Vichy - Figeac
Na een aangenaam ontbijt in Hotel California in Vichy vertekken we.
We omzeilen Clermont-Ferrand, en komen dan in de Auvergne terecht.
De Auvergne betekent uiteraard bochten, en die krijgen we vandaag wel af en toe voor onze wielen, maar eigenlijk heb ik de verkeerde weg gekozen, blijkt.
We stoppen in Figeac, waar we een hotelletje zoeken waar we ooit terecht kwamen. Het is in andere handen overgegaan maar bestaat nog wel.
We hebben nog ruim de tijd om Figeac te kunnen verkennen.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Woensdag 5 september 2007
Uiteraard is het ontbijt in huize California lekker, inclusief de speciaal voor Ernst gehaalde ham.
Bovendien, als je temidden van duidelijk door een lid van de familie California zelf geschilderde schilderijen zit, in een eetzaal in de kleuren paars en geel met toefjes oranje en rood en groen en blauw, ondermeer, dan smaakt echt alles lekker.
Waarschijnlijk sta ik hier uit te leggen wat er zo mooi is aan de ontbijtkamer: ik praat nogal met mijn handen ;-)
Merk de piano op, met bladmuziek: daar wordt duidelijk regelmatig op gespeeld. Dit hotel is echt de verlengde huiskamer van de familie.
Onderweg, naar de garage van het hotel, zien we dat het gevoel dat ik gisteravond had, dat veel automobilisten in Vichy nogal onaangenaam reden, misschien wel een grond van waarheid heeft ;-),
De paaltjes zijn er kennelijk ook op berekend.
De motoren staan er uiteraard nog.
Helm op (regenspullen aan tegen de kou): klaar voor vertrek.
Tenslotte nog even een portret van de man die ons gisteravond zo uitermate gastvrij binnen liet: meneer California van Hotel California.
(zo heet hij natuurlijk niet, maar het past wel bij hem)
We rijden de stad uit, in de richting van Clermont-Ferrand.
We komen dan terecht op de D1093, die vooral in de buurt van Randan mooi is. Je rijdt daar door een uitgestrekt bos.
In Randan slaan we rechtsaf, de D210 op, om niet in Clermont Ferrand uit te komen maar er westelijk omheen te rijden.
We krijgen dan in de verte al vaag de Puys te zien, de vulkanen van het Parc regional des Vulcans.
Hier zijn we in Thuret, waar we, zoals je ziet, rechtsaf slaan (de D211 op).
Thuret heeft een mooi kerkje, de Saint Martin de Thuret, uit de twaalfde eeuw.
Het is een kerk met een Zwarte Madonna (ik ken er ook eentje in Guadalupe in Spanje bijvoorbeeld), wat ik intrigerend vind.
Hier zijn we voorbij Sardon, en de toppen van de vulkanen zijn duidelijk al een stuk dichterbij gekomen.
We rijden door Riom, langs een eindeloze rij meubelbouloevards zoals je in Frankrijk zo vaak ziet aan de randen van grotere steden.
Maar als we ze achter ons hebben gelaten zitten we echt in de Auvergne.
Het is hier koud: er is geen wolkje in de lucht, maar de fleeces moeten aan.
Precies op het moment dat we het Parc des Volcans binnenrijden, zien we rechts van de weg, wat hoger, een kasteel liggen. Het is het Chateau de Tournoël. de naam betekent zoiets als "torentje".
Er staat hier waarschijnlijk al sinds de elfde eeuw een kasteel. Wat je ziet is ook echt Middeleeuws.
De D986 verandert even in een snelwegachtige weg, als we een boog om Volvic maken (dat trouwens een erg Asterix-achtige naam heeft).
Dat valt helaas niet altijd meer te vermijden in Frankrijk.
Nou ja, dan meer even opschieten dus.
Even later klimmen we onze eerste col op, tijdens deze vakantie, de Col de la Nugère.
Het is geen col met haarspelden, en hij is slechts 875 meter hoog, maar het blijft een col!
In Saint Ours komen we langs dit benzinestation met bijbehorende brommer- en scooterwinkel.
Veel off-the-roadjes hier: daar is het hier dan ook een prima omgeving voor.
Hier zijn we in Pontgibaud aangekomen, waar we de D986 nemen.
Ondanks het feit dat je hier in het gebied van de vulkanen zit, in Auvergne, rij je toch voornamelijk rechtuit: de Puys liggen ver buiten ons bereik aantrekkelijk te wezen.
Veel huizen hier zijn gebouwd van bijna zwarte lavasteen. Samen met de kou en de bochten die voornamelijk afwezig blijven zorgt dat voor een tamelijk sombere omgeving.
Maar af en toe is het beter. Hier, in Laqueuille hebben we in het stadje zelf heerlijke bochtjes.
En ook als we het stadje uit zijn is de weg erg aantrekkelijk.
We zijn inmiddels op de D922 terecht gekomen, en de weg wordt steeds mooier.
We komen hier dan ook voor het eerste medemotorrijders tegen.
Als de D922 weer in een lange saaie rechte weg is veranderd, en we de kou weer beginnen te voelen, dient zich een simpel café'tje aan, langs de weg, met wat plastic stoeltjes buiten.
We eten daar de lekkerste omeletten van de hele vakantie (echt helemaal perfect, net niet te zacht), met water en brood er bij. Dat brood was meteen ook het lekkerste brood van de hele vakantie, met een super smakelijke korst.
Dit is de plek.
Ik heb helaas de naam niet opgeschreven. Het bestaat ook niet meer, helaas; het was in Veillac.
Maar het was de ideale onderbreking!
En als we weer opstappen zijn er echte bochten!
We dalen in enorme haarspelden af naar Bort les Orgues.
Als we in Bort les Orgues stoppen om te tanken worden we bediend bij de pomp.
Nergens voor nodig natuurlijk, maar het geeft zo'n nostalgisch gevoel.
Er was een tijd dat mensenwerk betaald werd. Steeds meer wordt door machines gedaan, of doe je zelf. En dat is eigenlijk jammer.
In Bort les Orgues staat een huis dat als naam "Auvergne" heeft.
Dat is een beetje alsof wij ons huis "Limburg" zouden noemen.
De weg wordt weer recht.
Ernst maakt een foto van de Mulhacen van opzij. Het is een prachtig motortje!
Extra leuk is het natuurlijk dat *als* er dan eens een bocht is, er een motorrijder staat te wachten op de weg op te draaien.
En de weg mag over het algemeen saai zijn, soms ligt hij er wel erg mooi bij.
De koeien zijn hier niet meer wit, zoals in de Bourgogne, maar fluweelbruin, met lange gebogen hoorns. Ze doen zich tegoed aan erg sappig gras: het is groen hier (wat inhoudt dat het des te mooier is dat het niet regent).
Het is zeker geen onaangename weg, maar wel vrij saai. Saaier vooral dan ik me van te voren had voorgesteld (dat is altijd gevaarlijk, als je van te voren op de kaart het idee krijgt dat er een hele mooie spannende route op je ligt te wachten).
Af en toe is er een stadje, zoals hier Saint Martin Valmeroux.
Op een gegeven moment heb ik genoeg van de D922, die we al eindeloos lang rijden. Ik sla rechtsaf, volkomen willekeurig, de D42 op.
Het is een heerlijk smal weggetje. Wat is dat een verademing na al die tijd!
Als we een korte pauze houden om aan elkaar te vertellen dat het zo heerlijk is om weer op een smal weggetje te rijden ontdek ik een rups op de manchet van m'n handschoen.
Het is, heb ik uitgezocht, de rups van de Witlakvlinder. Een heel bijzondere rups!
De D42 is een verademing. Een prachtige weg, waarbij je zelf deel van het landschap wordt, in plaats van dat je het gevoel hebt dat je over een weg rijdt met uitzicht op een prentbriefkaart.
Op dit soort wegen hebben koeien voorrang, uiteraard!
De D42 komt uit op de D6, en ook dat blijkt een heerlijk weggetje te zijn.
Als je van de Auvergne wilt genieten zijn dit het soort weggetjes dat je moet opzoeken.
De D6 is een heel smal weggetje dat door een bos voert, met berken en eiken, langs een riviertje.
Er groeit paars groeiende heide, en het weggetje ligt vol grind in de bochten. Ernst kan de R3B nog net houden in zo'n bocht, en ik heb met de Mulhacen nergens last van. :-)
We draaien linksaf de D43 op (dat hadden we niet hoeven te doen, zie ik achteraf: we hadden gewoon de D6 kunnen blijven volgen), en komen in Saint Cernin.
Saint Cernin heeft een Romaanse kerk die we nog net achter de huizen kunnen zien staan.
Van dichtbij schijnt hij nog allerlei mooie details te hebben, zoals figuren onder de steunberen. Dat hebben we uiteraard niet gezien.
Hier rijden we door het stadje.
In Saint Cernin komen we weer op de D922 terecht.
Via de D922 komen we in Aurillac terecht.
De straat is er opgebroken, en ik merk dat door de glibberige blubber rijden geen enkel probleem is voor de Mulhacen
Vanuit Aurillac volgen we de N122, die vooral het eerste stuk erg mooi is.
Ook hier in Sansac de Marmiesse staat dit kerkje.
De vier open gaten die je ziet zijn voor de klokken.
Een mooi detail onderweg vind ik deze Suze reclame. Als ik me niet vergis is het een gentiaanlikeur, iets dat ik met de boekjes van commissaris Maigret associeer, van Simenon.
Ik herinner het me van lang geleden, in Parijs. Deze reclame ziet er uit alsof hij uit diezelfde tijd stamt.
Voorbij Maurs wordt de D122 opnieuw mooi bochtig.
Maar over het geheel genomen: de volgende keer kies ik een andere weg dan de N122/D922 door dit deel van Frankrijk!
We rijden Figeac binnen.
We zijn daar ooit midden in de winter aangekomen, koud en hongerig, op zoek naar een plekje om te slapen, en kwamen toen terecht bij een hotelletje boven een café aan een marktplein, twee kamers per verdieping.
De cafébazin vond het toen zo jammer dat we de volgende ochtend weer zouden vertrekken dat ze ons nog snel even op sleeptouw door Figeac heeft genomen, en we moesten beloven dat we nog een keertje uitgebreider zouden gaan kijken.
Bij deze dus.
We zijn uiteraard op zoek naar datzelfde pleintje met datzelfde café en datzelfde hotelletje. In de Lonely Planet staat een hotelletje boven een café aan een pleintje, maar dat blijkt het verkeerde pleintje te zijn, met een soort would-be-yuppen-café.
Het goeie café ligt aan het plein waar ook de markt wordt gehouden, met een overkapping, en heette Au Tout Court (ik zie dat daar nu Restaurant La Pyramide zit, nog steeds met hotel).
Figeac is een Middeleeuws stadje met hoge huizen (zo'n 5 à 6 verdiepingen hoog), met bovenin vakwerk, waarvan het allerbovenste stukje open is, zodat daar een overdekt terras ontstaat onder de zolderbalken.
Ook het pand waar het café in is gevestigd is zo'n huis, en de enige "kamer" die nog over is, beslaat de gehele bovenste verdieping, met daarboven nog een zolder: 8 trappen beklimmen voor je voor je voordeur staat.
Een woonkamer, keuken, en een paar slaapkamers, voor 25 euro. Als je met een groep motorrijders in Figeac bent is dit *the* place to be... (*was* dit the place to be dus, hoewel het hotel nog steeds goedkoop is).
Zo te zien is dit het woonhuis van de vorige café-eigenaars. Je moet wel genoegen nemen met zaken als een losse wc-bril, een balkon-vloertje dat er uitziet alsof je er onmiddellijk doorheenzakt, een bed met veren die hun werk al sinds jaar en dag niet meer aankunnen en dergelijke.
Nadat we de bagage naar boven hebben gebracht en op ons balkon het prachtige uitzicht over het marktpleintje hebben bekeken brengen we de motoren naar de garage van de café-eigenaar, twee straten verderop.
We worden gevolgd door een jongetje dat zijn moeder mee trekt achter ons aan, en als hij om een hoekje de garage binnen mag gluren is hij op en top gelukkig.
Hier nog eens het bewijs dat dit niet een garage is voor hotelgasten, maar gewoon de garage van de eigenaar van het hotel ;-)
Heel vaak, als je vraagt waar je de motoren het beste kunt neerzetten, wordt er zoiets voor je geregeld. Prachtig!
Het dak dat je hier aan de onderkant ziet is de overkapping van de markt.
Bij de huizen zie je goed dat de bovenkant deels van vakwerk is, en deels open.
Je ziet dat soort huizen overal in Figeac. Ik vind ze prachtig!
Aan de achterkant van onze kamer hebben we uitzicht op deze buitentrap.
Dit is ons hotel van de voorkant.
Je ziet hier mooi die bovenkant die half vakwerk is, half open. Onze kamer zit achter dat open gedeelte, en we hebben ook de zolder erbij.
Hotel Bar PMU is de naam van de plek zoals we hem die winter vonden. Het heet nu anders, maar volgens mij staan deze letters nog steeds op hun plek.
Dan gaan we op het marktplein een glas wijn drinken op het terras van "ons" café'
Er zit nu een andere eigenaar dan die we die vorige keer in de winter troffen. Deze is te herkennen aan een eeuwig aan zijn lippen bungelende sigaret, en een houding alsof er weinig in het leven is wat er toe doet, en in dat licht bezien is zo'n losse wc-bril inderdaad een zaak van geen belang.
We maken een wandeling door Figeac.
Aan deze winkel, met olijfolie, noten, kruiden en pepertjes, kun je zien dat hier van goed eten wordt gehouden.
Een erg mooi detail vond ik dit tegeltableau, dat Middeleeuws Figeac voorstelt.
Er valt van alles te bekijken in Figeac.
Aan alles is ook te zien dat Figeac (terecht) veel toeristen trekt: overal zijn winkels met lokale specialiteiten, "artisan" brood, enzovoort.
Hier zie je een mooi voorbeeld van een huis waarvan de eerste twee verdiepingen van natuursteen zijn, en de bovenste van vakwerk (waarvan een gedeelte open is).
Veel huizen in Figeac zijn mooi opgeknapt, of worden op dit moment gerestaureerd. Bijna allemaal zoals de Fransen dat zo goed kunnen: zonder kunstmatig te worden.
De huizen zijn van zandkleurige steen, en ook het vakwerk is in leemkleuren.
De oude binnenstad van Figeac ligt langs een rivier, de Celé.
Het gebouw aan de overkant is trouwens een hotel: les Bains.
Het is er erg mooi, in het avondlicht!
Als je naar de straatnaambordjes kijkt in Figeac, en je bent op weg naar Spanje, dan gaat je hart sneller kloppen: het lijkt wel of je er al bent.
De onderste bordjes zijn in een andere taal, en die doet sterk denken aan het Catalaans (en vergeet in Spanje nooit dat Catalaans een andere taal is dan het Castiliaans, oftewel Spaans).
Die onderste bordjes zijn in het Occitaans, dat hier in de Cantal, waar Figeac deel van uit maakt, veel werd gesproken.
Het Catalaans is nauw verwant aan het Occitaans. Het klopt dus dat het er zo aan doet denken.
Wat verder natuurlijk opvalt, is dat de Occitaanse naam (Straat van de Goede Handen) totaal anders is dan de Franse naam.
Het huis dat je hier ziet laat achter z'n gevel teksten zien in allerlei letters. Dit is een verwijzing is naar de steen van Rosetta (zie verderop), die er voor heeft gezorgd dat een aantal soorten schrift, die daarvoor niet ontcijferd konden worden, hun geheim hebben prijsgegeven.
Het gebouw is het Musée Champollion, gewijd aan de schriftsystemen van de wereld.
Als je hier zelf rondloopt in Figeac zul je het met me eens zijn: je kunt geen genoeg krijgen van die huizen hier!
Ook hier zien we weer een verwijzing naar Spanje, in de Moorse bogen in de gevel van het huis aan de linkerkant.
Tijdens onze wandeling door het stadje stuiten we op de steen van Rosetta, die ontcijferd is door Jean François Champollion, die in Figrac is geboren (vandaar dat het museum over de schriften van de wereld het Musée de Champollion heet).
Er ligt, ter herinnering, een kopie van op de grond op een pleintje dat verder bevolkt wordt door een grote hoeveelheid katten, die er van houden op die steen fotogeniek te zitten.
Er is een tekst te zien in het Grieks, in het Arabisch en in het Egyptische spijkerschrift (deze steen was de sleutel waarmee het spijkerschrift uiteindelijk is ontcijferd).
De tekst gaat over alle goede werken die de Egyptische farao uit die tijd zou hebben gedaan.
We zien op meer plekken een trappenhuis aan de buitenkant, zoals achter onze kamer.
Deze heeft een eigen zoldering en dak, als een torentje.
Bij de pizzeria die we eerst hadden uitgekozen om te gaan eten was het zo druk dat we na een kwartier nog steeds geen kaart hadden gekregen,
En zo kwamen we bij een klein restaurantje met een energieke waitress, waar nog precies één tafeltje vrij was.
We kregen heerlijk eten en we hadden er een heerlijke wijn bij, en we hoefden niet op de motor te stappen.
Dit was het restaurant. Het bestaat nu niet meer: er zit nu een ander restaurant in (Le Grain de Sel).
Het zat in een zijstraat van het marktplein waar ons hotel aan lag, dus we konden heel gemakkelijk thuis komen ;-)