Utiel - Teruel
Vanuit Utiel rijden we weer de Sierra de Utiel in, en als we afdalen komen we bij een groot stuwmeer met spookachtige industriële gebouwen: het Embalse de Benagaber.
We lunchen in Tuejar dat even verderop ligt.
We blijven door bergachtig gebied rijden, via prachtige weggetjes.
Vanuit Ademuz nemen we de N330 en die blijkt tot aan Teruel een prachtweg te zijn, zowel wat bochten betreft als wat betreft het landschap.
In Teruel vinden we een hotel en verkennen de stad. Het is de stad van de Mudejar: de bouwstijl van de Moslims, erg mooi.
Tijdens ons avondeten op een plein met uitzicht komen er ontelbare Ooievaars aanvliegen, die op de daken van Teruel neerstrijken.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Maandag 17 september 2007
We ontbijten in dezelfde zaal als waar we gisteravond aten; deze keer helemaal alleen: het gezelschap bestond waarschijnlijk voornamelijk uit mensen uit het stadje zelf.
Dit is onze kamer in Hotel el Tollo, terwijl we bezig zijn in te pakken.
Dan rijden een stukje terug over de weg die we gisteren gebruikten om hier te komen: de CV-390.
Dat eerste stuk, tot het punt waar we op deze weg uit kwamen, is recht.
Maar wanneer we het punt voorbij zijn waar de CV-301 uit komt op de CV-390 beginnen we te klimmen, de bergen in.
Dit is de Sierra de Utiel.
We rijden via een bochtige, hobbelige weg door een landschap met olijven, wijgaarden en bos.
Hout is duidelijk ook belangrijk hier. Je kunt hier natuurlijk gemakkelijk op hout stoken voor verwarming in de winter, en voor koken het hele jaar door.
Dan begint de weg sterk te dalen, en als er even geen bomen staan zien we een groot stuwmeer beneden ons liggen, het Embalse (Spaans) of het Pantano (Catalaans) de Benageber.
We komen eerst nog op het terrein van een vakantiedorp terecht omdat niet duidelijk was welke van de twee wegen op een splitsing de doorgaande weg was.
Dat vakantiedorp komt ons bekend voor: we zijn hier eerder geweest (op de terugweg van Cabo de Gata).
Een volgende keer moeten we maar eens kijken of je daar ook kunt eten en slapen: je hebt dan een grandioos uitzicht.
P.S. Dat zit er voor ons niet in: het is een soort jeugdherberg waar je de nacht doorbrengt in grote slaapzalen .
Dan krijgen we vreemde, vervallen industriële gebouwen te zien, ter hoogte van de dam. Ook die herinneren we ons van een vorige keer.
Het zijn grijze en okerkleurige gebouwen, tegen de rotsen aangeplakt, waar een vreemd soort dreiging van uitgaat, mede doordat er geen sterveling te zien is, alsof het resten zijn van een nucleaire ramp.
Het is een prachtlocatie voor een film!
De weg loopt door een tunneltje door zo'n gebouw, maar wij rijden er omheen.
Midden op de dam, waar we overheen rijden, een monument: el Generalissimo, oftewel Franco, is verantwoordelijk voor de dam en de fabriekachtige gebouwen.
Het Pantano de Benageber heet hier dan ook het Pantano del Generalissimo.
Het geheel is hier tussen 1945 en 1955 gebouwd, volgens het opschrift.
Aan de overkant van de dam rij je door een tunnetje, en dan rij je via haarspelden omhoog, met steeds weer uitzicht op het stuwmeer met die vreemde gebouwen.
Steeds weer kun je tussen de bomen door glimpen opvangen van die gebouwen en van dat meer.
Je zou er bijna door vergeten hoe mooi het weggetje is waarmee je omhoog klimt.
Bovenaan koem we een bordje tegen dat vertelt hoe het hier heet: Alto de Mataparta, 850 meter hoog.
De weg naar beneden toe voert door woest gebied.
We dalen steeds verder af, en zien tenslotte Tuejar in de verte liggen.
Als we dichterbij komen zien we een lopende man.
In Spanje zie je dat nog steeds vaak: op kilometers afstand van een stadje of dorp lopen mensen op de weg.
Ik neem aan dat deze man op weg is naar een akker of iets dergelijks, kilometers uit z'n stad. Ik ken geen land in Europa waar zo veel wordt gelopen als Spanje.
We rijden Tuejar binnen, dat tegen een heuvel ligt, en rijden omhoog.
Je komt dan vanzelf op de Plaza Mayor, waar we twee bars zien.
Bij één bar staat buiten een kooi met een papegaai die Spaans spreekt.
Die bar kiezen we.
We drinken koffie, en genieten van het leven hier.
Dit is de bar van buiten. Er is ook een restaurant.
Het is geen terrasweer vandaag, helaas.
Aan het Plaza Mayor ligt ook de kerk van Tuejar, de Nuestra Señora de los Angeles.
Het is een zeventiende-eeuwse kerk, uit de Barok, en je ziet hoe mooi sober de Barok in Spanje is.
Wanneer we Tuejar uitrijden komen we nog langs Hotel Alvarez, waar we tijdens die vorige reis hebben overnacht. We waren de enige gasten toen, en het was bijzonder aangenaam.
Het is nu nog veel te vroeg voor een slaapplaats.
Als we Tuejar uit zijn zien we nu eens niet iemand te voet, maar op een brommertje ;-)
We rijden nu op de CV-35 naar het westen, en die weg is echt prachtig.
We passeren de Alto de Montalbana
De weg buigt af naar het noorden, en op een gegeven moment rij je dan naar beneden, en zie je voor je een vlakte met aan de overkant weer bergen.
Het stadje dat je in de verte ziet, met z'n witte huizen, is Titaguas.
De vlakte is niet geheel vlak, maar we rijden wel weer tussen de wijngaarden door.
Hier is een herder met z'n schapen aan de rand van zo'n wijngaard. Blijkbaar houden schapen niet van druiven.
Bij Titaguas slaan we rechtsaf, en we volgen dan een stukje van de route van de heenweg.
We slaan het weggetje in naar Campo de Abajo om een mooi uitzicht te hebben op Alpuente in de verte, en dan kom je door een gehucht dat op de kaart La Carrasca heet.
Daar rijden we langs de Ermita de la Madre Sacramento, een kapelletje uit 1936.
In Campo de Abajo is een klein pleintje, met kraan, die gewijd is aan San Isidoro.
Tussen Campo de Abaja en El Carrasca stoppen we, en daar kunnen we inderdaad Alpuente prachtig zien liggen.
Het ligt bijna onneembaar in een kommetje op een berg.
We draaien weer de CV-345 op, en rijden in de richting van Alpuente.
Dit is een weggetje langs gekleurde rotsformaties, en een paar dode bomen...
De CV-345 kronkelt om een bergmassief dat we links van ons houden.
Dat levert echt erg mooie vergezichten op.
Alpuente heet ons welkom met een enorm tegeltableau: Bienvenidos a Alpuente.
In deze straat zie je mooi hoe Alpuente zit ingeklemd in een kom in de berg: aan de linkerkant rijst de rotswand recht omhoog.
Net buiten Alpuente zien we weer het Acueducto Los Arcos, h een aquaduct uit de 16de eeuw.
Bij Obispo de Hernandez rijden we per ongeluk rechtsaf in plaats van links aan te houden, en zo komen we terecht in La Yesa.
Je ziet in Spanje nog steeds af en toe mensen met een ezel of een muilezel. Terecht: geen benzine nodig!
Wanneer je net iemand met een muilezel hebt gezien is het des te absurder om even later, bij de uitgang van het dorp, twee vrachtwagens te zien die samen te breed zijn voor de smalle weg, en iemands erf nodig hebben om zich langs elkaar te wurmen.
Het zijn vrachtwagens van wegverkeer. Deze weg zal worden vebreed.
We rijden La Yesa door. De verkeerde kant uit dus zonder het in de gaten te hebben.
Dat is geen probleem, zoals je hier ziet: we rijden op een erg mooi weggetje.
Het wordt nog mooier.
We rijden een soort kloof in.
Maar tenslotte krijgen we het dan toch in de gaten, en keren om.
We rijden nu op de CV-350.
Onderweg zien we deze Slangenarend in een boom.
Hij heeft de veren van z'n kop opgezet.
Heel af en toe is er een klein dorp langs deze weg, zoals El Collado hier.
Even buiten dat dorp zien we deze witte stenen in de grond, zeer regelmatig, hagelwit, allemaal precies dezelfde.
Ik begrijp niet goed wat het is. Je zou zeggen een begraafplaats, maar dat zou dan van mensen moeten zijn die op precies hetzelfde tijdstip gestorven zijn, en voor wie door dezelfde mensen een steen is aangeschaft.
In Losilla de Aras slaan we rechtsaf, de CV-636 op.
Niet veel later rijden wer via een serie haarspelden steil naar beneden.
Op deze foto kun je mooi zien hoe snel de weg daalt.
We rijden de kloof in die de Rio de Arcos hier heeft gevormd.
Na een bruggetje over die rivier is er een plek waar we de motoren kwijt kunnen om even pauze te houden.
Ver boven ons, net boven de hoge rotswanden, zien we een paar Kraai-achtige vogels. Het worden er steeds meer, en ze maken een melodieus geluid: Alpenkraaien.
De weg omhoog is minder steil: hier zijn geen haarspelden, maar wel erg mooie bochten.
De weg blijft klimmen, en tussen het groen zien we steeds meer van de oranjerode rotsen.
We klimmen door dit oranjerode landschap en komen bij een paar huizen.
Dit gehucht heeft een naam: Hoya de la Carrasca. Carrasca betekent steeneik.
Ook na Hoya de la Carrasca blijft de weg klimmen.
De oranjerode rotsen maken plaats voor afgeornde grijs-gele rotsen.
De rotsen van Spanje, ik zal er nooit genoeg van krijgen.
Dit weggetje, de CV-636, is een aanrader. Een prachtig landschap, en prachtige bochten.
Je komt pas weer in de echt bewoonde wereld (ik tel Hoya de la Carrasca dan even niet mee) als je Puebla de San Miguel in het zicht krijgt.
We zijn dan de Rincon de Ademuz binnengereden.
In de volgende bocht staat dit gebouwtje, de Ermita de la Purissima.
Purisima betekent puurste, zuiverste: het kapelletje is uiteraard gewijd aan de onbevlekte Maria.
We zetten de motoren even neer om er een kijkje te nemen.
Er staat een beeld, getiteld Labrador (boer). Er onder staat: Marcelo Gustavi Visentini Argentina. Stelt het een zekere Marcelo Gustavo Visentini uit Argentinië voor?
Het beeld maakt deel uit van het Parque Escultorico van de Rincon de Ademuz. Op allerlei plekken in deze streek staan beelden langs de weg.
Het vreemde is dat ik er wel een aantal artikelen over heb gevonden, maar er is geen website voor het beeldenpark zelf, en er zijn on-line ook geen routes te vinden die je kunt volgen om alle beelden te zien.
Ik neem aan dat de tourist information van Ademuz wel informatie heeft, maar het is een gemiste kans, want het is een erg leuk idee, een "beeldenpark" verspreid over een hele streek, met de beelden "in het wild", en dan nergens informatie.
De ermita zelf vind ik prachtig. Simpel en harmonieus, elegant en boers tegelijk.
Hij is van rond 1700, dat is het enige dat er er van weet.
Aan de zijkant van de ermita staan een aantal witte zuilen met een voorstelling er op.
Je ziet dan, in de vorm van een soort stripverhaal, de lijdensweg van Jezus naar Golgotha, waar hij z'n kruis moet dragen en een doornenkrans op z'n hoofd krijgt.
Hier zie je zo'n voorstelling in detail. Ze zijn - uiteraard - in de vorm van tegeltableau's.
Deze is opgedragen aan (Recuerdo: ter herinnering aan) een aantal mensen.
In Puebla de San Miguel slaan we rechtsaf.
Terugkijkend zien we het mooi liggen, met de toren van de Iglesia de San Miguel, uit de 17de eeuw, er boven uit stekend.
Even verderop staat nog een ermita, de Ermita de San Roque.
Hij is in slechtere staat dan die van de Purisima. Je kunt hier mooi zien dat de bovenkant van vakwerk is: het houten skelet zit er nog.
De weg daalt, en op een gegeven moment zien we de "vlakte" in de verte.
Die vlakte is bepaald niet vlak...
Linksaf is een "Camino Forestal", een weg voor de bosbouw, naar Ademuz. Dat weggetje slaan we in.
Het weggetje is verboden voor verkeer van meer dan 12 ton, de maximum snelheid is er 40 km/u, het is steil, en het is bochtig over het gehele traject (todo el tramo).
Dat zijn de soort weggetjes die ideaal zijn voor de Mulhacen.
Wat die ronde borden met 30 en 9 betekenen, terwijl er ook al een bord staat met de maximum snelheid 40: ik weet het niet.
Het is een smal weggetje, door een landschap met veel stapelmuurtjes en boomgaarden van sinaasappelen, perziken, olijven, en wijgaarden. Hier zijn het olijven
Je moet hier wel goed op het wegdek letten: wat dat betreft hebben al die waarschuwingsborden wel gelijk.
We dalen heel langzaam af, naar Val de la Sabina.
Daarna klimmen we weer een beetje omhoog via dit wonderschone weggetje. We rijden onder de N330 door, en rijden dan Ademuz binnen, waar de Turia stroomt, dezelfde rivier die in Valencia is omgelegd.
We moeten eigenlijk rechtsaf, maar rijden eerst linksaf Ademuz binnen, om even het stadje te bekijken.
Ademuz is tegen een heuvel opgebouwd: we rijden zia hele smalle straatjes naar boven.
Daar helemaal bovenaan staat een kerkje, de Iglesia de San Pedro y San Pablo.
Het is een 17de-eeuwse kerk, uit de Barok (de kerk die deze kerk vervangt was tijdens een aardbeving verwoest).
Ook de Plaza Mayor ligt bovenin het stadje. Als je daar bent kun je alleen nog maar terug, via één route tenzij je met je motor trappen wilt gebruiken).
Op de kat na is er hier geen sterveling te bekennen.
Onderweg in Ademuz vingen we nog een glimp op van weer een ermita: de Ermita de nuestra señora de Huerta.
Deze ermita is van de 14de eeuw.
Vanuit Ademuz nemen we een grote weg, de N330.
Dat is een prachtige weg. Het begint al met de bochten: je rijdt hier in grote zwiepers, doordat de weg de loop van de rivier de Turia volgt (die loopt rechts van ons).
En verder zijn er de rotsen. We rijden vlak langs de Montes Universales, links van ons, en die bieden prachtig rood-oranje gekleurde rotsen langs de weg.
Onderweg, in het niets, rijden we langs een bar, Bar Pegaso. Binnen zitten, aan de motoren te zien, twee Engelse motorrijders te eten. Helaas was er geen Pegaso bij.
In deze bar kun je, vertelt dit artikel, specialiteiten eten van deze streek.
Wie ooit in het zuidwesten van de Verenigde Staten in geweest, in Bryce en Zion, zal dit soort rotsen herkennen.
Ik ken geen andere plaatsen in Europa waar je dat kunt zien.
De weg is redelijk leeg, maar af en toe kom je een vrachtwagen tegen, zoals hier.
We rijden de provinciegrens over: we zijn nu in Aragon.
Hier, in Libros, komen er twee vrachtwagens tegelijkertijd aan. Het past precies.
Ook in Aragon rijden we door dat landschap van rotsen die je aan een western doen denken.
We rijden Villel binnen.
Hoog bove Villel steken de resten uit van een kasteel: het Castillo de Villel.
Het kasteel is gebouwd door de Moslims, en is een paar keer heen en weer in handen geweest van de Moslims en de katholieken van de Reconquista (El Cid heeft er nog een poos gezeten).
Even verderop staat langs de weg een kapelletje: de Ermita del Carmen, gebouwd door iemand die de loterij gewonnen heeft.
De rotsen zijn niet alleen maar oranjerood. Er zijn ook witte lagen, en gelige, en grijze, en paarsrode.
Ik denk dat het komt doordat de rotsen vol mineralen zitten.
Af en toe rij je door een soort ravijn. Dan torenen de rotsen hoog boven je uit.
Rechts ligt de rivier die dit allemaal heeft uitgesleten: de Turia.
Hier zie je goed hoe de rotsen hier aan het wilde westen doen denken.
Het zijn de randen van tafelbergen, met de gekleurde lagen in die rotsen goed zichtbaar.
Dit zijn van die rotsen waar bovenop een Indiaan staat...
Hier rijden we veel dichterbij dat soort tafelbergen.
Hier zijn de grijs of wit, en je ziet dat een Indiaan veel minder zichtbaar zou zijn dan je in die westerns zou denken ;-)
En dan zien we, hoog, op een heuvel, Teruel liggen, ons doel voor vandaag.
We slaan rechtsaf, en steken daarmee de Turia over, en het spoor dat langs Teruel loopt.
Je rijdt dan rechtdoor omhoog, en komt uit op een plein dat aan de rechterkant (hier niet zichtbaar) een weids uitzicht heeft, de Paseo Ovalo. Het ligt boven het centraal station.
Rechts, achter het bord naar de VVV, zie je nog net een stukje van een toren in baksteen met versieringen van geglasuurde bakstenen (in wit en groen).
De toren dateert uit het begin van de 20ste eeuw, en is geïnspieerd op een stijl die Mudejar heet: hij is NeoMudejar.
Teruel is een stad van Mudejar. Die Mudejar gebouwen zijn van tussen de 12de en de 16de eeuw, en ze werden gebouwd door Moorse (Moslim) bouwmeesters, die deze stijl beheersten. Ze werden gebouwd in een tijd waarin Moslims, Joden en Christenen relatief vredig samenleefden. Toledo bloeide ook in die tijd .
Teruel staat daarom op de werelderfgoedlijst, als een van de belangrijkste plaatsen van de Mudejar in Aragon.
We rijden de stad in, op zoek naar een hotel.
Hier rijden we achter de bus aan, via stijgende straten.
In de hitte rijden we de stad een aantal keer door. Er zijn nogal wat hotels en hostals, maar sommige zien er erg duur uit, sommige zijn dicht, en er is er eentje vol.
Tenslotte vinden we er eentje die nog maar één kamer heeft, Hotel El Mudayyan.
Het is een erg mooi hotel (met in totaal maar 8 kamers), de kamers zijn erg mooi ingericht, er is air-conditioning (na die ritjes door de stad, in de hitte, en het sjouwen van de bagage, is dat erg aangenaam), en de mensen van het hotel zijn erg aardig. Erg aanbevolen.
Er is alleen geen garage, maar dat is geen probleem in Spanje, voor ons. De kans dat je motor hier wordt gestolen is vele malen kleiner dan bij ons in Nederland.
Hier op de achtergrond zie je een van de Mudejar torens van Teruel, de Torre El Salvador.
Deze toren is in de veertiende eeuw gebouwd, en hij is prachtig.
We zetten de motoren aan de voor- en achterkant aan elkaar vast met kettingsloten.
Op deze manier zijn we er toch wel helemaal zeker van dat ze zullen blijven staan.
Ons hotel zit in de Calle Nueva.
Even verderop in die straat staat een Modernista huis (Teruel heeft naast veel Mudejar ook veel Modernista gebouwen): Casa Ferran.
De architect is de Catalaanse Paul Monguio, en hij heeft dit huis in 1910 gebouwd.
Hier nog een keertje de Torre El Salvador in volle glorie (als je de Calle Nuevo de andere kant op kijkt).
Je ziet dat onze motoren tussen scooters en mede-motoren staan, op keurige motorparkeerplaatsen.
En dit is de bovenkant van de Torre El Salvador.
Het doet een beetje denken aan de gebouwen van de Amsterdamse School, maar deze komt uit de vroege Middeleeuwen.
We slenteren door de stad, en komen op de Plaza de San Juan, een plezierig, rechthoekig plein.
Daar staat dit gebouw, het Casino Turolense, in neomudejar.
Een Casino in Spanje is niet wat je zou denken dat het is: een casino is een herensociëteit (waar je als vrouw gelukkig ook terecht kunt: zo exclusief zijn ze niet).
Casino's zitten vaak in bijzondere gebouwen.
Dit Casino stelt z'n deuren open voor allerlei kunstmanifestaties.
De Catedral de Santa Maria is lastig in één oogopslag te bekijken. Er hoort een Mudejar toren bij die vanaf dit pleintje niet is te zien.
Links van de kathedraal is het Bisschoppelijk paleis, met arcaden boven, en een overstekende dakrand gesteund door balken, zoals je vaak ziet in Aragon.
Aan een andere kant van de kathedraal, aan de Plaza de Fray Anselmo, zit het Museo Provincial de Teruel.
Het zit in een prachtig gebouw, de Casa de la Comunidad, uit 1592.
Binnen zien we onder andere altaarstukken, beelden en schilderijen, en een claustro (kloostergang) met beelden van een 20-ste eeuwse beeldhouwer, met engelen met heel eigen gezichtsuitdrukkingen, waarvan ik nog een keer moet opzoeken wie het was.
Straatnaambordjes zijn vaak in de vorm van een tegeltableau, zoals hier.
Fray Anselmo Polanca was een monnik, geboren in 1881, die in de Spaanse Burgeroorlog is doodgeschoten, als gevangene.
In Teruel staan ook een aantal Modernista, of Art Nouveau huizen. Dit is er eentje van: Casa la Madrileña, gebouwd door Pablo Monguio, in 1912.
Het leuke vind ik dat de typisch Aragonese dakrand hier helemaal past bij de Art Nouveau van de balkonnetjes en de niervormige openingen aan de bovenkant
De naam die je onder aan het huis ziet, Garzaran, is de naam van de familie voor wie het destijds is gebouwd.
En dit is de Casa de Tejides (huis van het textiel), ook wel genoemd El Torico (het torentje).
Dit huis is ook door Pablo Monguio gebouwd, ook in 1912, en er zat oorspronkelijk een winkel in huishoudelijk textiel op de benedenverdieping.
Dit is het derde plein van waar we de kathedraal kunnen zien, de Plaza de la Catedral.
Hier kunnen we de toren in volle glorie zien, in Mudejar, uit 1257.
De bovenkant is van later datum. Je ziet hoe "modern" Mudejar aandoet: het is sober, elegant, en verre van saai.
Wanneer je op datzelfde plein een stukje opzij loopt, kun je alle gebouwen van de kathedraal zien. De Mudejar toren met latere toevoeging bovenop, en twee andere torens boven koepelachtige gebouwen.
De toren is een van de oudste Moorse torens van Spanje.
Binnen heeft de kathedraal een plafond van minutieus beschilderde houten balken.
Hier hangt een bord met een gedicht:
El Beso
Solo un beso yo te pido.
un beso, Isabel tan solo:
a cambio de tantas noches
pasadas en el insimnio.
de tantas dias de lucha
con sed, hambre y con agobio.
dias hechos con dureza
pensando en el alborozo
de volver y hallarte mia,
de darte el honor y el oro
que por ti sali a buscar
y no sirve ya, pues otro
al final de me llevo
el mas preciado tesoro.
Un beso, Isabel, un beso,
un beso a cambio de todo!
De kus.
Slechts een kus vraag ik. Alleen een kus, Isabel: in ruil voor vele slapeloze nachten, voor vele dagen van strijd tegen dorst, honger en onderdrukking, dagen in hardheid doorgebracht, denkend aan de vreugde terug te komen en jou de mijne te vinden, jou mijn eer en goud te geven die ik voor jou ben gaan zoeken, en die er uiteindelijk toe dienen dat het me uiteindelijk naar de meest kostbare schat heeft geleid. Een kus, Isabel, een kus, een kus in ruil voor iedereen!
Het duidt op Los Amantes de Teruel, die we morgen zullen bekijken.
Dit is het voormalige paleis van Pedro IV, dat in 1367 is veranderd in een klooster: het Convento de Santa Clara.
Het klooster staat op een pleintje, de Plaza Cristo Rey.
Op dat pleintje, tegenover het klooster, staat ook deze beeldengroep.
Een Maria met de dode Jezus op haar schoot en een priester die met z'n handen geheven staat.
Teruel a su Obispo Padre Polanco, staat er bij: Teruel voor z'n bisschop, Padre Polanco (van wie we even tevoren een straatnaambordje hebben gezien).
Tenslotte strijken we neer op een terras op het "balkon" van Teruel: een boulevardachtig iets met in plaats van de zee uitzicht naar het land om Teruel heen.
Het is de Paseo Ovalo, boven het station, met de neo-mudejar torentjes.
Ik zie een Ooievaar vliegen.
Dan verschijnen er meer Ooievaars, dan nog meer, en tenslotte zweven er heel veel Ooievaars boven de stad.
Ze komen naar beneden cirkelen, en strijken neer op de gebouwen van de stad.
Hier zie je ze op de Torre El Salvador.
Als je omhoog kijkt, zie je hele kleine stipjes: de Ooievaars komen van heel hoog in de lucht naar beneden.
Ze blijven maar komen. Steeds weer opnieuw komt er zo'n zwerm naar beneden als hier op de foto.
De kantelen van El Torre Salvador zijn bijzonder geliefd.
Ze zijn dan ook vrijwel direct allemaal bezet, en toch proberen er steeds weer nieuwe Ooievaars daar een plekje te bemachtigen.
Eentje presteert het zelfs om op een antenne te staan (of zou dat de bliksemafleider zijn?).
Ze blijven komen, de Ooievaars.
De Ooievaar op de bliksemafleider/antenne heeft het daar niet op volgehouden. Je moet stevig op je kanteel weten te staan om er niet afgejaagd te worden door een nieuwkomer.
We krijgen ze echt van vlakbij te zien.
Deze foto is zonder telelens oid genomen: ze vliegen nog net niet door ons haar, hebben we af en toe het gevoel.
Het is trektijd voor Ooievaars, en blijkbaar vinden ze net als wij Teruel een prima stad om even uit te rusten.
Ondertussen gaat tegenover ons de zon onder.
Het eten is heerlijk: we eten de especialidad de Teruel, die blijkt te bestaan uit ham en brood met tomaat, en we nemen dulce de Teruel, dat ijs met sinaasappelsap en whiskey blijkt te zijn.
Dat is een van de aangename kanten van het toerisme in Spanje: voor Spanjaarden is het eten een erg belangrijk onderdeel van een dagje of weekend of weekje op vakantie gaan, en elke streek, elke stad heeft z'n specialiteiten op dat gebied, om mensen te lokken.
In de schemering past deze versiering met vleermuizen extra mooi bij het uitzicht.
Alle terrassen hier raken vol: dit is voor iedereen de plezierigste plek om 's avonds te eten. Er dartelen kinderen rond, er wordt gegeten en gedronken, en vooral veel gepraat.
Andere mensen zijn aan het wandelen voor of na hun maaltijd, jongetjes proberen indruk te maken op meisjes, op hun brommers, en wat oudere jongetjes proberen hetzelfde in hun auto.
Als je hier, op het balkon van Teruel zit, 's avonds, onder de Ooievaars en tussen de mensen, dan hoef je je niet meer af te vragen wat Spanje nou tot zo'n heerlijk vakantieland maakt: dan voelt elke vezel in je lijf dat dit gewoon helemaal perfect is ;-)
Onderweg terug naar het hotel zien we in de etalages de specialiteiten van Teruel uitgestald.
Hammen horen er duidelijk ook bij...