.
We zetten de motoren neer, maar komen er dan achter dat de zaak dicht is.
Als we weer opstappen stopt er een auto, en de bestuurder springt er uit en rent op ons af: hebben we problemen met de motor?
We proberen uit te leggen wat we willen, maar dat lukt niet, en dan zegt hij dat de eigenaars vandaag in het nieuw te openen winkelpand aan het werk zijn, dat hij daar ook heen gaat, en dat we maar achter 'm aan moeten rijden.
En zo rijden we achter hem aan, het industrieterrein van Moira op, naar de nieuwe motorzaak, E2 Motos.
We krijgen daar wel uitgelegd wat het idee is, in half Spaans half Engels en de rest in gebarentaal (die helften blijken op de een of andere manier toch altijd minder dan 50%...).
Maar er is een probleem: de internetaansluiting doet het nog niet, en ze hebben de gegevens van Derbi niet bij de hand.
Wat ze wel te vertellen hebben is dat het morgen de nationale feestdag van Catalunya is, en dat de meeste bedrijven daarom vandaag ook dicht zijn...
We besluiten toch maar op de bonnefooi naar Derbi te gaan: we zijn er nu in ieder geval al op voorbereid dat we daar misschien niemand treffen.
En zo verlaten we Moia.
De C63 is in het begin een lekkere weg, met veel snelle bochten, voornamelijk bergaf.
Het is ook niet al te druk, waarschijnlijk doordat de meeste mensen vandaag vrij hebben.
Maar we zijn niet alleen op de weg, dat nou ook weer niet.
We komen steeds vaker door bebouwing.
Hier is het Sant Feliu de Codines.
Dit jongetje op z'n brommertje, met 46 op z'n helm, heeft al lange tijd voor ons gereden, auto's ingehaald en steeds achterom gekeken of hij ons nog achter zich liet ;-)
Wat ik hem precies toe roep weet ik niet meer, waarschijnlijk een poging hem te zeggen dat hij precies Rossi is ;-)
Het is geen wonder dat alle goede MotoGP-rijders Spanjaarden zijn (en Catalanen, sorry).
In de buurt van Mollet gaat Ernst voorop rijden, en we rijden zo in één keer tussen de flatgebouwen naar Derbi.
We zijn hier namelijk vorig jaar ook geweest, en die weg naar dat industrieterrein van Martorelles zit blijkbaar in z'n geheugen.
Het toegangshek is open: dat ziet er goed uit.
Vorig jaar waren we hier met de auto (de revalidatie was nog niet zo ver dat we op de motor konden toen, helaas), en dat was een beetje een teleurstelling. Ernst kreeg niemand te spreken die Engels sprak, en het enige wat hij uiteindelijk voor elkaar kreeg was dat we de promo-cd meekregen die een paar weken later ook via de post kwam.
Maar meer informatie over de Mulhacen kregen we niet.
Inmiddels heb ik een Mulhacen, en we willen graag een werkplaatshandboek.
We rijden de motoren tot een paar meter voor het portiershokje. De man die in dat gebouwtje zit komt naar buiten, maar blijkt geen woord Engels te spreken.
Wat vooral erg vreemd is, is dat hij niet opkijkt, van "Hé, ken ik die motor niet ergens van? Verdomd, dat is er eentje van ons. En kijk eens, ze komen helemaal uit Nederland!".
Niets van dit alles. Hij lijkt eerder een beetje geïrriteerd dat hij gestoord wordt, alsof er dagelijks honderden Mulhacen-rijders uit Nederland komen (wat niet mogelijk is; het zijn er op dit moment twee, en toen was ik de enige).
We weten tenslotte toch de informatie uit hem los te peuteren dat de fabriek vandaag dicht is.
Ernst geeft hem ons kaartje, en vraagt of hij dat wil geven aan iemand die Engels spreekt. Dat is een te moeilijke opdracht voor de portier:
"Aan wie moet ik dat geven?", vraagt hij ons.
"Marketing", zegt Ernst. En dan belooft hij verdomd dat hij dat zal doen.
Rare jongens, die Spanjaarden, sorry, Catalanen...
Voor de rest van de route kunnen we mijn routebeschrijving volgen (een overnachting bij Moia zat niet in de planning).
Ik herken aan een straatnaam de weg die we Mollet del Valles uit moeten nemen, en die blijkt onverhard te worden, en midden door een natuurgebiedje te voeren (en stel je bij Mollet del Valles iets als de Bijlmer voor).
Er zitten daar Bijeneters op de telefoondraden (dat zijn vogels met ongeveer de grootte van een Spreeuw, uitgevoerd in groen, blauw, roestbruin en geel, en met twee lange staartpennen; tropisch-achtiger kun je je nauwelijks voorstellen).
Het weggetje wordt verderop verhard.
Hier is een vader met z'n kinderen aan het fietsen: we zitten eigenlijk midden in de bebouwde kom, al zou je dat niet zeggen.
Aan het einde van dit weggetje slaan we linksaf naar Sabadell, en dan zitten we op een mooie asfaltweg, de C-155, met mooie bochten.
Er is niet echt veel verkeer: af en toe een auto, en af en toe wat jongetjes op brommers.
Hier rijden we op Sabadell af.
Het is niet echt een voorstad van Barcelona (er zit een stuk groen tussen, met grote hoogteverschillen), maar het is wel duidelijk een plek waar gewoond wordt door mensen die in Barcelona werken.
Nadat je Sabadell bent binnengereden steek je de Ripoll over (die nu vrijwel droog staat).
Aan de oevers daarvan staat deze ruïne.
In Sabadell rijden we langs de Torre de l'Aigua, de watertoren.
Hij is in 1918 gebouwd, en ik vind hem erg goed geslaagd.
Verderop in Sabadell staat dit beeld van een smid met een aambeeld.
Sabadell is weer zo'n flat-woongebied, en de weg loopt steeds via een tunneltje onder de rest van het drukke verkeer door.
We slaan af om zo snel mogelijk Sabadell uit te zijn.
Eerst zitten we dan nog even op een drukke weg, maar als we zijn afgeslagen zitten we weer op een heerlijke bochtige weg, tussen pijnbomen en rode rotsen.
We houden pauze bij een soort volkstuinencomplex waar weer Bijeneters vliegen.
Je kunt de kleuren niet goed zien op deze foto, maar wel hun vliegbeeld: dat is al onmiskenbaar.
Ze hebben behalve die kleuren en dat vliegbeeld ook nog een geluid dat je direct herkent als je het ooit gehoord hebt (een soort melodieuze triller): een Bijeneter herken je direct.
De motoren doen het erg goed met z'n tweetjes ;-)
Vanuit Terrassa nemen we de B122 (die naar het noordwesten loopt), die we zonder probleem vinden (dat is niet erg vanzelfsprekend in dit gedeelte van de "randstad Barcelona").
En weer is dit een erg mooie asfaltweg met erg mooie bochten.
In de verte zien we al vaag het bergmassief van Montserrat.
En rechts zie je weer rode rotsen (als het koud en donker is, in de winter, in Nederland, denk dan even aan de rode rotsen van Spanje om weer warm te worden).
In Rellinars rijden we langs dit Modernista huis, Torre Paleta, in 1939 gebouwd door Josep Casademont.
Dat is ook een van de leuke aspecten van Catalunya: je ziet op allerlei plekken Modernista gebouwen.
Hier het huis van dichtbij.
Wat een feest als je daar elke dag thuis komt!
De B122 loopt door na Rellinars, en we rijden steeds vaker langs rotswanden, zoals deze mooie donkerrode.
Wanneer we in de buurt van de snelweg naar Barcelona komen kunnen we de "vingers" van Montserrat, ook wel de apostelen genoemd, heel duidelijk liggen.
Zodra we een plekje vinden waar we kunnen stoppen nemen we dan ook de tijd om even naar die gekartelde bergen (dat betekent Montserrat ook letterlijk) te kijken.
De route gaat er dwars overheen!
We rijden onder de snelweg door.
Links van de weg zijn nu steeds die donkerrode rotsen; rechts, aan de overkant van de Riu Llobregat, zijn de rotsen grijs.
Die grijze rotsen vormen op sommige plekken een soort van stralenkrans rond een heuvel.
Hier zie je beneden de Riu Llobregat lopen, met loom bruin water.
We rijden Castellbell i el Vilar binnen, en zien op een gegeven moment dat bergmassief van Montserrat majestueus boven alles uit kijken.
Het landschap waar we doorheen rijden wordt steeds indrukwekkender: de rotswanden worden hoger.
In Monistrol de Montserrat steken we de Riu Llobregat over.
Achter die plaats begint het massief, en je kunt hier mooi zien hoe steil het is.
We rijden bussen voorbij, en fietsers, en tenslotte lijkt het dan toch alsof we alleen op de weg zitten.
We klimmen in snel tempo omhoog.
Zo'n steil massief beklimmen betekent veel bochten: heel veel haarspeldbochten, en korte bochtjes daar tussen.
En steeds weer krijgen we zicht op die vingers, die apostelen.
En langzaam, heel langzaam, komen ze dichterbij.
Maar ook als je geen zicht op die apostelen hebt is het landschap indrukwekkend.
Rechts een enorme diepte; links wonderlijke rotswanden.
We rijden langs het voormalige Hostal Colonia Puig.
Later zijn we nog eens langs dit voormalige hotel gekomen, en toen heb ik uitgezocht dat het stamt uit het begin van de twintigste eeuw, en toen een chique hotel was. In 1936 werd het tijdens de burgeroorlog als hospitaal gebruikt, maar daarna is het weer een hotel geworden. Het is onduidelijk waarom de zaken zijn gestopt, in de jaren 80.
Even later komen we bij de parkeerplaatsen voor het Santuari Mare de Deu de Montserrat
Dit is waarom de meeste mensen hier omhoog rijden. Hier staat namelijk La Moreneta, een beeldje van een zwarte Madonna.
Kinderen van een herder zouden in het jaar 880 licht hebben zien schijnen in de bergen van Montserrat, en toen ze dat licht volgden, vonden ze het beeldje van de Zwarte Madonna in een grot. Het gaat om een beeldje uit de twaalfde eeuw, dus dit is bepaald wel een wonder ;-)
Er zijn nog steeds bedevaartstochten naar deze Maria, en sinds 1881 is ze de patrones van Catalunya.
Er zijn dus enorme parkeerplaatsen nodig hier.
Dan zien we de voeten van de apostelen ;-)
We rijden echt aan de voeten van die vingers, en zien de rots waarvan ze zijn gemaakt van dichtbij.
We stoppen bij een lief oud kerkje.
Het is het Romaanse kerkje dat over is van het Monasterio de Santa Cecilia.
Het kerkje is erg oud: het is gebouwd in de tiende eeuw.
Het is gebouwd uit honingkleurige stenen.
Het dak is van ruwe leivormige stenen, met hier en daar een dikke steen er bovenop tegen het wegwaaien.
Voor de ingang staat deze muur, met twee bogen gesteund door een zuiltje.
Er achter de reuzen van het Montserrat-massief.
Vanaf deze plek heb je een heel mooi zicht op de vingers van Montserrat.
Dat hier kloosters zijn gebouwd is niet verwonderlijk...
En dan zijn we bovenop de pas, en rijden naar beneden, in hetzelfde tempo als we eerst omhoog reden.
Nog steeds hebben we van tijd tot tijd zicht op die vingers, die apostelen, die poortwachters, maar deze keer worden ze steeds een beetje kleiner.
Het is niet druk, maar we komen wel af en toe een motorrijder, een auto of een bus tegen.
Deze plek zal in het weekend echt heel erg druk zijn. Vooral de bussen zullen dan af en aan rijden.
Je kunt (of kon) hier een klein eindje de oude pasweg rijden, die is uitgevoerd in Roemeens asfalt (oftewel: de weg wordt niet meer onderhouden).
Maar dat slechte asfalt duurt maar kort: we komen op de nieuwe weg terecht, en die is perfect.
En heeft ook perfecte haarspeldbochten.
Uiteindelijk kom je, er zit niets anders op, op de Autovia terecht, op de snelweg.
We draaien er bij de eerste afslag af, om te kijken of we binnendoor naar Montblanc kunnen.
Ook hier zie je weer vaak die vreemde grijze rotsen in het landschap.
Het is niet heel goed te zien, maar hier zit er ook geel in. Het is het soort materiaal dat ik verder eigenlijk alleen uit de Verenigde Staten ken.
We rijden nu onder de snelweg door in de richting van Igualada.
We vinden een weggetje in de goede richting, maar komen steeds weer in bebouwing uit, (van Igualada) waar het dan een doolhof van straten wordt.
En opeens rijden we dan de nieuwbouwwijken uit, en zitten op de C37, die we zochten.
Die is eerst een tijdje vrij recht.
We hebben honger gekregen, inmiddels. In Esblada, een verlaten dorpje, zit een restaurant, dat helaas dicht blijkt.
De toren die je ziet is van de esglesia Sant Jaume d'Esblada, Romaans, uit de elfde eeuw.
Vanaf Esblada is de C-37 echt heel erg mooi, met heel veel bochten.
Dan komen we in Querol. Een plaatsje met een stuk of vier huizen, met daar achter er bovenuit stekend een oude kerk.
Er is een restaurantje, Sant Jordi, tegenover een amandelboomgaard.
Het is alweer een poosje tijd om te eten (het is half vier, en we hebben nog geen lunch gehad), maar dat restaurantje ziet er erg dicht uit.
We stoppen toch, en dan zien we daar de ramen toch mensen zitten.
Binnen is een ruimte met een stuk of vijftien tafels en een bar.
Het restaurant zit behoorlijk vol, maar er is nog een tafeltje vrij met zicht op de motoren.
Er is een uitgebreide kaart, en het eten is heerlijk. Zo hebben we onder andere een salade met noten en pijnboompitten "para compartar", oftewel om te delen.
En we krijgen gegratineerde spinazie met geitenkaas, pijnboompitten en spekjes, konijn en een butifarra, een verse worst.
Mocht je hier ooit in de buurt komen: beslist hier gaan eten!
Aan de muur hangt een stripverhaal in tegels, waarin verteld wordt hoe je calçots moet bereiden.
Calçots zijn een Catalaanse specialiteit. Het zijn een soort grote lente-uitjes, die zwartgeblakerd worden, en dan met een Catalaanse saus worden gegeten. Dat kan alleen maar in het seizoen.
Ik heb ze nog nooit gegeten en ben er heel erg benieuwd naar!
Als we wegrijden zien we nog net de resten van het Castell de Querol
Al enige tijd kun je links en rechts van de weg witte rotsrichels boven het groen uit zien steken, van die richels die je uit westerns kent, waar je eigenlijk een Indiaan bovenop verwacht.
Hier staat er hier en daar een kerkje bovenop, of een kasteel.
De C-37 is vanaf Esblada echt een fantastische weg.
Er is weinig verkeer, maar als er dan verkeer komt is het uitkijken geblazen ;-)
Deze vrachtwagen verwachtte kennelijk ook geen tegenliggers. Hij schrok misschien nog wel meer dan ik (maar ik denk dat degene die het meest schrok Ernst is).
Tenslotte komen we al bochten rijdend aan in El Pla de Santa Maria, waar we rechtsaf slaan (na dwalen door het dorp, door smalle steegjes).
We komen dan door Cabra del Camp, waar we langs een "Antic Cellar Cooperatiu" komen, een "antieke" coöperatieve wijnkelder, een Modernista gebouw.
Een stukje verderop doemt Barbera de la Conca op.
Het ligt heel schilderachtig op een heuvel.
Ook Barbera de la Conca heeft een coöperatieve wijnkelder.
De architect was César Martinelli, en het is in 1913 gebouwd.
En ook Montblanc heeft zo'n coöperatieve wijnkelder.
Dat hoort bij deze streek, kennelijk, en het levert prachtige gebouwen op.
Montblanc heeft een oude binnenstad die volledig ommuurd is, met torens en stadspoorten.
Op een aantal plekken kun je met de motor naar binnen rijden.
Je rijdt dan over kinderkopjes door nauwe straten.
Het hostal dat ik thuis had uitgezocht (Fonda des Angels) vinden we na een blik op de plattegrond meteen al bij de eerste poging. Ik ga kijken, te voet (vanwege een auto die de route verspert), maar er hangt een briefje op de deur dat ze met vakantie zijn.
Ook de VVV is dicht. Daar hangt een briefje dat er vandaag en morgen feest is in Montblanc, en dat de openingstijden daarom tot 14 uur zijn.
Op de stadsplategrond bij de VVV buiten staat nog een hotel aangewezen, de Fonda Bohemia Riuot.
Ernst prent in z'n hoofd hoe we daar moeten komen. Dat is tamelijk lastig, omdat er maar een paar poorten open zijn voor verkeer, en de binnenstad niet alleen uit erg veel eenrichtingverkeer straten bestaat, maar vooral ook uit straten in de vorm van trappen: Montblanc is tegen een helling aangebouwd.
De eerste poging mislukt: we komen te laag uit.
Bij de tweede poging komen we er achter dat de hoogst gelegen toegangspoort versperd is: er wordt daar een enorm podium gebouwd.
Ernst gaat te voet verder, en ik wacht bij de motoren (tijdens het wachten wordt de installatie nog getest, en ik moet mijn oren dichthouden en dan nog is het geluid bijna onverdragelijk hard).
Maar dan komt Ernst terug. Hij heeft een kamer geregeld!
We rijden er naar toe, waarbij we wat versperringshekken moeten negeren. De motoren mogen naast de fonda aan elkaar vast staan.
De twee eigenaars kletsen nog even met ons, en wijzen waar we de sleutels kunnen laten als ze er morgen nog niet zijn: het is feest, dus mogen ze morgen uitslapen.
Betalen, dat regelt zich wel, zeggen ze, desnoods kunnen we het geld als we weer thuis zijn overmaken.
Er is ook geen ontbijt, helaas, melden ze.
Onze kamer is in Egyptische stijl, en heeft geen nummer maar een naam (Ra).
Behalve de sleutel van de kamer hebben we ook de sleutel van de voordeur gekregen, en een kaartje met het telefonnummer van de eigenaars, voor als er iets is: we zijn helemaal alleen in het hotel.
(oftewel: dit hotelletje is een enorme aanrader!)
We lopen Montblanc in. De binnenstad van Montblanc bestaat uit een wirwar van Middeleeuwse straten, en trappen.
We komen een huis tegen waar een enorme metalen wijnstok aan is bevestigd; daar komt een museum, vertelt een bord, het Museu del Pessebre. Pessebre betekent wieg of ledikant, dus het is misschien niet voor de hand liggend dat het onderwerp van het museum de geboorte van Christus is...
Het gebouw is echt ongelofelijk mooi gedecoreerd.
Hier zie je een detail van de metalen wijnrank, en hoe die als het ware de muur heeft laten open barsten.
Middeleeuws Montblanc ligt rond een heuvel, en bovenop die heuvel liggen de ruïnes van het kasteel dat er ooit bovenop stond.
Je hebt vanaf die plek een prachtig uitzicht op de rode daken van de huizen van Middeleeuws Montblanc, en op de omgeving, waarin je rode rotsen kunt zien. De kleuren doen het natuurlijk extra mooi in het avondlicht.
Er zijn een flink aantal kerken, waarvan één met van top tot teen versierde voorkant, die aan een zodanig klein pleintje staat dat je die voorkant nergens in z'n geheel in je op kunt nemen.
Het is de Esglesia de Santa Maria la Mayor. Oorspronkelijk stond hier een Romaans kerkje, dat te klein werd voor Montblanc, dat in de Middeleeuwen erg welvarend was.
In de plaats daarvan kwam deze gotische kerk, maar hij bleef onvoltooid omdat tijdens de bouw ervan de pest uitbrak, die een economische crisis veroorzaakte (door de enorme hoeveelheid doden).
Tijdens een oorlog werd ook nog eens de gevel verwoest, en dat is de reden dat die barok is: die is in de achttiende eeuw aangebracht.
Al slenterend komen we aan op de Plaza Mayor, en daar wordt vuurwerk afgestoken.
Dat vuurwerk is een vorm van Correfoc, een Catalaans woord voor vuurwerk dat wordt afgestoken om het kwaad te bestrijden, in de vorm van een duivel of een draak.
In Montblanc eindigt het Grote Feest, de Festes de la Mare de Deu de la Serra (de feesten van de moeder van God van de bergen) oftewel het Festa Major, met een correfoc, precies op het moment dat wij er zijn!
In Montblanc neemt het kwaad bij de correfoc de gedaante aan van een draak: de Drac de Montblanc.
Dit is dan de beroemde draak (het zijn er zelfs twee: de draak heeft een kind).
Wat deze figuur voorstelt weet ik niet precies. Eerst dacht ik, vanwege de draken, sint Joris oftewel Sant Jordi (dat is de beschermheilige van Catalunya, en hij vecht graag met draken).
Maar deze figuur heeft rode hoorntjes of vlammen rond z'n gezicht; dat lijkt me niet echt heilig-achtig. Misschien is het dus een duivel; wie zal het zeggen?
Wat opvallend is, is hoe gemoedelijk de mensen hier met dat vuurwerk omgaan. Het is echt vuurwerk, met knallen en al, en overal staan kinderen er met hun neus bovenop.
Tot onze verrassing is er temidden van deze drukte nog plaats op een van de terrassen.
Van daar uit hebben we prachtig zicht op het feest.
De ober daar (we zouden hem in Nederland een ADHD-er noemen; hier rent hij heen en weer tussen de tafeltjes en de bar, en heeft voor iedereen een vrolijk gesprekje) blijkt een Vlaming te zijn.
Zodra hij en wij daar achter zijn gekomen (we deden eerst uiteraard ons best het gesprek in het Spaans te voeren) wordt de baas erbij geroepen, die bij ons aan het tafeltje komt zitten.
Samen met hen tweeën bekijken we het schouwspel.
Het geheel is een beetje onduidelijk; er zijn veel draken, elk met hun eigen muziekbandje, met allemaal veel tromgeroffel, ademloos spectaculair, met dat vuurwerk en die trommels.
Overal rennen kinderen, iedereen is in een goeie stemming.
De baas van de bar is iets jonger dan ons, en heeft een Franse vriendin, waardoor hij wat Frans spreekt, en hij wil ook graag z'n Engels oefenen.
Zo zitten we daar een gesprek te voeren in Spaans, (of liever gezegd Catalaans), Frans en Engels, af en toe geholpen door een Vlaming die Catalaans en Frans spreekt.
En zo komen we te weten dat dit *het* feest van Montblanc is, en dat morgen inderdaad overal in Catalunya feest is omdat het de nationale dag is.
En dat de baas van het terras zich geen Spanjaard voelt, maar wel Catalaan.
"En wat is dan het verschil?", vragen we.
Nou, de Spanjaarden, die delen alles in in "wij" (nosotros), en "de anderen" (los otros). En Spanjaarden zijn gesloten, willen de rest van de wereld niet kennen, willen niets leren over buitenlanders, willen geen andere talen spreken enzo.
"En hoe zit dat bij Catalanen?", vragen we.
Nou, hetzelfde, maar het verschil is dat de Spanjaarden los otros zijn, zegt hij, lachend.
Maar hij voegt er aan toe dat het Catalaan zijn wel heel serieus is. Catalunya zou zich af moeten scheiden van Spanje, samen met Baskenland, vindt hij verder.
Dan komt er in Madrid geen geld meer binnen.
Wij proberen hem nog uit te leggen dat Spanje voor ons weliswaar ook bestaat uit heel veel verschillende Spanjaarden, en heel veel verschillende streken, maar dat Montblanc voor ons toch heel erg "Spaans" is, vergeleken bij alle streken in Nederland.
Dat is precies een van de redenen waarom Catalunya zich zou moeten afscheiden, vindt hij ;-)
Het vuurwerk, het getrommel, de draken, de uitgedoste mensen, het is prachtig.
Spanjaarde, pardon, Catalanen, weten hoe ze feest kunnen vieren!
Als het drakenschouwspel is afgelopen (met een finale van nog veel meer vuurwerk, afgestoken door en aan de draken), begint er een bandje te spelen, met heel erg matige muziek.
De barman gaat naar bed (hij is bareigenaar, wat erg lastig is omdat hij houdt van vroeg naar bed gaan en vroeg opstaan, meldt hij ons nog), en wij lopen terug naar ons hotel.
Rare jongens, die Catalanen, maar erg leuk...