Eaux-Bonnes - Monasterio Nuovo Santa de Valvanera
We bewonderen Hotel de la Poste nog even, en rijden dan de Pyreneeën over.
Spanje laat zich al snel van zijn beste kant zien, met rode rotswanden, kloosters die hoog aan een rots kleven, Bijeneters en Ooievaars.
We slapen deze nacht in een klooster.Dit reisverhaal begint met dag 1.
Zaterdag 20-5-2000
Ontbijten blijk je hier te doen aan een tafeltje in de bar, waar af en toe Franse binnenwandelen om een kop koffie te halen. We krijgen het normale Franse ontbijt: croissantjes (hele lekkere), heel vers stokbrood, jam en boter.
Daar kan Ernst niet op leven, dus ik vraag er wat ham en een ei bij. Daarop komt een enorm bord ham, gegarneerd met tomaatjes, voor Ernst, en drie gebakken eieren, alweer met tomaatjes en dergelijke, voor mij. Ons moedertje komt vertellen dat ze hoopt dat we hier op Madrid halen, en dat moet wel te doen zijn ;-)
*Red. En de olijven de kleine gurkjes en de zilveruitjes vergeet je, hey we zijn nu echt in Frankrijk waar gastvrijheid nog niet verdrongen is door toerisme !
Terwijl Ernst het hotel van onder tot boven fotografeert, en daarna de volgens hem allerleukste flipperkast ter wereld bespeelt, haal ik de bagage van de kamer (oh, wat zouden die arme sjopperaars van gisteren hier van balen: heeft die idioot niet alleen een vriendinnetje dat motorrijdt en zijn ontbijt voor hem haalt, maar ze zeult ook nog eens met alle bagage terwijl hij staat te flipperen...).
*Red. Voor de liefhebbers "The Twilight Zone" nummer 1 (nummer twee "the Addams Family"nummer drie Ïndiana Jones") op mijn all time Pinballmachines Hitlist, de enige kasten die zelfs nu ze al tien jaar oud zijn nog steeds beter zijn als welke nieuwe kast dan ook...
Als ik afreken vraag ik onze fantastische gastvrouw nog of ze haar hotel alsjeblieft nooit wil moderniseren, en dat was ze toch al niet van plan, want ze vindt het zelf ook zo op z'n allermooist.Gelukkig! Tip voor iedereen die ooit in Eaux-Bonnes verzeild raakt: Hotel de la Poste!!!
*Red. Ehh... Syl doe dat nou niet, de meesten hier hebben geen gevoel voor dat soort romantiek van Het Echte Leven, en die gaan dan lopen zeiken dat wij wel zo'n heerlijk onbijt krijgen, en dan raakt ze misschien wel teleurgesteld, en gaat ze van haar verdiende oude dag genieten ;-(
De koffiedrinkende Fransen vinden het vastbinden van de bagage uiterst interessant, en zo worden we uitgezwaaid door het halve dorp als we vertrekken. De lucht is stralend blauw, en vanaf het plein hebben we al uitzicht op de sneeuw van de één of andere Pic. De pas naar Spanje, de Col du Pourtalet, is open, heeft ons moedertje al meegedeeld.
Als we voor Laruns linksaf zijn geslagen komen we eerst door les Eaux- Chaudes, concurrent van Eaux-Bonnes, en volgens de bordjes behalve tegen de Rynchitis ook nog goed tegen Asthma en Larynchitis. Dat moeten we onthouden voor onze ouwe dag.
De weg voerde ons langs een kronkelend riviertje, met watervallen en al, en het ene mooie uitzicht na het andere. De local in zijn blik, die ons al kilometers lang achtervolgde, liet ik er dus maar langs, maar volgens Ernst wilde hij juist genieten van die twee motorrijders in de haarspeldbochten.
*Red. Waarom denk je dat je mag kaartlezen ? Heb je trouwens nog gezien wat een prachtige gebouwen ze daar maken van een Elektriciteitscentrale, ongelooflijk wat een kunstwerken, echt prachtig om zo'n prachtbouwwerk de kloof te zien vullen, dat doen ze tegenwoordig niet meer, om maar van die betonnen dozen in Nederland te zwijgen ;-(
Precies bovenop de Col is de grens: SPANJE!!!
De weg werd hier helaas breed en recht, dus we kwamen met hoge snelheid aan op de rode weg (de N330) naar Jaca, van waaruit ik op de kaart een veelbelovend (wit met groen randje) weggetje had gespot dat ons door de Sierra de la Peña zou voeren (de A1205 en A1206).
We vonden het weggetje, en reden door een heuvellandschap (nou ja, plm 1000 meter), met links van ons een eenzame steile berg, de Oroel , van 1769 meter, inclusief klooster er aan vast geplakt (de monniken die dat hebben gebouwd hebben echt monnikenwerk verzet), en uiteraard tientallen gieren er omheen zwevend. Voeg daar een bloemenzee aan toe, en de geur van Brem, en je kunt je voorstellen dat we ons bijzonder welkom geheten voelden in Spanje.
Verderop in de Sierra de la Peña vonden we nog heel vreemde rotsen, die er uitzagen alsof ze van beton waren gemaakt, want Spanje onthulde hier ook al meteen dat je eigenlijk nergens meer dan 10 kilometer hoeft te rijden om in een volslagen ander landschap te zitten, en meestal is die afstand stukken korter.
*Red. meestal is 1 bocht genoeg ;-) En al die verschillende bochten en die prachtige insecten allemaal, Beestje allemaal beestjes als ik gedronken heb... Of gewoon in Spanje rijd...
*Red. Tip: draag ook in Spanje je winterkolletje, het houd je kop koeler en 1 keer zon hommel van 5 cm lang en je weet echt dat Fleece wereldspul is ;-)
We komen uit op een rode weg, die ons door een zeer bochtig rivierdal naar Ayerbe voert.
Een eind vòòr Ayerbe zien we aan de andere kant van de rivier een stel enorme oranjerode, afgeronde, loodrecht opstijgende rotsen, als een poort met een aantal pilaren, Los Mallos de Riglos
.De zon staat er precies goed op, en uiteraard zijn er weer talloze Gieren die de lucht versieren, en deze keer zit er zelfs een Slangenarend tussen.
Spanje kan nu al niet meer kapot.
In Ayerbe tanken we voor de zekerheid, omdat we van hieruit een wit weggetje nemen dat er erg lang over doet om uit te komen op een gele weg, wat betekent dat de eerstvolgende benzinepomp waarschijnlijk ver weg is.
Het witte weggetje voert ons omhoog, alweer tussen de brem en de bloemen, en op een gegeven moment dient zich een bloemenweitje aan met uitzicht op onze poort, met als achtergrond de besneeuwde toppen van de Pyreneeën.
Het is lekker warm: voor het eerst sinds het begin van de reis kan mijn handvatverwarming uit. Tijd voor een stop ;-)
Onderweg hadden we al een geel-blauw-groene flits gezien: de eerste Bijeneter !
Helaas ben ik te ongeduldig om Ernst lekker in slaap te laten vallen, en zitten we een uurtje later alweer op de motor.
Langzamerhand wordt het rondom ons wat geciviliseerder, met koeien, en af en toe een akker met bloeiend vlas (hele mooie blauwe bloemetjes). De Rio Riguel voorziet bovendien in af en toe een watervalletje.
Dan wordt het landschap vlakker, maar de Bijeneters talrijker.
Dan zien we een stukje loodrechte oever van de rivier, met gaten: nestholtes van Oeverzwaluwen en Bijeneters, en die laatsten vliegen hier met tientallen rond.
Ernst probeert ze op de foto te krijgen, maar ze vliegen erg snel (en elegant!, met hele snelle bochtjes).
Op een gegeven moment zitten er meer dan vijftien in een dode boom. Door de kijker lijkt het net alsof je midden in Artis bent, maar op de foto ziet het er allemaal een beetje donker uit.
Even later, als de weg wat saai door de vlakte van de Ebro leidt, komen we langs het Monasterio de la Oliva , voorzien van torentjes, die op hun beurt weer voorzien zijn van Ooievaars . We zitten in Ooievaarland !
Vanaf nu zien we ze in elk dorp, en elke stad. Altijd op de kerktoren (heel mooi: een bruiloftstoet voor de kerk, met daartussen vliegende Ooievaars); meestal ook op allerlei huizen, en zelfs de hoogspanningsmasten worden hier van Ooievaarsnestplankjes voorzien, waar in ruime mate gebruik van wordt gemaakt.
We steken de Ebro over bij Calahorra , omdat de bergen aan de overkant dichterbij lijken dan die aan deze kant, en we genoeg hebben van de vlakte.
Vlak voor dat stadje, in San Adrian, is het een beetje gezever met slome stoplichten en dito automobilisten (de Spaanse automobilisten behoren tot de sloomsten ter wereld, met uitzondering van de Basken en een enkele Catalaan), zodat ik met nogal wat snelheid over het Plaza Mayor spurt, ook al omdat ik de lekkere snelheden van Frankrijk nog gewend ben (in Spanje rijdt niemand harder dan 40 hooguit, in de bebouwde kom).
En wie staan daar, op dat Plaza Mayor? Precies, de Guardia Civil. Ik verwacht dat ze ons zullen stoppen, maar ze kijken eerder nieuwsgierig dan boos naar de twee vreemde voertuigen die met meer dan de dubbele snelheid van de rest van het verkeer langs komen stuiven. Ik wuif maar.
Via schattige dorpjes met Ooievaars rijden we onder Logroño langs, en een kilometer of dertig voor we bij Najera zijn (waar de eigenlijke wit-met- geel-en-groene route begint die ik thuis zo prachtig op de kaart heb uitgezet), verandert het gemoedelijke weggetje in een echte zandweg.
Overal in Spanje worden op dit moment wegen verbeterd, zo blijkt, en hier mogen we hem nog net in het tussenstadium van zand meemaken. Het eerste stuk zit er nog een auto voor ons, waarvan we afstand houden ivm stofwolken, maar daarna kunnen we onze gang gaan.
Het is lekker hard zand, en na de eerste bocht, waarbij ik tot mijn grote verbazing merk dat het heel makkelijk gaat, durf ik er lekker overheen te scheuren. Dit is natuurlijk prachtig: het lijkt heel wat, qua off-road-gehalte, en het stelt geen reet voor ;-)
***Red. Gelukkig stond hier ook weer zo'n toegangspoort naar het volgende dal van gigantische stalagtieten in de open lucht anders waren we geheid verkeerd gereden...
Het is een uur of tien, als we in Najera aankomen, etenstijd dus.
We vinden een restaurantgedoetje waar we op de stoep kunnen zitten met uitzicht op de motoren, wat altijd leuk is, omdat je dan de mensen kunt observeren die de motoren bekijken. Soms met verlangen en bewondering, vaak met verbazing en verwondering.
*Red. Prachtig hoe een van de obers zijn DR-big vanachter uit de steeg haalt om hem naast de namaak eendebek te parkeren, om daarna nog zeker 5 minuten te blijven staan dromen, om dan door een of ander vriendinnetje weggetrokken te worden...
De Spanjaarden hier zien er tamelijk sjacherijnig uit. De ober heeft nog wel wat plezier in zijn leven, maar de man naast ons, van wie zijn vrouw, die tegenover hem zit, per ongeluk zijn glaasje cognac omgooit, zag zelfs vòòr die gebeurtenis volgens mij al geen gat meer in zijn leven, om van zijn vrouw maar te zwijgen. (ehhh, dat die vrouw geen gat mjeer zag in haar leven; ik neem aan dat er in haar nog wel een gat viel te ontdekken, hoewel ze er naar uitzag dat zelfs dat de vraag was).
De vrouwen hier kijken zonder uitzondering minachtend, ontevreden en hooghartig, alsof ze voortdurend willen laten zien dat ze zich weliswaar op deze plaats bevinden, in een provinciestadje in een lousy restaurantje, maar dat ze eigenlijk veel en veel en veel meer waard zijn, en absoluut niet tevreden zijn met de situatie. Op de een of andere manier associeer ik dat gedrag altijd met echte dames. En voor de zoveelste keer besef ik dat ik nooit een echte dame zal worden.
*Red. Gelukkig niet, moet er niet aan denken dat je niet zou durven genieten van een omgegooid cognacglas zeg... Stel je voor dat we elkaar niet meer zouden durven relativeren, wat een opgeblazen eikel ik dan zou worden om van de verwaandheid van jou maar te zwijgen ;-)
Mijn asperges smaken lekker, maar de Solemillo, Spaans voor een dikke biefstuk, smaakt vreemd, erg vreemd. Zelfs Ernst vindt het niet lekker. Gewoon bedorven, volgens mij. Gelukkig maar dat wij zo onhygiënisch leven, zodat mijn maag wel het een en ander gewend is aan aggressieve bacteriën: ik heb er niks aan overgehouden.
Het is al met al donker geworden, als we aan *de* route beginnen. Als het maar niet al te mooi is, anders is het zonde!
We hebben al besloten de eerste camping te nemen die we tegenkomen, maar er dient zich helemaal niets aan. De weg *moet* mooi zijn, want de ene bocht rijgt zich aan de andere, en we moeten langzaam rijden omdat er geen handige witte paaltjes, lantarenpalen of witte strepen zijn om aan te geven waar je wel en niet moet rijden.
*Red. Het eerste stuk tussen de werkelijke bergen is werkelijk fenomenaal strak asfalt met prachtig getekende kombochten die helemaal goed uitkwamen, oh wat zou ik dat graag eens met de mantra rijden, dat was jammie jammie smullen, helaas werd het later een echte spaanse weg, dat met een GS een feest is maar met de mantra toch wel erg vermoeiend ;-)
Het is al een uur of twaalf als we een bordje zien naar een Monasterio. Op de een of andere manier heb ik in mijn hoofd dat er op de kaart een blauw tentje stond bij dat Monasterio, een camping dus.
We slaan de weg in, en er staat inderdaad een bordje met "camping" aan het begin, alleen vinden we die niet terug.
Het Monasterio wel. Helemaal aan het einde van de weg (deze foto is van de volgende ochtend).
We stoppen voor de Galerij, en gaan te voet dan maar verkennen of we onze tent misschien aan de andere kant van die galerij kunnen opzetten.
Daar blijkt een parkeerplaats te zijn, vol met auto's. En wat nog meer verbazing wekt: naast de deur hangt een blauw bordje met een witte "H". Het Monasterio is in gebruik als hotel !!!
Het kost nog enige moeite om een levende ziel te ontdekken binnen, maar tenslotte heb ik iemand gevonden die de eetzaal aan het schoonmaken is, en die op "habitacion por favor?" reageert door iemand op te trommelen die me te woord kan staan.
We duwen de motoren naar de parkeerplaats om niemand wakker te maken, en krijgen een spartaanse monnikenkamer toegewezen, met twee smalle bedjes. We passen echt maar nèt in één zo'n bedje met z'n tweeën. We vallen onmiddellijk in slaap.
*Red. Helaas word ik om 5 uur alweer wakker om in een soort van roes allemaal vreemd demonische droomwaaktoestanden te hebben, kennelijk mag ik als zondig mens niet rustig slapen in deze geweide omgeving met dubbel glas...