Valencia
Vandaag zwerven we door Valencia.
Valencia is een stad met veel Jugendstil, en het mooist van alle Jugenstil-gebouwen is misschien wel de Mercado de Colon, een overdekte markt.
Er zijn ook veel oudere gebouwen, zoals het bijna extreme rococo paleis van de markies de Dos Aguas, waarin een keramiekmuseum is gevestigd (met veel heerlijke kitsch in keramiek).
De Turia, althans, de bedding waarin de rivier de Turia liep voor hij werd omgelegd, biedt een aaneenschakeling van parken.
We zien de Plaza de Redonda nu ook in werking, overdag, zien de kathedraal van binnen, en slenteren verder door Valencia.
s'Avonds eten we in El Palacio de la Bellota, el Catedral del Jamon.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Donderdag 13 september 2007
We ontbijten in een bar verderop, ook in het voetgangersgebied.
Het "desayuno popular" blijkt te bestaan uit een croissant met koffie, en gezien de prijs die daarvoor gevraagd wordt zitten we helaas in het dure gedeelte van Valencia, voor toeristen en ontbijtende en lunchende bankmedewerkers.
Er zijn nogal wat banken hier (ik ben benieuwd of de bars nog steeds zo duur zijn nu...).
Behalve uit een aantal vaste desayuno's kun je ook je eigen ontbijt samenstellen, uiteraard. Alles is uitgestald in de bar, op de plek waar je 's avonds de tapas ziet.
We lopen ronddwalend in de richting van de Carrer de Colon, die de scheiding vormt tussen de oude stad (de Ciutat Vella) waar ons hotel zich in bevindt, en de Eixample, de negentiende-eeuwse uitbreiding (die dezelfde naam heeft als de negentiende-eeuwse uitbreiding van Barcelona).
Een straat verderop in de Ciutat Vella, de Calle de Martinez-Cubells, is van dit prachtige straatnaambord voorzien.
Je ziet het hier al: Valencia is de stad van de Jugendstil.
De naam van de beeldhouwer staat er zelfs op (met een voor mij onbegrijpelijke afkorting: J. Btarios), en de werkplaats waar deze tegel is gemaakt: de Taller Cuñat.
We komen op het Plaza de Ayuntamiento terecht, waar behalve het Ayuntamiento (het stadhuis) ook dit gebouw van de Correos y Telegrafos zit, het postkantoor, uit 1915.
De Plaza de Ayuntamiento staat vol met dit soort gebouwen.
Vanuit de Plaza de Ayuntamiento slaan we de Calle Don Juan de Austria in.
De huizen langs die straat zijn hoog (5-8 verdiepingen), en vaak in Jugendstil.
Ook de straatlantarens zijn in Jugendstil.
Het baldakijn dat je hier ziet is van Hotel Reina Victoria.
De palmen die als straatbomen worden gebruikt geven de straat nog eens een extra feestelijk gevoel.
Let ook op de enorme aantallen motoren en scooters: met al die eenrichtingsverkeerstraten en het vaak heel drukke verkeer is een motor of een scooter hier erg in het voordeel.
Verderop in die straat staat het gebouw van El Banco de Valencia, uit 1942.
Je zou het neorococo kunnen noemen...
Het is een heel vreemd gebouw eigenlijk: de onderste verdieping lijkt niets te maken te hebben met de bovenkant.
Een van de zijstraten bij het gebouw van de Banco de Valencia is de Carrer del Poeta Querol.
Die poeta, dichter, is Vicent Wenceslau Querol i Campos, die leefde van 1837 tot 1889, in Valencia.
We steken de Calle Colon over. Daarmee loop je het oude stadscentrum uit, en kom je in de Eixample, een negentiende-eeuwse stadswijk, net als in Barcelona, van haaks op elkaar staande straten met een diagonale straat er doorheen.
Hier zijn dure winkels, met veel bont en chique designers.
Een paar blokken verder zien we waarvoor we zijn gekomen: de Mercado de Colon.
Dat is een overdekte markt in Jugendstil; ik vind het heel erg mooi.
De architect van de Mercado de Colon is Francisco Mora Berenguer, en het gebouw is van 1915.
Al aan de buitenkant staan bloemenkramen.
Zo'n bloemenkraam heeft de beschikking over afdakjes tegen de zon en de regen.
Zie ook de beschilderde pilaar: aan de kleinste details is hier gedacht.
Het leuke van dit gebouw vind ik ook het gebruik van baksteen. Daarmee heeft het weer links met de Mudejar-stijl uit de tijd van de Moslims (en doet het tegelijkertijd aan de Amsterdamse School denken).
Binnen zijn kramen met bloemen, en een paar bars, en er is een roltrap naar beneden.
Hier zie je dat het gebouw er ook van binnen prachtig uitziet. Het is heel licht door het gebruik van veel glas in het dak.
Beneden is een boeken- en muziekafdeling van El Corte Ingles (zeg maar de Spaanse Bijenkorf).
We vinden er Koken voor Dummies in het Spaans (Dummies Cocina), waarvoor we later terug gaan komen: leren koken en Spaans leren tegelijk, dat kan ik niet laten lopen.
Wat we eigenlijk ook hadden moeten kopen is deze gids, Comer en Carretera, Eten onderweg. De ondertitel, donde vale la pena parar 23000 kilometros, waar is het de moeite waard om te stoppen, over 23000 kilometers, zegt al wat dit is: een gids met adressen waar je lekker kunt eten onderweg in Spanje.
De meest geliefde manier van een dagje uit voor Spanjaarden is namelijk om ergens naar toe te rijden, een stuk te lopen, en dan te eten. Daarom vind je ook restaurants op de meest afgelegen plekken.
Ik zie trouwens dat je de eetgids nu ook als app kunt krijgen ;-).
Boven is het veel lichter, natuurlijk. De bloemenstallen doen het daar prachtig in deze setting.
Op deze foto, van een stukje van de gevel, zie je met hoe ongelofelijk veel detail alles is vormgegeven.
De schilderingen aan de bovenste rand zijn eigenlijk alleen maar in zoveel detail te bekijken wanneer je ee foto neemt en hem vergroot, want die rand zit heel hoog.
Het zwarte figuurtje helemaal bovenop is geen Aalscholver maar een (gebeeldhouwde) vleermuis.
De straatlantarens hier zijn - terecht natuurlijk - geheel in stijl.
We lopen weer terug naar de Ciutat Vella, en aan de rand daarvan liggen de Jardines Glorieta.
Daar staat deze indrukwekkende boom, met bovengrondse wortels.
Het is een Ficus macrophylla, die in het Nederlands vijgenboom schijnt te worden genoemd (hoewel hij niets met een Vijg te maken heeft).
Hij hoort eigenlijk in Australië thuis, maar kan in Spanje gedijen en is daar op sommige plekken in parken aangeplant. En als je hem maar lang genoeg laat staan worden de wortels steeds indrukwekkender.
Deze ficus is in 1852 aangeplant.
We lopen de Carrer de la Pau in (in het Spaans: de Calle de la Paz). We zitten nu in La Ciutat Vella.
Ook die straat is weer een en al Jugendstil.
Als je de balkonnetjes aan die huizen in detail bekijkt zie je hoeveel aandacht voor detail er was aan het begin van de twintigste eeuw.
Via een zijstraat zien we een gebouw met een toren. Het is de Iglesia de Santo Tomas y San Felipe de Neri.
Hij is barok, uit het begin van de achttiende eeuw.
We komen meer oudere gebouwen tegen, meestal niet Middeleeuws, in Valencia, maar vaak uit de achttiende eeuw, zoals dit in baksteen uitgevoerd hoofdgebouw van de universiteit van Valencia.
Het Colegio del Patriarca is een stuk ouder.
De "patriarca" is San Juan de Ribera, die de aartsbisschop van Valencia was, en de patriarch van Antioquia.
Dit "colegio" is van 1610.
We hadden hier eigenlijk naar binnen moeten gaan, want er is een prachtig claustro (kloostergang met binnenplaats), en een kerk met vele kapellen.
Het is een erg mooi, harmonieus, sober gebouw.
Ook leuk is hier trouwens het plein met sinaasappelbomen: sinaasappels horen bij Valencia!
.
Vlakbij dit plein staat de Iglesia de San Juan de la Cruz, in dezelfde tijd gebouwd, ook door San Juan de Ribera. De stijl is, net zoals die van het Colegio, barok. Een mooie, sobere vorm van barok.
De kerk staat op de plaats van een mezquita, een moskee dus, uit de tijd van de Moslims.
Dat is altijd jammer, natuurlijk, want er werd echt prachtig gebouwd door de Moslims, maar hier hebben ze er in ieder geval iets moois voor in de plaats gezet.
Het hoogtepunt (of dieptepunt) van die oudere gebouwen is toch wel het voormalige paleis van de markies van de twee wateren, el Palacio del Marques de Dos Aguas.
Deze foto is niet van de gevel. Ernst vond die te lelijk om hem op de foto te zetten (maar de Wikipedia-link laat hem in volle glorie zien). Het is een absurd versierd rococo huis: de benaming suikertaart is nog veel te sober.
In dat paleis is het keramiekmuseum van Valencia gehuisd, en daar nemen we een kijkje.
Deze foto is binnen in dat museum gemaakt: je bent hier op een binnenplaats, en kijkt naar binnen, naar een van de zalen.
Binnen kun je zien dat ook de plafonds met veel oog voor detail bewerkt zijn, met gebruik van keramiek.
Om plafonds op die manier te versieren is ook weer een erfenis van de Mudejar (zie bijvoorbeeld dit plafond.
Er is veel informatie over het procedé van tegels en kannen maken, en er zijn veel borden, vazen en tegeltableau's, uit allerlei tijden.
Er is één zaal met tegeltjes (ik hoopte eigenlijk dat het een tegeltjesmuseum zou zijn), met hele mooie ertussen (terracotta, met dieren in relief, en in rood, wit en zwart, met vooral eentje met een heel levenslustig rondrennend varkentje).
En er is veel überkitsch, zoals deze bijna manshoge Spaanse dame in keramiek, schilderijen met in het gras liggende tere dametjes met een elfje of engeltje erbij, en geschilderde poedeltjes.
Het mooie is dat er tegenover een keramiekwinkel zit, van onder tot boven betegeld. Azulejos Ramon Castello. Prachtig!
Hij was dicht, en ik ben bang dat dat permanent is.
Al rondzwervend komen we weer op de Plaza Redonda uit, waar de kraampjes en winkels nu open zijn.
Bij de ingang staat een man met een accordeon.
Je kunt hier terecht voor fournituren: garens, bandjes, knopen, borduurpatronen (zo kun je bijvoorbeeld de paus borduren), linten, glitterbandjes, wat je maar wilt.
En je kunt hier die echte originele hobbezakjurken en -schorten kopen waar je Spaanse vrouwen op leeftijd inderdaad vaak in rond ziet lopen, maar waarvan je je nooit een voorstelling kon maken waar ze die zouden kunnen kopen, Hier dus.
Het is vooral zo mooi, omdat dit pleintje één van de mooiste plekjes van Valencia is. Op de een of andere manier doet mij dat erg Spaans aan: "die kramen hebben er toch altijd gezeten? Waarom zouden we dat nu opeens veranderen? Omdat je hier veel geld aan toeristen kunt verdienen? Maar ik heb een prima leven in m'n fourniturenzaak, laat me met rust!"
Maar, toegegeven, aan de toerist wordt ook gedacht: mocht je op zoek zijn naar ansichtkaarten waarop de Spaanse schone een flamencojurk aanheeft van een echt stukje stof, of naar een leren drinkbuidel met een toreador er op, dan is dit the place to be!
We dwalen verder door de steegjes hier. Veel junks (kots op straat, hologige broodmagere meisjes).
Niet alleen de meisjes zijn hier verwaarloosd; ook de huizen.
Onderweg zien we nog dit tegeltableau, met in steen gehouwen woorden er onder.
Het is een hommage aan San Vicent Ferrer, een monnik uit Valencia, die leefde van 1350 tot 1419.
Hij preekte in het Catalaans, en tijdens een van die preken vond El Miracle del Mocadoret plaats, het wonder van de zakdoek.
Hij wees de kerkgangers tijdens die preek op de noodzaak om aan liefdadigheid te doen, en arme mensen bij te staan. Hij wierp z'n zakdoek omhoog, en vertelde de menigte die zakdoek te volgen: die zou neerstrijken bij mensen die hun hulp hard nodig hadden.
De zakdoen fladderde door de straten van Valencia, en kwam neer bij dit huis, waar zeer arme mensen woonden, net op het punt om van armoe en honger te sterven. Ze werden gered door de kerkgangers.
We lopen naar de Plaza de la Reina, en zien daar een van de ingangen van de katedraal van Valencia, de Iglesia Catedral Basilica de Santa Maria.
De ingang heeft een eigen naam: de Porta dels Ferros (de ijzeren deur).
De kathedraal is gebouwd tussen de 13de en de 15de eeuw, maar deze ingang is jonger: van het begin van de 18de eeuw.
Hij is barok, maar dan op de Italiaanse manier; de Spaanse Barok is juist heel sober (die vind ik veel mooier).
We lopen de kathedraal binnen.
Er staan slanke, lichtgrijze pilaren in een soort bundels, er zijn gewelven van in baksteenformaat gelegde natuursteen, met strips in licht oranje.
Tegenover de ingang een enorm altaarstuk met heel veel goud.
Er zijn een paar mensen met stoffer en blik in de weer om de rijden banken schoon te vegen, en de vloer er onder.
De kathedraal is verbonden met de Basilica de los Desamparados via een bovendoorgang.
De toren rechts op deze foto is El Micalet, de toren van de kathedraal.
De bouw ervan werd gestart in 1381, en hij was af in 1425: gotisch. Ik vimd 'm erg mooi: sober aan de onderkant, en elegant versierd aan de bovenkant.
Links zie je een rond gebouw, met zuiltjes in drie verdiepingen. Dat is de Obra Nova, oftewel het nieuwe werk. De bouw daarvan begon in 1660, en het was bedoeld voor publieke optredens.
Het vreemde is dat het dak er van is verwijderd, bij de restauratie in de tweede helft van de 20ste eeuw.
Achter het Obra Nova zie je nog de Cimbori, de achtkantige koepel van de kathedraal.
De kathedraal bestaat dus uit allerlei losse gebouwen, in geheel verschillende stijl.
We lopen door naar de Turia. Dat was ooit een rivier, maar die is, na de zoveelste overstroming, in 1957 omgelegd.
De bedding van de Turia is nu een enorm uitgestrekt stadspark, in een halve boog om het oude centrum heen.
De oude bruggen zijn er nog steeds
Aan de overkant van de Turia liggen de Jardines del Real-Viveros, de tuinen van de koning: dit waren de tuinen van de koninklijke paleizen van Valencia. Die koninklijke paleizen zijn in de 19de eeuw door de Valencianen zelf verwoest, om te voorkomen dat Napoleon er zijn kanonnen zou plaatsen. De tuinen zijn er nog.
Het is in die tuinen dat we deze Ooievaar water zagen spuwen: een vreemd maar leuk idee voor een fontein.
Het is een enorm park, met vreemde, Afrikaans uitziende bomen.
Maar ze zijn niet Afrikaans, maar Zuid-Amerikaans (wat voor de hand ligt, in Spanje: voor Spanje metekent "Amerika" Zuid-Amerika, zoals het voor ons staat voor Noord-Amerika).
Het is de Ceiba speciosa.
Er zijn grote volières waarin Dwergpapegaaitjes rondvliegen.
Het mooie is dat daarbuiten ook Papegaaien rondvliegen: Monniksparkieten en Halsbandparkieten.
Op deze foto zit nog weer een andere Papegaai-achtige aan de vrije kant van de kooi. Ik denk dat het een ontsnapte dwergpapegaai is: de Agapornis canus.
Binnen zit de Agapornis fisheri.
Hier is nog weer zo'n Zuid-Amerikaanse boom. Heel vreemd!
Het is een tropische boom, maar kennelijk gedijt hij hier in Valencia.
Vanuit de Koninklijke Tuinen lopen we terug naar de Turia.
Hier zie je een loopbrug over de voormalige bedding er van.
Er zijn tennisvelden, voetbalvelden, er lopen wandelpaden en fietspaden: het is de plek voor heel Valencia om te komen bewegen.
Het allermooist is misschien wel een groot, compleet verkeerscircuit op schaal.
Alles is op schaal: ook de verkeersborden.
Hier kunnen schoolklassen oefenen in de verkeersregels.
Een jongetje op een fietsje, dat de vorm heeft van een crossmotortje, komt vrijwillig poseren.
Grenzend aan de Turia en de Jardines del Real zit ook het Museu de Belles Artes van Valencia, het museum van de Schone Kunsten.
Volgens Rik Zaal bijzonder de moeite waard, maar we zijn niet binnen geweest: overal waar we in Spanje komen zijn er plekken waar we naar terug moeten ;-)
Dit bord staat er speciaal voor kinderen: je kunt er zien wanneer er allerlei activiteiten voor kinderen plaatsvinden.
Er zijn sowieso op veel plaatsen mooie borden te zien.
Majors Peris betekent oud-studenten, en Jardines betekent tuinen, en Passeig betekent Doorgang (allemaal Catalaans), maar over tuinen van oud-studenten in Valencia heb ik niets kunnen vinden.
Behalve dat er druk gewandeld, gejogged en gefietst wordt in de bedding van de Turia, wordt er ook veel gezeten: op allerlei plekken staan bankjes.
Je hebt dan natuurlijk de langslopende, renende of fietsende mensen om naar te kijken, maar soms ook een vreemde fontein.
De bedding van de Turia is voor wandelaars en fietsers; de voormalige oevers zijn voor het verkeer.
Ook langs die verkeersaders (die hoger liggen dan de bedding van de Turia) liggen brede trottoirs met banken en bomen, parkeerplaatsen en dit muziekpaviljoentje (ik vraag me af of je de muziek wel zou kunnen horen boven het geluid van de auto's uit).
Aan weerszijden van de Turia staan flats uit de 60-er en 7-er jaren, de meeste verschrikkelijk lelijk.
Eigenlijk vind ik dat wel wat hebben: dat zorgt ervoor dat Valencia een levendige stad is (en Valencia is een *erg* levendige stad).
Hier zijn misschien wel een paar toppunten van lelijkheid gecombineerd: die flats op de achtergrond, en een neo-triomfboog ;-)
Terug in het oude centrum is er de Plaza Alfonso El Magnanimo, met een echt enorme Ficus macrophylla, die bijna het benzinestationnetje eronder overwoekerd heeft (maar het functioneert nog steeds, voor scooters en brommers).
Die scooters en brommers zie je en hoor je ook heel veel hier, maar het is duidelijk dat de Burgman in opkomst is (vooral de Yamaha-variant daarvan), en de GS.
Op onze kamer kunnen we weer even in de gaten houden of de motoren er nog steeds staan.
We eten daarna in de straat van ons hotel, waar het restaurant zit waarvan we de reclame al buiten Valencia hadden gezien: El Palacio de la Bellota, el Catedral del Jamon.
Het is erg duur, maar heel erg lekker. En aangezien we alleen wat tapas nemen is het prima te betalen (de Pimientos de Padron zijn heerlijk).
Ook om naar te kijken is het een prachtig restaurant: van binnen en buiten van onder tot boven betegeld.
We blijven zitten tot alle tafels naar binnen worden gehaald. Dat is een heel gebeuren: buiten hebben ze ook houten tafels waarop alle borden en bestek liggen, en dat wordt allemaal naar binnen gezeuld.