Mheer - Troyes
Met minimale bagage vertrekken we, vrij laat zoals gewoonlijk.
De wegen door Belgie gaan via bekend terrein. Helaas is het behoorlijk nat.
In Luxemburg begint het zelfs te regenen. De wegen zijn ondanks dat wel heel erg mooi.
Het kleine tankje van de Mulhacen blijkt tot twee keer toe toch wel heel erg lastig: in Frankrijk komen we steeds pas op het laatste nippertje een benzinepomp tegen.
We rijden door tot een uur of twaalf, en vinden dan onderdak in Troyes.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Maandag 3 september 2007
Met behulp van een rubberen handschoen had Ernst een bevestiging gemaakt voor de Touratech tanktas op de Mulhacen waarbij de witte tank niet lelijk gekrast zal worden.
Verder heeft de Mulhacen qua bagagemogelijkheden een koffertje waar eigenlijk vrijwel niets in kan, vanwege de gebrekkige mogelijkheden tot bevestiging, en vanwege feit dat het koffertje eigenlijk vooral uit bordkarton blijkt te bestaan.
Wat daar nog net in vervoerd kon worden was een voorraad sultana's.
In de tanktas had ik de gidsen (LP van Frankrijk en van Spanje, en de Rik Zaal gids van Spanje, en wat taalgidsjes (helaas zijn we het "Het menu in het Spaans" ergens onderweg kwijtgeraakt; dat was echt ideaal om uit vrijwel alle menukaarten te komen)), en de kaarten, en m'n verrekijker (vogelgids vergeten).
Op de R3B zaten twee BMW koffers met kleren en toilettas en gereedschap en een kettingslot enzo, en een lege ortlieb voor alle zekerheid, en een rugzak met de regenspullen en het notebook, en een tanktas met tweede kettingslot, adapters, fototoestellen en dergelijke.
Op zondag was er feest bij de buren, overdag, in de tuin (het weer was prachtig, wat toen zeker niet vanzelfsprekend was). We hadden willen proberen om voor dat feest alles ingepakt te hebben, en dan na het feest te vertrekken om de eerste vakantienacht bij Malmedy zouden overnachten in Hotel Jardin Fleuri. Maar dat lukte niet, vooral vanwege het inrichten van het tablet door Ernst (voor deze reis) dat, zo gaat dat, veel meer tijd kostte dan gepland.
Pas op maandag vertrokken we dus, op ons gemak, richting zuiden.
Om 12 uur zijn we zo ver. De buienradar heeft ons beloofd dat het de eerstvolgende twee uur droog zal blijven, en we hopen dat de buien zich daar aan zullen houden.
Deze reis is in ons pre-GPS tijdperk gereden. Ik had een routebeschrijving in 4 kolommen gemaakt:
Eerste kolom: →R in rood, of ←L in blauw, of ↑S voor rechtdoor.
Tweede kolom: wegnummer
Derde kolom: straatnamen, of rotonde derde afslag, of andere bijzonderheden
Vierde kolom: Plaatsnamen
Dit alles in lekker grote letters voor de al wat oudere ogen. Werkte perfect!
Tot en met Valencia waren het 14 pagina's. Daarvan pasten er 12 in de routerol (een gewone routerol voor fietsers, met het stukje plastic dat geschikt is voor één A4tje vervangen door een lang stuk plastic). Die laatste twee hebben we per ongeluk thuis laten liggen.
Met wat rubber, geknipt uit een rubberen handschoen (een onmisbaar onderdeel van de bagage), wilde de routerol netjes blijven zitten aan het eigenlijk te smalle stuur van de Mulhacen.
Ernst had een IBM thinkpad tablet pc voor z'n verjaardag gekregen, en had daar een GPS tracker bij gekocht, en de Motorrad routeplanner. Het idee was dat we zo onderweg konden bekijken waar we waren, als dat nodig was, en dat we een tracklog bij zouden houden.
De thinkpad bleek uitstekend, maar in het begin had Ernst behoorlijke problemen met Vista, dat er op zat (voor mij te merken aan opmerkingen als: "Wat doet ie nou?", "Maar dat wil ik helemaal niet", "Nee, dat bedoel ik helemaal niet!", "Wat is er nou weer aan de hand?", enzovoort. Gelukkig weet ik zo langzamerhand dat het niet helpt als ik ga proberen te helpen).
We rijden via Henri-Chapelle, steken de snelweg over, en slaan dan af, via een smal weggetje, naar Limbourg.
De wegen zijn modderig en nat.
Vanuit Welkenraedt leidt mijn route over hele smalle weggetjes.
Ze zagen er zo leuk uit toen ik ze op de kaart uitzette, en ze zijn ook echt wel leuk, maar het is zo nat en modderig!
Vanuit Limbourg nemen we de "gewone" route via de Route de la Gileppe naar Jalhay, en vandaar verder via Solwaster richting Sart.
In Hockay staat dit "Café Ardennois".
We hebben er een keer een kleine pauze gehouden, en het is heel aangenaam: het is het stamcafé van de inwoners van Hockay, en het is geheel zonder enige poeha.
Vanuit Hockay kun je via een smal weggetje over de Hoge Venen rijden.
We komen daar een groep medemotorrijders tegen.
Let op het bij uitstek Belgische wegdek ;-)
Dat weggetje eindigt bij de N68, die in de vorm van een prachtige serie bochten naar beneden dendert, naar Malmedy.
Nu is het wel heel erg zonde dat het wegdek kletsnat is!
Beneden aan die weg, een klein stukje voor je Malmedy binnenrijdt, staat het hotel dat we eigenlijk van plan waren voor gisternacht te nemen: Hotel Fleuri.
Het leek me plezierig om al een stukje op weg te zijn: eigenlijk had ik natuurlijk zaterdag al willen vertrekken, en omdat we zondag overdag die verjaardag hadden leek het me heerlijk om 's avonds gewoon hier naar toe te rijden.
Plan blijft staan voor een andere keer...
Vanuit Malmedy nemen we, vanwege die natte wegen, de grote weg naar Sankt Vith: de N62.
Daar staat, bij Ligneuville, Hotel du Moulin, dat me ook een uitermate geschikte plek lijkt om naar toe te rijden als we pas tegen de avond zo ver zijn om te vertrekken.
Dat komt nogal eens voor namelijk...
De N62 is vanaf Ligneuville naar Sankt Vith kaarsrecht.
Even doorbijten dus.
Maar als we door Sankt Vith zijn, verandert de N62. Hij leidt naar Wemperhardt in Luxemburg, en doet dat met erg veel erg plezierige bochten.
Helaas is deze weg vaak druk. Vandaag ook. Je zou het hier niet zeggen, maar we hebben vrijwel geen enkele bocht voor onszelf gehad.
Maar het wegdek is droog!
In Luxemburg (uiteraard na in Wemperhardt getankt te hebben) nemen we de weg naar Clervaux.
Dat is een erg mooie weg, en ik ben dat ook erg blij dat het wegdek daar, als we niet in het bos rijden, droog is.
Je kunt hier goed zien hoe prachtig de bochten daar zijn, en er is bovendien weinig verkeer.
Ergens langs die weg stopten we voor een plaspauze.
Het zijn twee heel verschillende motoren, de R3B en de Derbi Mulhacen ;-)
Je kunt hier ook goed zien met hoe weinig bagage we reden.
Hier zijn we in Clervaux.
Langzamerhand komen we op wegen waar we niet een aantal keer per jaar komen, tijdens een ritje in het weekend: dit is langzamerhand echt vakantie ;-)
Vanuit Clervaux rijden we naar Wilwerwiltz, en dan verder naar Wiltz.
Dit zijn echt Luxemburgse weggetjes vol bochten.
Je rijdt hier tot Wilwerwiltz langs een riviertje, en je blijft bijna voortdurend in het bos. De wegen zijn dan ook kletsnat.
De weg heeft hier behoorlijk wat te verduren van het weer...
We slaan dan de weg in langs de Sûre.
Hielaas was het hier begonnen te regenen: we hebben de regenspullen aangetrokken (die we de zaterdag tevoren nog bij Louis hebben gehaald: alles nog net op tijd).
Door de regen kunnen we niet echt veel zien van Esch sur Sure, maar de ruïne van het kasteel steekt overal bovenuit. De allereerste gedeelten van dat kasteel stammen uit 774: het is echt heel erg oud.
De weg is ook na Esch sur Sure heerlijk: hij volgt de Sure, en de Sure houdt van bochtjes.
Gelukkig is de Route barrée niet voor ons: wij wilden sowieso al rechtdoor.
En dan zijn we, in Martelange, weer in België.
De N4, die hier door Martelange loopt, ligt een tijd lang precies op de grens tussen Luxemburg en België. Je ziet daar dan ook het merkwaardige verschijnsel dat de ene helft van de weg een aaneenschakeling is van benzinestations, terwijl er aan de andere kant van de weg geen enkele is te vinden ;-)
Wij rijden hier niet via die N4, maar nemen de N825, in de richting van Neufchateau.
We zijn hier ongeveer halverwege tussen Martelange en Neufchateau, in Witry.
De N825 is een erg mooie weg, met snelle bochten die je goed kunt overzien: echt zo'n weg voor onderweg ;-)
We komen dan terecht op de Chaussée Française, de straat naar Frankrijk, de N85.
Dat is een aangename weg, en we nemen zelfs nog een doorsteekje zodat we op een smaller weggetje terecht komen.
Als koe heb je het goed in Wallonië (in het Limburgse Heuvelland trouwens ook).
Hier rijden we het plaatsje met de mooie naam Lacuisine (Dekeuken) binnen.
Dit is de Église Saint Nicholas, de Sint Nicolaas kerk.
In Florenville nemen we de N88, de Rue d'Orval.
Tot mijn grote verrassing kunnen we een aantal gebouwen van de Abbaye d'Orval. vanaf de weg zien liggen.
Die wil ik nog steeds een keertje bezoeken. Hij is net te ver voor heen en weer op één dag (want ik krijg Ernst nooit vroeg genoeg in touw). Je kunt op de abdij zelf logeren, maar dat is echt voor wanneer je je terug wilt trekken en bezinnen; dat lijkt me te veel van het goede.
De abdij is bekend van het bier en de kaas. Als we een keer gaan moeten we dus veel ruimte in de bagage laten!
We rijden een stukje verder over de N88, en slaan dan rechtsaf in Limes.
Even verderop rij je dan Frankrijk binnen, in Fagny.
In korte tijd in Nederland, België, Luxemburg, nog een keer in België, en dan in Frankrijk rijden, dat is toch wel erg leuk.
We rijden nu over de D110, en dat is een erg mooi weggetje, maar helaas kletsnat.
Door de manier van route opstellen die ik nu heb gebruikt rijden we over veel kleinere wegen dan we normaal gesproken doen, en hoef ik toch vrijwel nergens te stoppen om op de kaart te kijken.
Nadeel is alleen wel dat je zo veel minder vaak een benzinepomp tegenkomt.
Geen probleem, denk ik: Ernst heeft altijd een liter benzine bij zich. Maar als ik zeg dat dat zo'n ontspannen gevoel is, zegt hij dat die liter deze keer niet mee is: alleen door die benzine weg te laten hoefde hij de ortlieb nog niet te gebruiken...
Het oranje reservelampje van de Mulhacen kijkt me al geruime tijd aan, steeds verwijtender, lijkt het.
De wegen zijn hier prachtig: je rijdt door het bos, en je komt af en toe door een klein dorp. Ik hoop op zo'n dorp na elke bocht, en als zo'n dorp zich dan aandient hoop ik op een benzinepomp, maar steeds weer rijden we het dorp uit zonder er eentje tegen te komen.
In Thonelle komen we op de D643 terecht. Dat lijkt veelbelovend, houd ik mezelf voor, qua benzine.
Maar helaas, in Thonelle zijn geen benzinestations.
De D643 is wel weer een erg mooi weggetje.
De route zou net om Montmédy heen gaan (met een citadel bovenop een heuvel), maar veiligheidshalve rijden we naar binnen.
Ik stop met de Mulhacen in het midden, om benzine te sparen, en Ernst rijdt met de R3B alle mogelijke kanten uit.
Er is een supermarche met benzinepomp, die alleen op credit-cards functioneert. Dat was in Frankrijk altijd een probleem, maar het is onze enige kans, en meestal is er wel een Fransman zo goed z'n credit-card voor je te gebruiken voor een bepaald bedrag.
En dan, wonder boven wonder, slikt de credit-card automaat onze credit-card. Dat is voor het allereeerst dat we in Frankrijk op deze manier kunnen tanken, en dat is erg welkom, want 's avonds en in het weekend is het vaak de enige manier.
Want de Mulhacen is geweldig, maar z'n tank heeft helaas een bereik van zo ongeveer de helft van die van een R11GS...
De citadel is trouwens nog door Karel V gebouwd.
We verlaten Montmédy via de D110, een mooi smal weggetje dat hier een rivier oversteekt.
Het dorp verderop is Vigneul-sous-Montmédy.
Het weggetje loopt soms door bos, dan weer langs landbouwgrond, met af en toe een dorp.
Dit dorp is Juvigny-sur-Loison, met een mooi stoer kerkje.
Dit huis heeft van die typisch Franse luiken: lichtblauw.
Zo hoort dat in Franse dorpen: huizen met een vuilige buitenkant en luiken in alle variaties op de kleur van lavendel, en op z'n minst een boulanger en een kerk in elk dorp.
En het ruikt er naar die ondefinieerbare Frankrijk-lucht (geen idee wat dat is: koken en verwarmen op hout?).
In Louppy sur Loison stonden twee kastelen, die met elkaar verbonden waren door een muur.
Hier rijden we langs die muur.
Er staat nog een kasteel, maar dat hebben we niet te zien gekregen onderweg. Van het andere kasteel is alleen een toren overgebleven.
We meanderen verder op deze mooie weggetjes. We volgen de D905, en in Damvillers gaan we verder op de D19.
We steken via de D19 de Maas over (of Meuze, op z'n Frans).
Aan de andere kant rijden we min of meer evenwijdig aan de Maas naar het zuiden, hier door het Foret Domaniale de Mort-homme.
Die naam, Mort-Homme, betekent (heuvel van) de dode man. Dit is een heuvel waarover in de Eerste Wereldoorlog een enorme strijd is gevoerd. We zijn hier in de buurt van Verdun.
Anders dan je zou vermoeden herinnert de naam Mort-Homme niet aan die Eerste Wereldoorlog. Lang geleden zou iemand hier de heuvels hebben willen oversteken tijdens een sneeeuwstorm, en op deze heuvel vond hij z'n dood.
Hoe het ook zij, de naam past wel bij de sfeer van deze regenachtige natte wegen.
Een stukje langs de Maas en dan zijn we bij Verdun.
Dat rijden we binnen, op zoek naar een McDonalds, om even snel de honger te stillen om daarna nog een stuk te kunnen rijden.
Die McD zit vlakbij de plek waar we Verdun binnen reden, blijkt nadat we alle hoeken en gaten van de stad zijn tegengekomen, maar het leuke is wel dat we de stad zijn binnengereden via een toegangsweg met beelden van maarschalken uit de oorlogen die hier werden uitgevochten (in de tijd van Napoleon en vooral in de Eerste wereldoorlog).
Die beelden heten samen de Carrefour des Maréchaux, het kruispunt van de maarschalken.
Ze staan vlakbij de onderaardse citadel van Verdun.
Tijdens onze zoektocht naar een McDonalds komen we langs bijvoorbeeld dit restaurant (Restaurant Le Bonsejour), en eigenlijk is het natuurlijk veel leuker om op zo'n plek te gaan eten als bij een McDonald, maar op dit moment willen we vooral veel kilometers maken.
We kiezen wel graag voor kleine weggetjes in plaats van bredere (en vooral in plaats van de snelweg), maar wat eten betreft bewaren we het lekker uit eten gaan voor Spanje.
Het nadeel van een restaurant (af en toe doen we zoiets natuurlijk wel) is dat je van te voren geen flauw idee hebt hoe lang het zal duren voor je eten hebt. We zijn op die manier al wel eens drie uur kwijt geweest.
Het wordt dus de McDonalds van Verdun.
Als we de McDonalds uitkomen staat er een verzameling Franse scooterjongetjes rond de R3B.
"M'sieur, m'sieur", vragen ze Ernst, mogen we 'm even proberen? Ernst zegt uiteraard nee, zeker niet.
Mag ik dan de bel proberen, vraagt een van die jongetjes dan, en zo zien we stoere gastjes van 16 ademloos de fietsbel van de R3B gebruiken, en worden we enthousiast uitgezwaaid.
In Frankrijk gaat dat altijd zo: ze vinden de R3B fantastisch, en mijn motor wordt geen blik waardig gekeurd, welke motor het ook is.
In Spanje is dat andersom: die motor is van een vrouw! Die andere motor is totaal niet interessant, die is van een man, dat hebben ze al zo vaak gezien ;-)
Vanuit Verdun heb ik een route getekend die via bochtige weggetjes in Troyes uitkomt.
Dat is bijzonder, want we zijn vaak door Troyes gereden, en kwamen daar altijd via lange rechte wegen, langs Chalons en Champagne of Bar le Duc.
Maar het is inmiddels bijna donker geworden, de gele brillen gaan op, en dan is het lastig om de routerol te lezen, en bovendien zie je dan helemaal niets van die mooie weggetjes.
We rijden daarom via Bar-le-Duc over bekende rechte wegen richting Troyes.
In St Dizier is de weg door de stad zelf barré, en langs de weg om de stad heen is geen pomp te vinden.
In Montier-en-Der vinden we een Intermarché met pomp (nadat Ernst weer heeft rondgecrossed en iemand 'm deze wel erg verstopte plek had uitgelegd), maar deze doet het, in tegenstelling tot die in Montmedy, niet op onze credit-cards...
In Brienne-le-Chateau ben ik helemaal op: tijdens de lange rechte weg er naar toe zag ik mezelf al aan de kant van de weg staan met stilgevallen motor, tussen de parkeerplaatsen die vol staan met geparkeerde vrachtwagens met slapende chauffeurs, en Ernst rondrijdend op zoek naar benzinepomp, en iets om die benzine in te vervoeren.
Op de foto het achttiende-eeuwse kasteel dat hoog boven de stad uittorent.
Maar, zoals gewoonlijk in dat soort situaties: de Mulhacen blijft het volhouden, en Ernst vindt een benzinestation. Weer een intermarche, en deze keer eet hij onze credit-card wel!
De routerol is ondertussen van m'n stuur gesprongen (ik kon nog net verhinderen dat hij viel, en heb 'm al die tijd in m'n linkerhand gehouden).
No problemo, volgens Ernst, en hij haalt de rubberen handschoen waar al twee vingers aan ontbreken tevoorschijn, en fabriekt van nog wat vingers stevige elastieken die de routerol op z'n plaats houden.
Ondertussen draait een auto met Gendarmes nog een rondje om ons heen, maar blijkbaar zien we er niet verdacht uit.
Bovendien is het wel een plezierig idee dat ze dat doen, want Frankrijk is als het laat wordt erg donker en erg stil, zelfs in zo'n stadje als Brienne-le-Chateau.
Via een rechte weg door het bos (met weer overal geparkeerde vrachtwagens) rijden we naar Troyes.
Ik had via Google, de Lonely Planet en meneer Michelin al een hotelletje op het oog, Hotel Comtes de Champagne, erg aanbevolen, en ik sta stomverbaasd van mezelf als ik er met mijn eigen gefabriekte aanwijzingen zo naar toe rij!
Het is helemaal donker (zoals alles hier). Ik druk op de bel, en na een poosje hoor ik een stem via de intercom.
Hij heeft een kamer (de goedkope kamers zijn helaas op) en hij heeft een garage voor de motoren: deal!
Hij komt er zo aan, vertelt hij, en het duurt een behoorlijke tijd voor de deur opengaat.
Onze kamer is in de annexe, en is een heuse suite: woonkamer, keukentje, badkamer en slaapkamer. Slaat nergens op maar het is een kamer, en de motoren staan veilig in de garage.
Kunnen we misschien nog wat drinken en een hapje eten? Hij kijkt ons enigszins ongelovig aan, en zegt dat hij dat niet weet, en wijst ons de weg verder het centrum in, als we dat willen proberen.
Als hij verdwenen is zien we pas dat het ver na twaalven is: we hebben 'm z'n bed uitgebeld, en dat helemaal niet in de gaten gehad. Dan maar naar bed zonder glaasje wijn....