Antequera - Valor
In Granada zoeken we tevergeefs naar een hotel vlakbij het Alhambra.
Daarna verkennen we de Sierra Nevada, en tenslotte rijden we door de Alpujarras, waar we een hotelletje zoeken in Valor.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Dinsdag 30-5-2000
Vandaag gaan we, na een uitgebreid schransontbijt natuurlijk (ze hebben superverse ananas), naar
Granada
.
Niet over de snelweg uiteraard, die rechtstreeks van Antequera naar Granada loopt, maar via allerlei omwegem waardoor we eerst naar het zuiden
rijden, dan naar het oosten, en dan weer omhoog.
Het eerste gedeelte is weer van het adembenemende-uitzichten type, met lekkere lange bochten. Later zitten we op een gele Mantraweg, waar we helemaal heerlijk kunnen scheuren.
Helaas blijk ik in Alhama de Granada iets verkeerd gedaan te hebben, en dat merk ik als we alweer bijna bij de snelweg zijn, zodat er eigenlijk niks anders op zit dan die te nemen.
Dat is niet zo'n probleem, want het idee is om een hotel bij het Alhambra te zoeken, en dat vanmiddag te bekijken, zodat we morgen weer verder kunnen, want we willen de Sierra Nevada natuurlijk nog zien, en zo langzamerhand moeten we wel eens een beetje naar het noorden, omdat we vrijdag alweer in Frankrijk zullen zijn.
Dat wordt een kilometer of dertig snelweg dus. Al heel snel zien we rechts voor ons besneeuwde toppen: de Sierra Nevada! Op de rondweg mis ik een bordje "Alhambra", maar gelukkig ziet Ernst het, en die bordjes volgen we.
Granada is vooral beroemd om het Alhambra , een soort fort, met paleis en tuinen, uit de tijd van de Moren, dat boven de stad ligt. Het parador ligt in die tuinen, dus dat is echt de allermooiste manier om daar de nacht door te brengen.
Als we aan komen rijden is het eerst nogal onduidelijk waar we moeten zijn: alles probeert je naar de betaalde parkeerplaatsen te sturen, en de enorme parkeerplaats voor de tourincars, die hier in grote hoeveelheden mensen uitbraken.
Dan zien we een smalle straat vol hotels, en als we die volgen, komen we bij de ingang van het Alhambra. Daar vertellen we dat we voor het Parador komen, en dan moeten we zeggen of we gereserveerd hebben. Ik meld natuurlijk, eerlijk als ik ben, van niet, maar dan volgt er een onduidelijke discussie waardoor de man in uniform toch het idee heeft dat we daar een kamer hebben. We mogen dus door!
We rijden op de motor, tussen hordes toeristen, naar boven, tussen het groen, tot we aan een pleintje komen, met de ingang van het parador, via de parkeerplaats.
Ik zet de motor neer, probeer mijn haar een beetje minder plat te krijgen, en stap naar binnen, langs de heer in livrei die daar staat.
Eenmaal binnen word ik alweer uiterst vriendelijk te woord gestaan door iemand achter de balie. Het hotel is helemaal compleet vol, en is dat eigenlijk altijd. Als we hier een keertje willen overnachten moeten we enige maanden van te voren reserveren! Oeps.
Ik kan me er eerlijk gezegd wel wat bij voorstellen, want het moet iets zijn, de nacht door te brengen in de Moorse tuinen van het Alhambra.
Verderop aan het pleintje zit nog een hotel, maar dat heeft uiteraard hetzelfde resultaat.
Als ik weer bij de motor sta om de helm op te doen, komt de meneer in livrei bij ons staan, om te vragen waar we naar toe gaan, en hoe dat nou is, motorrijden. Ondertussen willen twee mensen het hotel binnen, maar die worden onmiddellijk tegengehouden: hebben ze een kamer? Nee? Opzouten dan. Dit is alleen maar toegankelijk voor de gasten.
En ik liep zomaar zonder iets te zeggen langs hem, in mijn motorrijderskloffie!
Hij wil me uiteraard helpen met de motor, maar Ernst zegt dat dat niet nodig is, en wijst op z'n spierballen: deze is sterk! Dat vindt de man helemaal prachtig natuurlijk: een vrouw met echte spierballen.
Gisteren bij het parador ging het trouwens nog bijna mis, door zo'n helpende heer in livrei: ik had gevraagd of er plek was, en daarbij ook te horen gekregen waar we de motoren kwijt konden. Ik duwde hem er maar naar toe om geen onnodig lawaai te maken. Daarbij moest ik een rondje draaien naar de plek waar hij kwam te staan. Opeens schiet de motor vooruit, en kan ik nog net in de rem knijpen voor hij zich in de flanken van een glanzende Franse BMW convertible (shit, hoe heet dat ook alweer in het Nederlands) boort: ik krijg ongevraagd hulp ;-)
Wat nu?
We hebben allebei niet zo'n zin om de nacht in Granada door te brengen: het is heet, en die sneeuw in de verte lokt. Granada komt ooit nog wel eens, dan reserveren we een aantal nachten in dat parador, liefst nog eerder in het jaar dan nu.
We gaan nu eerst maar eens bij de Sierra Nevada kijken, en rijden dan onder langs, door de Alpujarras , en kijken daar wel of we iets leuks vinden om te overnachten.
We rijden door de outskirts van Granada, en komen dan op een brede haarspeldbocht terecht, ongeveer in de stijl van die naar Andorra: driebaans, breed, superasfalt. Mijn motor gedraagt zich steeds vreemder :-(
Tenslotte komen we aan bij een ketting die over de weg is gespannen: hier mogen we niet verder, want hier begint het nationale park .
Op mijn kaart stond inderdaad al dat er een onverharde weg was over de Sierra Nevada heen, maar dat die niet toegankelijk was.
We blijven een poosje zitten, naast een soort berghut, luisteren naar het water dat beneden ons stroomt, en kijken naar de zwaluwen,
en de sneeuw.
We rijden nog een lus, daarboven, wat eigenlijk niet mag, omdat hier de een of andere fietswedstrijd wordt georganiseerd. De dranghekken staan al
klaar, en nu bedenk ik dat we hier inderdaad heel veel racefietsers hebben zien zwoegen.
Uiteraard trekken we ons van dat soort onzin niks aan: zo'n mooie weg ga je toch niet afsluiten voor een stelletje malloten op een fiets?
Eigenlijk is het heel frustrerend: die afgesloten onverharde weg komt precies uit waar we naar toe willen, aan de zuidkant van de Sierra Nevada. Nu moeten we terug naar Granada, een heel stuk over een rode weg (eerst zelfs nog een stukje snelweg), om dan onderlangs weer naar het oosten te rijden, terwijl we er zo zouden zijn, over een ongetwijfeld fantastische weg!
Nou ja, niks aan te doen. Wat we nog wel kunnen doen is voor de terugweg een klein omweggetje kiezen: als we een eind zijn afgedaald kunnen we rechtsaf, via een wit-met-rood weggetje, dat "gevaarlijk" betekent in Michelin-termen, naar Granada via de overkant van de rivier.
*Red. dus we rijden, beneden gekomen over de weg die we naar boven namen, een andere weg naar boven om bij dat witrode
weggetje te komen, en het vreemde is dat we opeens weer helemaal boven zijn waar we niet linksaf mochten omdat die wielerdinges er werd gebouwd,
dus maar weer terug over deze haarspelden tot het kleine houten bordje waar drie namen opstonden "niet op de kaart"...
Daar stond net een wit peugeootje om erin te draaien, en toen ik nogal hard kennelijk "merde" zei, reden ze weer achteruit uit het
weggetje ;-)
Nou heb ik gisteren alweer een "mooiste weg van Europa" verkozen, en nou moet ik dat vandaag alweer herroepen!
Bij deze geef ik het maar op, want we blijven mooiere en bijzonderdere wegen tegenkomen. Dit is een supersmal weggetje, dat steil naar beneden
afdaalt, door het bos, met af en toe een uitzicht naar de diepte. Er passen absoluut geen twee auto's naast elkaar hier, zelfs geen twee motoren.
De haarspelden gaan steil naar benden, en zijn heel erg krap. Om vorstschade te voorkomen zijn ze bovendien van klinkers gemaakt.
En die motor van mij die schuift maar!
*Red. sommige bochten zijn zelfs van geribbeld beton, om te zorgen dat de vrachtwagens die hier niet harder als 20 mogen (hoe je hier een vrachtwagen de bocht om zou moeten krijgen is me trouwens een volstrekt raadsel) een beetje grip hebben, met de motor is dat echt verschrikkelijk klote van die ribbels in supersteile haarspelden, en dat terwijl we naar beneden rijden, het is net of je een trap afrijd ;-(
Ik ben op veel plaatsen blij dat ik al wat langer rij, want een aantal van die bochtjes had ik beslist niet gehaald toen ik pas mijn rijbewijs had. Op een gegeven moment rijden we zelfs tussen twee afgronden in, op een richel. Ik zie ook nog ergens remsporen, die naar rechts afbuigen, het niets in!
Naarmate we meer beneden zitten komen we af en toe een huis tegen. Stel je voor dat je hier woont! Wat mooi mooi mooi!!!
Echt een sprookjesweg.
Beneden kun je hier en daar ook nog de rivier over via een oud bruggetje, en onverhard weer omhoog, zie ik. Dat kun je trouwens echt overal in
Spanje, onverharde paadjes opzoeken, en je ziet dan ook overal crossertjes buiten staan. Dus ook wat dat betreft is Spanje het paradijs.
Gelukkig duurt dit onwaarschijnlijke weggetje heel erg lang, maar tenslotte zitten we dan toch weer in Granada, en moeten we via de snelweg naar buiten, naar het zuiden.
*Red. Vlak voor Granada komen we achter een policia terecht die netjes 60 reed, waar we maar even achterbleven, en precies de enige binnenbocht waar je er langs zou kunnen hielden ze even in en gingen iets naar rechts en mochten we er voorbij !
Vanuit de rode weg die daar op volgt hebben we af en toe weer uitzicht over de sneeuwtoppen waar we net waren, maar voor het grootste deel
is dit eigenlijk een kloteweg: heel erg druk, met veel rokende vrachtwagens, waar je maar moeizaam voorbij komt.
Ik ben blij als we af kunnen slaan naar Lanjaron
Over de Alpajurras
heb ik veel gehoord: ze worden regelmatig bezongen in
Op Pad
(waar ik maar niet af schijn te komen, want volgens mij heb ik nu toch echt al twee keer opgezegd). Het zouden schilderachtige bergen zijn,
met schilderachtige dorpjes, waar de tijd heeft stilgestaan.
Dat laatste is althans hier in Lanjaron niet helemaal het geval: je kunt zien dat dit ooit een Spa-oord was, met heilzame bronnen en zo. Er komt ook nog steeds mineraalwater vandaan dat je heel vaak in bars en restaurants ziet.
Er is een prachtig park (het is veel gemakkelijker een mooi park aan te leggen als je zoveel hoogteverschillen hebt als hier, bedenk ik me), maar op de een of andere manier is één op de twee huizen aan de hoofdstraat hier veranderd in een souvenirwinkel, en die schreeuwen ook nog eens allemaal dat ze het goedkoopste "originele handwerk" verkopen van de hele Alpajurras. De ene "bazar" na de andere.
Pas als we bijna Lanjaron uit zijn vinden we een terrasje waar we eindelijk even iets kunnen drinken. Daar zijn we alweer bijzonder hard aan toe.
De tocht gaat verder. De weg is nog steeds druk. We zitten hier natuurlijk ook erg dicht langs de kust, en die mensen die de godganse dag aan het strand liggen willen natuurlijk ook af en toe nog iets "cultureels" (Granada) of "Natuurs" (Alpujarras) doen.
Voor Orgiva splitst de weg zich: de gele weg gaat iets zuidelijker, lager, door de Alpajurras dan de witte, die wij nemen.
Ik glij nu echt elke bocht gewoon een stukje weg, als ik mijn eigen tempo rijd :-( Ernst krijgt geloof ik een beetje genoeg van mijn
geëmmer over dat glijden: "Dat is helemaal geen glijden, er zitten gewoon wat langsrichels in de weg, die voel ik ook"
(maar ik zeur er niet over, als onuitgesproken boodschap erbij). Ja, pfffft, alsof ik niet weet hoe langsrichels voelen.
Die klotemotor GLIJDT verdomme!!!
We komen bij het punt waar we linksaf kunnen slaan om de andere kant van de "verboden weg" te zien. Het is natuurlijk stom, want frustrerend, maar we kunnen het toch niet laten om even te gaan kijken. In het dorp waar we nu langs komen midden in het midden van niks, Capileira , sterft het opeens helemaal van de bazars en restaurants, maar gelukkig is de weg omhoog weer van het lekkere haarspeldentype.
En dan verandert de weg in onverhard, en staat er alleen maar een groot bord waar met moeite op te ontcijferen valt dat het niet helemaal de bedoeling is dat je hier doorgaat. Op hetzelfde moment komt er een Jeep van de onverharde weg aanrijden.
We hadden dus eigenlijk gewoon door kunnen rijden! Ook voor een volgende keer! Je moet er wel voldoende tijd voor nemen denk ik, want hier meteen al gaat het steil omhoog...
We rijden verder (elke keer dat dat wiel weer wegglijdt mompel ik "zie je wel, hij glijdt wel", maar daar hoort Ernst natuurlijk niks van.
Verder moet ik toegeven dat de Alpajurras wel mooi zijn hoor. Niet zo mooi als de bergen bij Ronda, maar wel mooi.
De dorpjes zijn wit, en heel af en toe zie je een besneeuwde top achter de heuvels vandaan komen.
Elke keer als er een rivier naar beneden komt zetten rij je een heel stuk naar het noorden, om daar ver een bruggetje te rijden (meestal met uitzicht op watervallen), waarna je weer naar het zuiden rijdt. Alles met hoog-laag verschillen en bijbehorende bochten uiteraard.
Meestal zie je de Sierra Nevada niet, en rij je echt in een heuvelachtig landschap met bloemen, witte dorpjes, uitzichten en watervallen. De dorpjes hier zijn eindelijk niet meer toeristisch.
Het begint donker te worden, en tot mijn grote grote genoegen zitten er alweer uiltjes op de draden hier! Ik wijs maar niet meer naar ze, want ik wil niet op m'n geweten hebben dat er eentje echt van zijn stokje dondert, maar ze draaien allemaal met hun kopje mee: ze zien je echt, en ze zijn bloednieuwsgierig. Het zijn Steenuiltjes, heb ik gisteren in mijn vogelboekje weten te deduceren. Ik stop nog om er eentje van dichterbij te bekijken, maar die vliegt natuurlijk wel weg.
We zijn langzamerhand eigenlijk al lang op zoek naar een plek om te slapen. We zijn een hele poos geleden een camping tegengekomen, maar toen was het nog een beetje te vroeg (we vinden het het lekkerste om tot een uur of tien door te rijden), en sindsdien is er helemaal niks meer geweest, geen camping en geen hotel.
Ons doel is een andere doorsteek door de Sierra Nevada, en we hebben er niet zoveel zin in om dat 's nachts te doen, want ten eerste mis je dan het zicht op die lekkere hoge sneeuwbergen, en bovendien is het 's nachts toch nog wel een stukje extra koud.
En zoals altijd is daar opeens, precies op het moment dat we ons al neer hebben gelegd bij het feit dat we nu de Sierra door moeten, precies het juiste hotel: een café annex restaurant, annex hostal.
Ik ga als altijd weer binnen vragen, wat een uiterst interessante gebeurtenis is voor de aanwezige stamgasten is natuurlijk. We krijgen kamer 101, oftewel kamer 1 ;-)
De eerste verdieping van dit prachtige oude huis met balken plafonds herbergt de hotelkamers. Er heeft het een en ander aan verbouwingen plaatsgevonden. Onze kamer heeft een echte badkamer (met bad), die uitkijkt op een miniem "binnenplaatsje" waar licht van boven binnenkomt. De kamers zijn vergroot ten koste van dat plaatsje, zodat er nog geen één bij één van is over gebleven, maar het voorziet de kamer naast ons van daglicht, dus het kon niet helemaal worden opgeheven.
Ons bed (twee eigenlijk) staat scheef omdat het anders niet in de kamer past, maar wat het allermooiste is: we hebben een balkon, vol met geraniums! Heb ik eindelijk een balkon vol bloemen!!!
*Red. Het mooiste van het binnenplaatjse is dat er deuren opuitkomen waarvan eentje door de verherverbouwingen is gereduceerd tot een deur van 30 cm breed, echt heel absurd.
En we mogen de motoren onder ons raam neerzetten.
Het is een prachthotel, en het eten gaat al net zo mooi: we mogen gaan zitten waar we maar willen, wat buiten is natuurlijk, en dan komt de jongen achter de bar vandaan, en mompelt zo binnensmonds als hij maar kan (dat is het dialekt hier, trouwens, binnensmonds praten, dat doen de stamgasten ook allemaal) wat hij allemaal klaar kan maken voor ons. We snappen dat hij soep heeft, en ik versta tortilla, en Ernst weet hem iets vlees-achtigs te ontlokken, dus alles komt goed.
Tijdens het eten zien we een gekko tegen de muur aan de overkant.
Het leven is heerlijk...--