St Claude - Mutzig
Vanuit st Claude trekken we door de Franse en Zwitserse Jura, en dan door de Vogezen.
We vinden een hotelletje in Mutzig.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Donderdag 8-6-2001
Het ontbijt in ons verschrikkelijke hotel de la Poste was natuurlijk ook niet echt om mijn mening over het etablissement te herzien: geserveerd in een ruimte zonder ramen en bestaand uit oudbakken stokbrood met jam.
Maar het inpakken werd weer aangenaam gemaakt doordat we uitzicht hadden op drie Luxemburgse motoren, waarvan we eerst hoopten dat er drie Luxemburgers bij hoorden (1 vrouw en 2 mannen), maar die later toch gewoon cliché met drie mannen en drie vrouwen op drie motoren bleken te rijden.
***Red... En de kermis, waarvan je eerst nog dacht dat het een rare markt zou zijn waar ze meubels gingen verkopen, omdat op die grote vrachtwagen Möbelspedition stond terwijl er dus zo'n heel ouwerwets autoovaaltje uit kwam, wat een werk hadden ze er aan om die 12 stukkies aan elkaar te passen, gelukkig maar want het was erg leuk om te zien hoe de mannen liepen te commanderen en de vrouwen het dan in elkaar staken, en de mannen er weer met hamers op gingen slaan ;-)
We staan bepakt en bezakt klaar om te vertrekken, en als we de motoren willen starten komt er een kleuterklasje aan lopen. Juf voorop, en de kindertjes niet, zoals hier, hand in hand, maar allemaal een handje aan een lang touw (wat ik eigenlijk een perfecte oplossing vindt: geen geruzie over wie wie een handje moet geven, geen ongelukkige kindertjes omdat niemand met hen wil lopen, en geen kindertjes die hun ergste vijand een handje moeten geven).
De juf wacht, maar ik zeg haar dat we zullen wachten met de motoren te starten tot ze voorbij gelopen zijn.
De kindertjes kijken uiteraard met grote ogen naar de motoren, de kleine meisjes hebben vooral oog voor mij en mijn motor met vogeltje.
De juf vraagt aan het voorste jongetje of hij ook een motor wil hebben als hij groot is.
Er wordt heftig "ja" geschud.
En dan fluistert het voorste kleine meisje: "Moi aussi".
En vervolgens knikken alle meisjes hefig ja: "Moi aussi".
Als ze zijn overgestoken wordt er uiteraard even gewacht, zodat alle kleutertjes goed kunnen luisteren naar het geluid van de motoren.
Dus, als de nieuwe generatie GP-rijdsters allemaal uit St Claude komen, dan weten jullie nu hoe dat komt ;-))
We rijden St Claude uit via de D347, langs een Gorge-achtig iets. Een superweg qua bochten, sappig uitzicht, bruisend water naast je, donker bos waar wel haast hobbits in moeten wonen, en loodrechte rotswanden betreft. Dit is dan echt uitvergroot Luxemburg op z'n best!
***Red... Eindelijk weer een beetje lekker scheuren, bijna helemaal vlak dus zelfs de Roadrunner komt weer een beetje op adem.
Vanaf St Laurent-Grandvaux gaan we via de N5 naar Champagnole , en vandaaruit naar Pontarlier , via een vrij rechte weg die voornamelijk gekenmerkt wordt door veel wind, maar die wel weer een mooi uitzicht heeft op de rug van de Jura rechts.
In Pontarlier weten we nog van een vakantie met Karin en Pieter een McDonalds te zitten ;-) En ik ben zelfs op tijd voor het ontbijt, zodat ik me kan laven aan een echte McBreakfast ;-)
***Red... Waar het de vorige keer ook al net op tijd was, alleen toen omdat we ongelooflijk verdwaald waren, zelfs doodgelopen in een prachtig middeleeuws stadje, dat maar 1 in en uitgang had door 1 smalle poort, en nu komen we er eigenlijk veel te makkelijk.
Pontarlier uitkomen blijkt lastiger dan ik dacht: volgens de kaart moeten we ergens linksaf, maar we zijn het hele oude centrum doorgereden en hebben nergens iets linksaf gevonden. Net buiten Pontarlier is wel een weggetje linksaf, zonder bord, maar je kan ook niet alles hebben.
Haarspelden langs boerderijen, een smaller wordend weggetje, een nog smaller wordend weggetje, een bordje dat je hier niet op zondag mag rijden, en tenslotte eindigt de weg bij een huisje. Ondertussen hebben we door bossen gereden, langs boerderijtjes, met weidse uitzichten naar alle kanten, roofvogels boven ons, dus het maakt geen ene zak uit ;-)
Terug naar Pontarlier dus, waar ik maar een straatje naar rechts inrij. En dan zie ik een bordje met "Morteau", maar dat wijst naar de markt. Als ik me bijna hardop sta af te vragen hoe dat nou moet komt er een marktkoopman op ons af die meldt dat hij Harley rijdt, en die vraagt waar we naar toe willen. Hij wijst ons uitgebreid de weg door Pontarlier naar de D437 ;-)
In Le Locle steken we de grens naar Zwitserland over (deze grensovergang herinner ik me nog van een van de keren dat ik bij mijn broertje in Basel was, en hier helemaal de weg kwijt was. De Franse douaniers waren de allereersten die gewoon vriendelijk waren), en het is van het ene op het andere moment druk. Eén en al auto's, aan één stuk door bebouwing. Dat beseft bijna niemand, maar Zwitserland is, wat de bewoonbare delen betreft, bijna net zo dichtbevolkt als Nederland.
Maar goed, we komen er wel doorheen, en waar het allemaal om te doen is is de D464 vanuit La Chaux de Fonds richting Montbeliard. Een waanzinnig mooi weggetje, steil, smal, kronkelend, langs beboste hellingen, alleen maar onderbroken door een stelletje sjacherijnige Zwitserse douaniers, maar dan gaat het weer verder omhoog, en dan wordt het kaal, en blijft het maar bochtjes rijden.
***Red... Maar ze konden het toch dit keer weer niet over hun hart verkrijgen me alles uit te laten pakken ;-)
De problemen komen in de buurt van Montbeliard , waar we de snelweg opgedirigeerd worden. Ik ga er de eerstvolgende afslag weer af en probeer de route binnendoor te vinden naar Belfort die ik op de kaart heb getekend, maar alle wegen lopen hier anders, ik snap er geen zak van, we moeten weer omdraaien en komen weer op die stomme snelweg. Tenslotte vindt Ernst de niet-snelweg, maar het is niet de route met groene randjes die toch echt moet bestaan.
Effe wat drinken op een terrasje midden in Belfort , en dan op weg naar de Vogezen.
Ernst leidt ons de stad uit, en dan zijn we op het allereerste stukje van de Route des Cretes , de Ballon d'Alsace .
Heerlijk heerlijk, aangezien mijn allereerste haarspelden op deze ballons gereden zijn voel ik me hier nogal erg thuis. We klimmen door het bos de hoogte in, de Roadrunner komt er bijna niet tegenop, ik moet wel snel door dat grind, (het mooie van ooit in de winter door Frankrijk gereden te hebben is dat grind dan staat voor grip) (wat in de zomer niet helemaal het geval is), en dan rijden we naar beneden en komen we uit op de N66. Wat heb ik hier vaak gereden op weg naar Basel.
De N66 is voor een rode weg ongelofelijk mooi, maar we willen natuurlijk iets anders hier in de Vogezen. We tanken hier aan deze weg, en daarbij presteer ik het om mijn handschoenen, die op de grond gevallen zijn, op de motor zittend op te rapen, een fantastische prestatie voorwaar...
De Roadrunner doet het met de nieuwe benzine zo mogelijk nog ellendiger, wat tamelijk frustrerend is met al die yoghurtpakken hier die ik anders altijd zo graag wil laten zien dat een GS veel beter is, en ik ben op zoek naar een weggetje naar links, de Grand Ballon op, en weet nog van vorige keren dat dat weggetje lastig verstopt zit.
Ik zie een heel smal weggetje linksaf, zonder bordje, dus dat wordt het. Klimmen, haast onmogelijk klimmen voor de Roadrunner, omhoog omhoog, een dorpje door, het bos in, en dan kunnen we alleen nog maar verder terug richting rode weg waar we vandaan kwamen.
Maar een stukje terug was een afslag, dus terugrijden, linksaf, smal weggetje, nog verder klimmen, alle bochtjes moeten in zijn 1, ik donder nog bijna een keer om als hij in zijn vrij schiet in plaats van in zijn 1 in zo'n bocht, en dan rijden we het bos uit, over de kale heuvels, en dan voel ik me thuis, dit is het Route des Crêtes gevoel, en daar zien we een observatorium, en een berghutachtig gedoetje, en daar rijden we naar toe, en verdomd, dan zijn we uitgekomen op de Route des Crêtes.
Koffie drinken in het berghutachtige gedoetje waar je ook kunt slapen maar dat niet de sfeer heeft van de berghutachtige gedoetjes die we al hebben gezien en dat we dus achter ons zullen laten.
Route des Crêtes, kale bergen waar je overheen rijdt, bochten die je van te voren kunt doorkijkenk, auto's die je makkelijk kunt inhalen, scheuren scheuren scheuren, zelfs met de Roadrunner valt er nog enigszins te scheuren, maar het is voornamelijk het gevoel van hoe het hier vorige keren scheuren was waardoor ik me zo lekker voel hier.
Jammie jammie jammie, bekende namen, Col de la Schlucht (waar ik nog mis rij), Col du Bonhomme , en eigenlijk is het al lang tijd om te eten, en eigenlijk zou ik al lang een hotelletje uitgezocht willen hebben.
***Red... We komen nu van de andere kant op het kruispunt aan waar we vorige keer die uitgebrande Diversion zagen liggen, en ik zie hem nog liggen... als het ware, gek hoe zo'n beeld je bij blijft, de vrachtwagen de motor en de al gebluste ellende.
Ooit hebben we in Saverne
in een heerlijk hotel geslapen, maar dat hadden we van te voren
afgedaan als te ver: wie weet zouden we er uitkomen, maar als we eerder iets zagen zou dat het worden.
Ik heb de hele tijd al Saintes Maries aux Mines in mijn hoofd, dat vond ik zo prachtig de vorige keer, zouden we daar kunnen slapen?
Het is inderdaad prachtig, huizen gestucd in donkergeel of blauw of rood, maar het ademt vreemd genoeg diezelfde sfeer als St Claude, niemand op straat bijvoorbeeld, en geen restaurantjes, geen hotelletjes, niks, zou dit nog steeds een echt mijnstadje zijn?
Langzamerhand komt dus toch Saverne als doel in zicht. Het stomme is alleen dat ik steeds verkeerd rij. We hebben hier langzamerhand hetzelfde probleem als in Italië: de plaatsen op de borden staan niet op de kaart. En het wordt later en later, en ik heb honger en ik ben moe.
Tenslotte rijden we door Mutzig , wat niet op de kaart staat, maar dat een klein stadje is met alleen maar vakwerkhuizen, helemaal prachtig super-Elzas. En er zijn hotels! Het eerste dat we tegenkomen heet het hotel de l'Ours , het hotel van de Beer.
Ik stap af, loop naar binnen en wordt halverwege toegesproken door twee heren op het terras buiten: "C'est fermé". Ik antwoord ongelovig: "C'est vrai?", en dan moeten ze echt verschrikkelijk hard lachen, goh wat hadden ze die motorrijder tuk.
Ik roep naar Ernst dat ik er al helemaal geen zin meer in heb maar weet ook niks anders meer, ik ben te moe en te hongerig om wat voor beslissing dan ook te nemen. Binnen zijn ze heel lief, en zo installeren we ons in dit Berenhotel, en eten we in het Berenrestaurant, waar je gelukkig niet alleen maar varkenskop kunt krijgen (een echte Elzasser specialiteit, tête de cochon), maar ook gewoon asperges. Met wijn.
***Red... Het is behoorlijk toeristisch, maar gelukkig helemaal aangekleed met oud gereedschap en spelletjes, en oud tefel en stoel zooi, met als leukste detail een Homas flipperspel uit de 20 jaren van de voor vorige eeuw, dus zonder flippers ;-)