Portbou - Collsuspina
De weg vanuit Portbou naar het zuiden is een prachtige motorrijdersweg, waar we dan ook veel motorrijders tegenkomen.
Na Llança wordt hij vlak, en we rijden via Figueres naar Besalu, een erg mooi plaatsje.
Op weg naar Olot rijden we de Garrotxa in, een gebied met vulkanen.
In Angles slaan we de GI-542 op, een ongelofelijk mooi weggetje zonder rechte stukken.
Vanuit Arbucies nemen we de GI543 door Montseny, ook al zo mooi.
Bij Tona komen we in een vreemd gebied met tafelbergen en vreemd-gekleurde rotsen. We vinden onderdak in Collsuspina.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Zondag 9 september 2007
We hebben de bagage naar beneden gesjouwd en bij de motoren neergezet, en zitten zelf in het hotel te ontbijten, met de motoren in het zicht.
Vandaag on the road, Catalunya in.
Dit zijn onze laatste blikken op Portbou.
Al direct als we omhoog klimmen hebben we een medemotorrijder bij ons.
Deze foto begrijp ik niet helemaal: de Spaanse motorrijder zit op de verkeerde weghelft, in een bocht, maar de fotograaf duidelijk ook...
Zouden ze allebei mij aan het inhalen zijn?
De N260, tussen Portbou en Llança, is een van de mooiste kustwegen die ik ken.
Hij kan zich meten aan Highway One in de VS, ook al is hij een stukje korter ;-)
Superbochten, de blauwe Middellandse Zee, en het land dat in de vorm van rotspunten steeds de zee op zoekt.
Het is zondag vandaag, en er zijn erg veel motorrijders onderweg hier. Als je hier maar enigszins in de buurt woont is dit natuurlijk een super "dijkweggetje".
En wat is het Mulhacennetje een lief klein bromvliegje vergeleken bij die sportmotoren van deze Spanjaarden ;-)
We stoppen nog even om een laatste blik te werpen op Portbou.
Zie vooral ook de tunnel en de kaarsrechte weg die daar naar toe loopt. Denk er aan om altijd de route voor vrachtwagens te nemen hier, zodat je die tunnels vermijdt!
Deze foto geeft een klein beetje een idee van hoe het is om op deze weg te rijden.
In Llança stoppen we bij een benzinestation om water te kopen, en de bandenspanning te checken.
Er is daar een groep Spaanse motorrijders, die de Derbi ontdekken en kijken en nog eens kijken, en dan vragen ze: "Es un Aprilia?".
"No, es un Derbi", antwoord ik, en dan worden ze heel erg enthousiast (want Derbi is - uiteraard - een Spaans merk. Intussen is het trouwens overgenomen door Aprila...)
Als ik zeg dat het de enige in Nederland is worden ze nog enthousiaster.
We wisselen url's uit, en we bewonderen de camera die een van hen op z'n motor heeft gemonteerd, en dan zwaaien we ze uit.
Voorbij Llança verandert de N260 (tijdelijk) in een kaarsrechte weg.
Het is bijna niet te geloven dat dit dezelfde weg is als de superweg van daarnet ;-)
De weg leidt naar Figueres, dat midden in een vlak gebied ligt.
We komen dus door Figueres.
Ik probeer ter afwisseling nog door het centrum te rijden, maar in plaats daarvan raken we verstrikt in lelijke flatwijken.
Het is heet, het is erg druk in de slums van Figueres, en de automobilisten rijden erg sloom.
De N260 blijft weinig spannend tot in Besalu.
Om te vieren dat we de rechte weg achter ons hebben gelaten stoppen we even in Besalu om op een terras water en Kas limon te drinken.
Besalu is een heel mooi oud plaatsje. Dat vinden veel mensen uit Barcelona ook. Je ziet hier dat er op zondag een toeristentreintje rondrijdt ;-)
Besalu is erg mooi. Het stadje zelf is Middeleeuws, met veel oude huizen en een mooi pleintje.
Het beroemdste onderdeel van Besalu is deze brug, de Pont vell.
De brug uit de elfde eeuw heeft een knik, en aanhet begin, het eind en halverwege staan torens.
Je kunt hier ook mooi zien dat hij voor een deel is gebouwd op rotsen.
We verlaten Besalu via de C-66, naar het zuiden, en slaan af, de GI-524 op (via de GI-5428), in de richting van Olot.
Daarmee rijden we de bergen in, en zijn er weer bochten.
Deze foto is de uitzondering: we hebben de weg vrijwel voor onszelf.
Hoe dat kan, op zo'n prachtige zondag, ontdekken we even later: er zijn veel parkeerplaatsen langs deze weg, en die staan allemaal propvol auto's. En de mensen van die auto's zijn uitgebreid aan het barbequeuen en picknicken, op diezelfde parkeerplaatsen of net een paar passen het bos in. .
Het is een heerlijke weg, zoals je hier ziet.
De bergen zorgen voor bochten, voortdurend. Je rijdt soms door het bos, en soms heb je zicht op de naakte rotsen.
Er zijn niet veel plaatsen onderweg. Dit is er eentje: Mieres.
De kerk die je ziet is de Eglesia de Sant Pere, gebouwd op een beuvel. Een mooi gezicht, met die cipressen er naast.
We zijn nu weer de Garrotxa ingereden.
En de bochten blijven....
We draaien een zijpad in om even pauze te houden.
Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar ook als je in Spanje een hele dag geen auto bent tegengekomen, komt er eentje langs wanneer je een afgelegen plekje hebt gevonden om te pauzeren.
Zo ook nu ;-)
We volgen het pad nog een poosje, maar moeten toch weer terugkeren omdat het eindigt.
We zien hier midden in Santa Pau het Castell de Santa Pau liggen, heel schilderachtig, bijna in schutkleur.
Santa Pau zelf is rondom het kasteel gedrappeerd: de muren van het kasteel doen ook dienst als muren voor de huizen.
In het nieuwe dorp Santa Pau, direct aan de weg, zien we dit intrigerende Lavamuseum.
Ik heb er geen website van kunnen vinden, en kan het ook niet vinden in Google Streetview. Ik ben bang dat het niet meer bestaat.
In Olot (waar we tanken) slaan we linksaf, en komen zo (via de C-152) terecht op de C-63.
Die wegen zagen er op de kaart interessanter uit dan ze blijken te zijn: ze zijn breed, vlak, en saai.
Hier zijn we net Sant Feliu de Pallerols uitgereden.
Hoog boven ons zien we de resten van het Castell d'Hostoles.
In Les Planes d'Hostoles, dat even verderop ligt, kom ik nog een suïcidaal hondje tegen, dat werkelijk zijn uiterste best doet om onder m'n wielen te komen.
Het lukt hem niet...
De C-63 wordt langzamerhand steeds saaier, maar in Angles draaien we er af, de GI-542 op.
Dat is een weggetje om een enorme omweg voor te maken!
De weg draait hier mee met een riviertje, de Riera de Osor. Je rijdt langs dat smalle riviertje, door het bos, met een aaneenschakeling van krappe bochtjes.
Af en toe kun je een blik op het riviertje werpen, met heel veel stenen, stroomversnellingen en watervalletjes.
Links is op de meeste plekken een rotswand: je rijdt hier door een soort van mini-gorge.
We zijn hier uit het vulkaangebied, maar de ondergrond lijkt wel te leven: het asfalt is op veel plaatsen kapot.
Wat die betonnen wand op de achtergrond is weet ik niet; misschien om te voorkomen dat de rots naar beneden stort?
Als ik een bordje linksaf zie, naar de Parroquia de Santa Creu d'Horta, dat er al in 900 stond, bij een aardbeving verloren ging, en weer is gebouwd in de achttiende eeuw, sla ik daar af, het onverharde pad op: eens kijken of dat een mooie plek is om pauze te houden.
Op een gegeven moment stak daar een zijriviertje de weg over, en even later rijden we langs een stomverbaasde herder die zijn schapen uit dat zijriviertje laat drinken.
Tenslotte, als er zoveel losse stenen liggen dat ik verder zou moeten gaan staan, houden we daar een chocola- en waterpauze.
En Spanje zou Spanje niet zijn (of liever gezegd: Catalunya zou Catalunya niet zijn, en in dat opzicht zijn Spanje en Catalunya toch echt hetzelfde) als er daar niet toch ook een auto langs zou komen (een Landcruiser): hoe dunbevolkt Spanje ook is, die Spanjaarden presteren hebben het talent om wel overal op te duiken.
Na onze pauze rijden we terug, en geven de zoektocht naar het kerkje op.
Op een gedetailleerde kaart kun je zien dat er hier een wirwar van onverharde paden is: voor wie het leuk vindt om die op de motor te ontdekken is dit een perfect gebied!
Hier nog even het bewijs voor mezelf dat ik door het water reed.
Het lijkt een prestatie van niks, en is dat misschien objectief gezien ook wel, maar het was voor mij een grote overwinning.
Sinds mijn ongeluk is elke situatie waarin er risico op vallen is opeens heel veel bedreigender geworden. Daar kunnen mijn rationalisaties niets tegen in brengen.
We komen door Osor.
Merk hier trouwens de vrouwen links op, die op een bankje langs de straat de stand van zaken in de wereld aan het bespreken zijn.
Dat vind ik een van de aantrekkelijke kanten van Spanje (en Catalunya), dat zoveel leven zich op straat afspeelt.
Dit zijn els Ninxols, oftewel de nissen van Osor.
Ze zijn gebouwd om aardverschuivingen te voorkomen.
Het weggetje blijft nog heel lekker lang doorgaan met z'n bochten.
De Mulhacen voelt zich hier heel erg lekker: hij raakt in een soort van cadans door de bochten: inveren, uitveren, motor omgooien, inveren, uitveren, enzovoort. En het van de ene in de andere bocht gooien gaat zo lekker dat hij af en toe een sprongetje lijkt te maken.
De zon schijnt op de warmgekleurde rotsen.
Hier zie je mooi hoe de weg op sommige plaatsen op z'n plek wordt gehouden door een soort van los gestapelde stenen!
Dit is zo'n weggetje dat eeuwig door mag blijven gaan.
De bochten hebben precies de juiste cadans, je rijdt af en toe in de zon en af en toe in de schaduw zodat de temperatuur ideaal is, en je komt bijna niemand tegen onderweg.
Dit ziet er uit als een verlaten fabriek, die vroeger van de waterkracht van het riviertje gebruik maakte.
Ik vraag me soms af of dit soort kleinschalige energie-opwekking, uit riviertjes die te klein zijn om voor een stuwmeer te gebruiken (gelukkig) nu de energie steeds duurder wordt misschien weer rendabel gaat worden.
Het zou mooi zijn, als hier weer van die waterkracht gebruik gemaakt zou kunnen worden.
Tenslotte rijden we Sant Hilari de Sacalm binnen, waar we de GI-542 verlaten (je kunt hem nog verder volgen, tot in Cladells).
Dit weggetje is echt heel erg aan te bevelen. Zorg er wel voor dat je geen haast hebt, want je rijdt niet echt snel door de vele bochtjes, en die bochtjes gaan heel erg lang door!
Deze weg, de GI-550, is breder dan het weggetje waar we zo lang op hebben gereden, maar ook dramatischer: je hebt hier steeds grandioze uitzichten.
Dit is een weg met heel mooi asfalt, en je rijdt hier in een opeenvolging van heerlijke lange bochten naar beneden.
Je hebt overal zo veel zicht in de bochten dat je gemakkelijk in kunt halen, zodat je heel veel bochten helemaal voor jezelf hebt.
En het gaat maar door: ook dit is een paradijselijke weg.
We dalen in snel tempo in de richting van die uitzichten, naar een vlakte tussen twee berggebieden: het gebied waar we vandaan komen en Montseny (spreek uit Monsein, weet ik uit betrouwbare bron).
We zien nauwelijks iets van Arbucies, wat jammer is, want er is daar een mooi bewaarde gebleven kasteel, Castell de Montsoriu.
Vanuit Arbucies nemen we de GI-543, en dan rijden we door de bergen van Montseny.
Montseny is een van de "achtertuinen" van Barcelona. Hier komen Barcelonezen graag in het weekend. Op zaterdag is het hier waarschijnlijk overal heel erg druk: een ideale dagbesteding is een eindje rijden, een eindje wandelen, en dan een aangename maaltijd in een restaurantje (daar zijn er veel van in Montseny).
Nu, op zondag, laat op de dag, valt de drukte heel erg mee.
Dit is bovendien waarschijnlijk sowieso een van de minder drukke wegen hier: het ligt aan de noordkant van Montseny, dus het verst verwijderd van Barcelona.
Na een lekker verraderlijke bijna-haarspeld kunnen we nog net een tegen de berg aangevallen motor ontwijken. Een jongen en een meisje staan er een beetje beteuterd bij. Een XT600 is het.
We stoppen. Ze zijn uit de bocht gevlogen. De jongen vertelt dat ze geen pijn hebben. Het ging heel langzaam. Ze gingen schuiner en schuiner, vertelt hij, en toen lagen ze opeens tegen de berg aan.
Het was zijn allereerste ritje op de motor, vertelt hij ook nog.
Het versnellingspookje is een beetje krom, en hij krijgt hem niet meer gestart.
Ernst pakt z'n gereedschap, buigt het pookje recht, blaast de nat geworden bougie droog, en start de motor dan met één trap.
Noch de jongen, noch het meisje spreekt Engels, maar met wat gebarentaal plus de paar woorden Spaans die we zo langzamerhand kennen, is er prima uit het gesprek te komen.
Ook het meisje heeft nergens pijn, en met het schrikken valt het ook wel mee.
Er is inmiddels nog een motorrijder bijgekomen. De eigenaar van de XT probeert te vertellen dat hij al lang vruchteloze pogingen had gedaan om z'n motor weer te starten, dus dat dit een soort van wonder voor hem is.
Ernst vertelt hem dan dat hij in Nederland de XT dokter werd genoemd, wat het nog wonderbaarlijker maakt.
We vertrekken weer. Even later zie ik dat Ernst is verdwenen uit m'n spiegels. Ik rij een eindje verder, tot ik een goeie plek heb gevonden om op 'm te wachten. Die is vaste en foto aan het maken, bedenk ik.
Het duurt erg lang, en precies op het moment dat ik besloten heb om te draaien om hem te zoeken, komt de motorrijder er aan die zich bij ons had gevoegd.
Hij probeert me in half Spaans half Engels iets uit te leggen.
Ik vang iets op van "back", vraag of ik terug moet, en dan knikt hij opgelucht. Ik bedank hem en rij ongerust terug.
Ernst staat weer bij de XT-rijders.
Hij had z'n rugzak daar laten staan. De rugzak met z'n tablet en z'n tweede fototoestel. De rugzak die hij geen seconde uit het oog verliest.
Die jongen op z'n motor had z'n uiterste best gedaan Ernst bij te halen, om hem te vertellen dat ie terug moest.
En ik heb waarschijnlijk geen "back", maar "bag" gehoord, bedenk ik.
En dan nemen we echt afscheid van de twee gestranden, die weer opstappen.
Voor alle partijen een uitermate leuke ontmoeting ;-)
De weg blijft heerlijk, en we komen niet meer gestrande motorrijders meer tegen vandaag.
De zon is laag komen te staan, wat de kleuren extra mooi maakt.
Geen gestrande motorrijders komen we dus tegen, maar wel niet-gestrande motorrijders.
Het is natuurlijk ook heerlijk om hier in het weekend naar toe te trekken als je in Barcelona woont!
We rijden Viladrau binnen: we komen weer in de bewoonde wereld terecht.
Er is een klein kermisje, met wat eetstalletjes en een draaimolen.
Onderweg komen we nog een plukje huizen tegen waar iedereen op straat loopt.
Of er een feest aan de gang is, of dat het nou eenmaal de tijd is om op straat te lopen, ik weet het niet.
Een stukje verderop rijden we langs de eerste echt rode rotsen van deze vakantie.
Dat is heel erg "Spanje" voor mij, rode rotsen. Op heel veel plaatsen kleurt de steen hier echt diep rood.
Na Seva dalen we in snel tempo, tot we in de vlakte terechtkomen die rond Vic ligt.
Het woord vlakte is niet helemaal juist: overal om je heen zie je tafelbergen liggen: bergjes met een vlakke bovenkant.
Hier rijden we op Tona af.
Boven op zo'n tafelberg achter Tona zie je het restant van het Castell de Tona en de Romaanse Eglesia de Sant Andreu del Castell.
Gezien de tijd beginnen we uit te zien naar een hostal. Dit is een prima plek om morgen snel bij de fabriek van Derbi te kunnen zijn; dichterbij Martorelles zit je al gauw in de voorsteden van Barcelona.
Tona biedt twee erg matige keuzes, zodat we maar verder rijden. Het is een plaats die lijkt uit te stralen zich te schamen voor de ligging in de vlakte, temidden van een gebied vol bergdorpjes en bergbeekjes, alsof er daarom maar geen enkele poging is gedaan de stad iets aantrekkelijks te geven.
Vanuit Tona komen we, via een smal weggetje, op de N141 terecht (die anders dan het wegnummer doet vermoeden ook redelijk smal is).
We rijden steeds door dat landschap van tafelbergen, maar rijden er nu meer midden in.
Je ziet dan mooi hoe die heuvels, van dichtbij, van een materiaal zijn dat ze in de Verenigde Staten elefant skin noemen. In het zuidwesten van de VS zie je dat ook op veel plaatsen.
Hier zie je de verhoudingen mooi: de tafelbergen zijn niet echt hoog.
De N141 neemt ons in een serie prachtige bochten (ook haarspelden) dit landschap van tafelbergen in.
Hier zie je mooi hoe ze ontstaan, tafelbergen: ze zijn eigenlijk het restje van een hoogvlakte.
Daar zijn groeven in ontstaan, en er is steeds meer aarde uit die groeven verdwenen. Dan blijven er bergen over met een platte bovenkant: die voormalige hoogvlakte.
Die bergen kalven ook langzamerhand af.
Het is een vreemd, betoverd landschap.
In Moira zoeken we naar een hotelletje.
We vinden niets, en vragen het dan aan een paar voorbijgangers.
Waar we vandaan komen is een hotel, en als we doorrijden naar Manresa is er daar ook eentje, maar die is duurder, krijgen we te horen. OK, terug dus.
In Collsuspina hebben we een restaurant gezien, en nu we daar van de andere kant op aan komen rijden kunnen we inderdaad, bijna verscholen achter wat struiken, een H ontdekken op de zijgevel: het is ook een hotel!
Een motel zelfs: Motel Toll.
Een kamer is daar een soort apartementje met terras. Daar kan ik snel noteren waar we vandaag zijn geweest voor ik alles vergeet.
De motoren mogen aan elkaar gebonden naast het gebouw staan, uit het zicht van de weg.
Er is ook een restaurant, en zoals dat hoort in Spanje staat de televisie aan, en is er het aangename geklets van medegasten en het gerinkel van glazen.
Het is druk, en we moeten lang op het eten wachten, maar dat maakt niet uit: dit is vakantie!