Baia Mare - Campulung Moldovanesc
We rijden vandaag door de Maramures, en kijken onze ogen uit. We bezoeken een nieuw klooster en een houten kerk van 700 jaar oud.
We maken kennis met de Roemeense manier van rijden (van de Dacia's), en met de staat van Roemeensen wegen (gaten), en met de vrolijkheid en hartelijkheid van Roemenen (ontwapenend).
Pas als het al lang weer donker is vinden we een hotel in Campulung Moldovenesc.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Vrijdag 1 september 2006
Als we wakker worden kunnen we pas zien wat ons uitzicht is. Baia Mare is aan deze kant duidelijk met een inhaalslag bezig.
Het is niet lang geleden dat Baia Mare de meest vervuilde stad van Europa was, nadat er een dam was doorgebroken waardoor enorme gebieden vergiftigd werden met cyanide, dat gebruikt wordt in de goudmijnen die hier in de buurt zijn.
Zelfs afgezien van die ramp geniet Baia Mare de twijfelachtige eer zo'n beetje de wereldrecordhouder te zijn van meest vervuilde stad, door de goudmijn die ten tijde van Ceausescu meer dan 5 miljard kubieke meter restgassen de lucht in liet verdwijnen, waardoor de stad in een permanente smogdeken van zwaveldioxide en metaalverbindingen gehuld was. Baia betekent mijn, en mare betekent groot: het is de stad van de grote mijn.
Als we om 1/2 10 willen ontbijten (het was moeilijk inslapen gisteren, vanwege een nabijgelegen disco waarvan het geluid dwars door de dubbele beglazing heen klonk), merken we het tijdsverschil: het is al 1/2 elf...
Maar het ontbijt kunnen we nog net krijgen, gelukkig. We maken hier kennis met de ranja bij wijze van jus d'orange, en de erg slechte koffie die we deze vakantie nog wel vaker tegen zullen komen, maar verder biedt het buffet alle ingredienten voor een lekker boerenontbijt.
De motoren staan nog precies zoals we ze gisteren, in het donker en in de stromende regen, hebben achtergelaten.
De jongen van de receptie heeft er zelfs een bordje voor gezet met "Rezervat", gereserveerd., en hij heeft er, zoals beloofd, goed op gelet.
Terwijl we de motoren van bepakking voorzien, komen twee jongetjes bekijken wat we doen. Ze zeggen niets, en kijken snel weg als we iets tegen ze zeggen, maar als we wegrijden en naar ze zwaaien, zwaaien ze enthousiast terug.
Dan wordt het tijd om te proberen Baia Mare uit te komen.
We komen langs een markt. Overal zijn veel mensen op straat, en er is veel verkeer..
We rijden ook nog even het centrum in, om nog een heel klein beetje van Baia Mare te zien. Het oude centrum is nog behoorlijk intact.
Op de foto iemand met spullen op weg naar de markt.
De kerk in het centrum van Baia Mare is pico bello opgeknapt, maar dat geldt nog lang niet voor alle huizen.
De binnenstad is niet groot: een plein met wat straten er omheen. Het is hier een heerlijk gezellige chaos.
Ernst rijdt voorop als we proberen Baia Mare uit te rijden, omdat ik een beetje ben kwijtgeraakt in welke richting we rijden, na ons omweggetje door het centrum.
We moeten nog een keer de weg vragen (er zijn wel wegwijzers maar op de een of andere manier kom je toch altijd weer op een T-splitsing waar niets staat aangegeven, en er geen duidelijke doorgaande kant lijkt te zijn), en daar wordt weer onmiddellijk door een aantal mensen enthousiast op gereageerd, in gebaren, Roemeens, en een aantal; talen. De andere kant van de T dus.
Dan zijn we inderdaad op de goeie weg, en rijden we door de buitenwijken van Baia Mare.
Deze woonblokken zien er niet erg aantrekkelijk uit.
Dan veranderen de buitenwijken. Hier ziet het er meer uit als een dorp: vrijstaande huizen (huisjes), met een erf, en een hek er omheen.
Er wordt veel gebouwd.
Zonder dat er een pauze in bebouwing is geweest, rijden we Baia Sprie binnen.
Ook hier is aan de bedrijvingheid goed te zien dat er erg veel gebouwd wordt.
En het is ook duidelijk hoe gemakkelijk zo'n Romaanse taal is (in tegenstelling tot een Slavische taal als het Slowaaks, of, nog erger, het Hongaars): er is niet veel fantasie voor nodig om te bedenken wat "Materiale de Constructie" betekent.
Ik denk dat het hier was dat het ons begon op te vallen dat vrijwel alle auto's van een het hetzelfde merk zijn: Dacia .
En het is ook hier dat we er achter komen dat de gewoontes in Roemenië wat rijden betreft wat afwijken van wat wij gewend zijn.
Zo is de maximum snelheid niet van belang (tenzij er ergens een flitser gesignaleerd is, daar komen we later achter: dan rijdt iedereen stapvoets, zelfs al is de maximum snelheid 80).
Dat geldt ook voor politieauto's, en die halen je dus in als je zelf een balans aan het zoeken bent tussen je snelheid aanpassen aan het overige verkeer, en je zo gedragen als je graag zou willen op een weg waar mensen aan wonen, waar kinderen spelen en waar kippen loslopen, en dergelijke.
Een ander verschil is het inhalen: je bent gewend dat je dat doet als er geen tegenligger te zien is, in ieder geval niet op een afstand waardoor je die tegenligger tijdens het inhalen tegenkomt. Dat ligt hier heel anders:
Inhalen doe je hier wanneer je sneller wilt dan je voorganger. Punt.
Tegenliggers of niet doet niet ter zake. Op deze foto is helaas slecht zichtbaar dat deze politieauto inhaalt met een tegenligger vlakbij: die zit achter de Dacia verstopt.
Het blijkt ook prima te werken: de tegenligger mindert wel wat vaart en wijkt wat uit, en degene die je inhaalt ook (dat moet ik duidelijk nog leren, op deze foto).
Het lijkt zelfs zo te zijn dat er *juist* wordt ingehaald als er een tegenligger is.
Goede raad voor motorrijders die naar Roemenië willen is dus: zeker bij tegenliggers, hou je spiegels goed
in de gaten, en ga opzij als iemand je dan inhaalt. Je bent misschien gewend om dat niet te doen, omdat je daarmee als
het ware uitlokt dat mensen je in gaan halen waar dat niet kan, maar in Roemenië ligt dat allemaal wat anders,
moet je maar denken.
En in Baia Sprie zien we meteen ook al deze houten kerk.
En ook de kwaliteit van het Roemeense asfalt wordt hier langzamerhand duidelijk.
Ik zal het nog vaak herhalen: de Tricker is echt *de* aangewezen motor voor Roemenië!
Het is duidelijk dat kerken een belangrijke rol spelen hier. Gelukkig blijft de oude houten kerk gewoon staan wanneer er een nieuwe kerk wordt gebouwd.
Hier zien we een beeld verscholen in het groen. Baia Sprie heeft zelfs de toch zeer grondige "Reise-Know-How, Rumänien" niet gehaald, dus ik zal er nooit achter komen wie daar vereeuwigd is.
Dit bord zijn we niet vaak tegengekomen in Roemenië. Gelukkig maar, want paard en wagens zijn een volkomen normale manier om je te verplaatsen of spullen te vervoeren hier.
Even later komen we ze dan ook al weer tegen.
Op de weg dus waar dat bord stond...
Niet alleen aan kerken wordt gebouwd of gerestaureerd.
Baia Sprie heeft dus op z'n minst drie kerken: de oude houten, de nieuwe in aanbouw, en deze met twee torens.
Het lijkt langzamerhand alsof de bebouwing niet meer ophoudt, zo langgerekt is Baia Sprie, maar het begint er nu toch naar uit te zien dat we er uit beginnen te rijden.
Nog één bocht...
En dan zijn we echt uit Baia Sprie. We zitten op de 18, die de Maramures in gaat.
Het is al snel duidelijk dat Roemenen niet alleen in de bebouwde kom, maar ook daarbuiten houden van flink doorrijden.
De vrachtwagen op deze foto heeft misschien dan niet meer de stevigste vering voorstelbaar; hij doet ook wel erg z'n best om zo scheef mogelijk te hangen in de bocht.
Een riviertje vergezelt ons door deze bergen.
Het is altijd moeilijk om een gevoel te krijgen voor de afmetingen van een land, maar als ik zie dat Sighetu Marmatei nog 50 kilometer weg is terwijl het op mijn kaart een stukje van niks is, besef ik, beter dan de schaal me vertelt, hoe groot Roemenië is, en hoe groot het "rondje" is dat ik heb uitgezet.
Het is erg lekker rijden, en het slechte asfalt (België is er niks bij) maakt het eigenlijk alleen maar extra leuk als je op een Tricker rijdt.
Het leuke is ook dat het nog een flink karwei is om zo'n Dacia in te halen, omdat ie in de bocht net zo hard rijdt als op de rechte stukken. Ze hebben dezelfde handicap als een Tricker, namelijk niet goed op gang komen op een helling, en ze hebben ook dezelfde oplossing: gewoon niet remmen voor een bocht maar doorknallen.
De auto's hier maken het rijden alleen maar leuker.
Onderweg zien we steeds vaker houten poorten. Soms helemaal versierd met houtsnijwerk.
De pas wordt echt door alle soorten verkeer gebruikt, verbodsborden of niet.
We komen zowaar een picknick plek tegen, maar we hebben alleen geen eten om mee te picknicken.
Een stukje kunnen we op dit heerlijke asfalt rijden, en de bochten blijven komen.
Helemaal boven op de pas staat dit huis (of hotel? of berghut?)
Er is ook een informatiebord (we zijn niet gestopt; dat zullen we een volgende keer doen), en we worden netjes gewaarschuwd voor werk aan de weg.
Voorlopig zien we nog geen werk aan de weg; alleen maar heerlijke bochten.
We zullen ons oordeel over Belgisch asfalt bij moeten stellen: dat is volkomen egaal vergeleken met dit!
Maar op andere stukken valt het allemaal weer heel erg mee (maar dat gat, zo groot als een Trickerwiel, is beslist geen uitzondering, en vaak zijn de gaten nog dieper ook. Roemenië is geen land om in het donker door te rijden).
Er is een heel handige manier om aan de weg te werken, zodat het verkeer gewoon altijd door kan blijven rijden: gewoon eerst de ene helft doen, en dan ooit nog een keer de andere helft.
Maar even later komen we de voledig vernieuwde weg tegen, en dan is het echt heerlijk scheuren!
En als we een stukje naar beneden zijn gereden zien we de eerste hooistapel, waar we er nog heel veel van zullen zien in Roemenië.
Heel vreemd dat iets dat zo duidelijk niet machinaal vervaardigd is, zelfs zoiets als een hooistapel, zo veel gemakkelijker aan je gevoel voor esthetiek beantwoordt dan zo'n rol die door een machine wordt uitgespuugd.
Ook nu volgen we weer de loop van een riviertje, dat garant staat voor veel bochten.
En als er dan stukken zijn met dit prachtige asfalt rijdt dat heerlijk.
Een bochtje verder zien we een vrouw langs de weg lopen, met een rieten mand op haar rug.
Tenslotte zijn we beneden aangekomen, en opent het bos zich.
En dan rijden we de bewoonde wereld binnen.
Het eerste dat we zien is deze boerderij met golfplaten dak en een enorme houten toegangspoort naar het erf. Voor de poort staat een man met een hark, in de berm. We knikken elkaar toe.
Even verderop zien we dit kruis van houtsnijwerk. De " dakpannetjes" die het kruis tegen regen beschermen zijn ook van hout.
De boerderijen hebben meestal golfplaten daken, en het erf is voorzien van een houten hek met toegangspoort, dat meestal, zoals hier, versierd is met houtsnijwerk. Ook de boerderij zelf is op die manier versierd.
Er wordt veel gebouwd, en het leuke is dat dat allemaal huizen zijn in de stijl van wat er al staat.
Paard-en-wagens kom je hier overal tegen.
De erven bij de huizen, achter de mooi versierde hekken, worden vaak als moestuin gebruikt.
Een bordje wijst naar een monument uit de 17de eeuw.
We zijn veel te verbouwereerd van wat we allemaal zien tussen de vrachtwagens door, om op dat soort bordjes te letten, laat staan om te kijken waar ze naar staan te wijzen...
Behalve paard en wagens zie je ook ossenkarren.
We worden overal net zo nieuwsgierig aangekeken als wij kijken naar alles en iedereen wat en wie we hier zien.
Hier kun je mooi de houten staken zien die de hooistapels op hun plaats houden.
(Hoewel de voorste ondanks dat houten geraamte een beetje scheef is gezakt.)
Niet alleen de boerderijen, maar ook de kerken hebben prachtig versierde houten toegangspoorten.
Het lijkt er op dat dorpen hier allemaal lintbebouwing hebben: alle boerderijen staat aan de weg, met erven er omheen, en het land dat bebouwd wordt, of waar de koeien grazen, er achter.
Er staan ook fruitbomen langs de weg.
Iedereen die je hier ziet maakt op de een of andere manier contact met je.
Soms door een hoofdknik, soms door zwaaien, en vaak ook, zoals deze jongen doet, met het " Geef Gas! " gebaar, oftewel: " Een wheelie alsjeblieft!".
De grond wordt niet alleen maar voor fruit en groente gebruikt: er zijn ook volop bloemen.
Overal zie je mensen langs de weg, zoals deze twee vrouwen die staan te kletsen.
Op deze foto kun je ook zien hoe verschrikkelijk veel er te zien is:
De vrouwen, van wie eentje een enorme mand op haar rug draagt, de mensen aan de linkerkant van de weg, een eind verder,
de houten poort links, de kerktoren, van een houten kerk achter de boerderij, de vijg op de voorgrond.
We slurpen als het ware alle indrukken op, en rijden bijna verdwaasd verder.
Soms zie je een hek van gevlochten wilgentenen, zoals hier.
En overal zijn kerken, met hele spitse torens.
Echt alles wordt van hout gemaakt: niet alleen de steel van deze hark, maar ook de hark zelf (ik heb later te horen gekregen dat dit een rijf is, een speciale hark voor het hooien).
Het is mooi om te zien wat een ongelofelijk plezierig gevoel dat geeft, al die voorbijgangers die naar je zwaaien of knikken.
Het is moeilijk te omschrijven, maar het is net of alles wat je hier ziet een weldaad voor je ogen is.
De mensen langs de weg, het houtsnijwerk, de kerken met spitse torens. Alles oogt vriendelijk, kleinschalig, en op een heel bijzondere manier mooi.
Ondertussen is het natuurlijk ook zo dat die kleinschaligheid betekent dat Roemenen vergeleken met de rest van Europa heel erg arm zijn. Maar het feit dat de nieuwe huizen in de stijl van de oude huizen worden gebouwd, het feit dat je veel nieuw houtsnijwerk ziet, en dat er nieuwe kerken worden gebouwd van hout, geeft toch het gevoel dat de mensen hier ook weten dat wat ze dagelijks om zich heen zien niet in geld is uit te drukken maar wel heel kostbaar is.
Het aantal kerken op het aantal inwoners is bijzonder groot. (Misschien nog wel meer dan het aantal barretjes op het aantal inwoners in Spanje, en dat wil wat zeggen).
Het communisme heeft het geloof dus niet kleingekregen; integendeel.
Mooi om te zien vind ik ook hoe gemakkelijk nieuwe materialen worden opgenomen in de manier van bouwen:
De oude huizen hebben een dakbedekking van houten leitjes, maar de nieuwe huizen hebben daken van golfplaten
of een zinken dak. Dat heeft een langere levenduur dan hout.
De nieuwe huizen worden op dezelfde manier als de oude huizen gebouwd, met balustrades en houten toegangspoorten en al.
Het torentje op dit huis heeft zelfs een dakbedekking van kleine "leitjes" van zink!
Hier en daar zien we een boom met kale takken, en gekleurde pannen daar aan opgehangen.
Het leek me een aanwijzing dat daar een pannenlapper woonde, maar de verklaring blijkt anders te zijn:
Het betekent dat er een huwbaar meisje in dat huis woont.
Je ziet ook regelmatig iemand die z'n koe langs de weg laat grazen, of , zoals deze jongen, een paar schapen.
De lintbebouwing zorgt ervoor dat je vanuit de bebouwing van het ene dorp zonder onderbreking de bebouwing van het volgende dorp binnenrijdt.
Sommige auto's op de weg zien er uit alsof ze het elk moment kunnen begeven. Deze lijkt een kapotte schokbreker te hebben, of is wel heel erg zwaar en scheef beladen.
Erg leuk is ook dat er zo "buiten" wordt geleefd. Deze houten bankjes voor het hek rond het huis doen vermoeden dat kijken naar wat er over de weg rijdt en loopt en fietst een aangename bezigheid is.
We komen in de buurt van Vadu Izei , waar we de weg rechtsaf langs de Iza moeten zien te vinden.
Het eerste dat we bij het binnenrijden van Vadu Izei zien is een benzinestation. Er is een restaurant bij, en omdat het inmiddels lunchtijd is willen we daar wel eten. We hebben nog geen idee van de etenstijden hier.
Er is nu in ieder geval geen eten, vertelt het meisje daar ons: pas om 4 uur gaat de keuken weer open.
Dat is geen probleem: aan de overkant is een restaurant, pas nieuw, zo te zien.
Maar ook daar vangen we bot.
Achteraf gezien heel vreemd: in Roemenië gaat de keuken eigenlijk nooit dicht, hebben we later gemerkt.
Dan eten we wat sultana's, en drinken wat water, op een muurtje naast het benzinestation, met uitzicht op een oranje chalet-achtig huis tegenover ons, dat in aanbouw is.
Over het muurtje liggen wat kleden; dat hebben we onderweg ook al hier en daar gezien: blijkbaar is het vandaag kleden-uitklop-dag.
We slaan rechtsaf, de weg door het dal van de Iza.
We rijden door boerenland: elk stukje dat met gras begroei is, is voorzien van hooistapels.
Wanneer een helling te steil is voor hooistapels, is ie gemaaid, en staan de hooistapels beneden. Hier staat ook nog een kruis bovenop.
Al snel rijden we weer een dorp binnen.
Van elk stukje grond is gebruik gemaakt. Op de graslanden zijn mensen aan het hooien. Iedereen kijkt en zwaait of knikt.
Behalve wijzelf en hier en daar een door ossen of paarden getrokken kar is er niet veel verkeer op de weg.
Ook hier is op allerlei plekken houtsnijwerk te zien, zoals dit kapelletje langs dee weg.
Ook hier heeft het duidelijk geregend.
Hier en daar staat een spiksplinternieuw huis (zoals het oranje huis rechts op de foto), maar de meeste huizen zijn oud, met gebogen pannendaken of roestkleurige golfplaten daken.
Het verkeer is, ondanks dat het vrij rustig is, chaotisch. Auto's zoeken meer de plekken met de minste hobbels en gaten dan dat ze keurig rechtshouden, er rijden paard en wagens, er fietsen mensen, er lopen mensen, en hier zien we zelfs ook nog een quad daartussen.
Links een houten toegangspoort met houtsnijwerk, die je hier heel veel ziet, en rechts een nieuw huis in een stijl die ook de oude huizen hebben, met glanzende zinken daken.
Je ziet de ongelofelijke hoeveelheid werk in het houtsnijwerk van de kruisen langs de weg.
Het houtsnijwerk zit niet alleen aan de oude huizen: het wordt nog steeds overal gemaakt.
Het ene dorp gaat over in het andere dorp: overal staan huizen. Alle huizen liggen aan de weg; daarachter liggen, tegen de helling aan, hooilanden met hooistapels, en veldjes met mais of bonen.
De Dacia's rijden met 100 door dit geheel.
In
Barsana rijden we langs een bordje
dat naar een oude kerk wijst, en dan beseffen we dat we al een hele poos doorrijden, en alle bordjes die naar
iets interessants staan te wijzen aan ons voorbij laten gaan.
Als we aan het einde van het dorp een bordje zien naar een klooster, een Manastirea, besluiten we te stoppen en te
gaan kijken.
We rijden de motoren naar boven, en parkeren ze daar voor deze enorme toegangspoort met toren.
Van deze foto bestaat ook een grote versie.
Het klooster bestrijkt een groot terrein, met perfect bijgehouden gras en bloemen, een waterloop met bruggetjes, en verspreid staande houten gebowuen met torens. Allemaal met houten dakbedekking, op soms "geplooide" daken.
Sommige gebouwen zijn om te wonen, er zijn een aantal kerken, en er zijn gebouwen die als prielen dienst doen.
Van deze foto bestaat ook een grote versie.
Alles is even keurig verzorgd, en alles is even mooi gemaakt. Dit kruis is uit dezelfde houtverbingen opgebouwd als alle houten gebouwen (er komt geen spijker aan te pas!).
Zelfs de houder voor de verlichting is van hout, en past bij de manier waarop de brug is gebouwd.
Het allermooiste detail is misschien wel het vogelhuisje.
Niet alleen de vogels wonen hier prachtig; de nonnen ook.
Een van de kerken is open: je mag er binnen kijken.
De ruimte beneden is van onder tot boven beschilderd aan de binnenkant, met iconen.
De verdieping daar boven is een simpele houten ruimte, met houten banken en een prachtig-stoere houten wenteltrap.
Een stenen informatietafel vertelt dat op deze plek al sinds heel lang een klooster heeft gestaan, dat het in 17zoveel door de Oostenrijkers onteigend is, maar nu weer herbouwd.
We draaien weer de weg op, vlak achter deze vrachtwagen met schapen. Verder door het dal van de Iza, verder door de Maramures.
Er gaat hier bijna geen seconde voorbij zonder dat je iets moois, iets interessants of iets bijzonder hebt om naar te kijken
Hier een gesprek tussen een oude en een jonge vrouw: even pauze van het werk met het hooi.
Soms lijkt het alsof er gewoon maar permanent borden zijn neergezet die iets aangeven over werk aan de weg.
Heel langzamerhand beginnen we te wennen aan het straatbeeld: kerkjes met hele spitse torens, huizen met golfplaten daken, altijd wel iemand lopend langs de weg.
Maar niet alle huizen hebben golfplaten daken: deze huizen hebben een dak dat helemaal van hout is.
Als we het zoveelste bordje naar een Biserica, een kerk, zien, een "historical site", besluiten we het bord te volgen. We komen dan op deze hoofdstraat van Ieud uit.
De bordjes wijzen dat we linksaf moeten slaan, een glibberige bemodderde brug met houten planken over.
We worden door iedereen nagestaard, en voelen ons nogal ongemakkelijk.
De straten worden modderiger, en we zijn nog steeds geen kerk tegengekomen.
Dan zien we een kartonnen bordje, met de woorden "Visit Museum", geprikt in een enorme wilg.
Naast de wilg een motor, een Moto Morini 3 1/2 met tanktas.
We vragen ons af of dit soms de plek van de kerk is, maar de weg loopt nog verder door, omhoog. Daar gaan we eerst kijken.
Ik ben blij dat ik op de Tricker ben hier: die heeft geen enkele moeite met deze straten, evenmin als deze paarden.
En dan eindigt de straat, en zien we een houten poortje, en daarachter een kerkhof, en een kerk.
Het vreemde van dit alles is dat de kerk echt perfect staat aangegeven (anders hadden we het nooit gevonden), terwijl je vanwege de staat van de straten toch zou zeggen dat hier nooit een toerist komt.
We laten de motoren staan, inclusief tanktassen en helmen: we zijn even te moe om die naar boven te dragen.
Ik loop zonder lawaai te maken het kerkhof op: het voelt nogal "indringerig" om hier zomaar binnen te lopen.
Dat blijkt helemaal nergens voor nodig, zien we al snel: het eerste wat we zien zijn een jongen en een meisje die uitbundig aan het zoenen zijn, en om de hoek is een hele familie: pa en moe zitten op een bankje voor de kerk, de kinderen dollen en spelen op het herkhof.
We gaan naar binnen, en dan komt één van de kinderen vertellen dat er toegang betaald moet worden (iets van een kwartje of zo).
Binnen blijkt dat de hele kerk, van onder tot boven is beschilderd.
Dit is de Biserica de Lemn din Deal, de "kerk op de heuvel" in Ieud. De kerk is helemaal van hout, en komt uit 1364: het is de oudste kerk van Roemenië, en staat op de lijst van werelderfgoed van de Unesco
Er is vrijwel geen kaal hout te zien: alles is beschilderd. Is het niet met voorstellingen uit de bijbel, dan is het wel met namaak stenen bogen boven de ramen.
Deze foto is nogal bewogen, maar je kunt er zo mooi de trap op zien, uit één boomstam, met inkepingen.
Veel van de schilderingen zijn in erbarmelijke staat, beschimmeld. Er woprdt duielijk wel iets aan restauratie gedaan. Ik hoop dat er veel mensen komen kijken, en dan naast het entregeeld en het geld dat je moet betalen om een foto te maken, iets extra's geven voor de restauratie.
Als we terugkomen staat er een vrouw bij de motoren. Ze vraagt of ik Frans spreek.
Dan legt ze me in het Frans uit dat de colafles die ze bij zich heeft vol zit met zelfgestookte Roemeense pruimenjenever, Tsuica , en ze nodigt me uit een slokje te nemen.
Ik ben natuurlijk zo stom dat te doen en ik besef ook wel dat ik mezelf daardoor moreel verplicht voel de fles van haar te kopen.
De Morinirijder die intussen ook is gearriveerd verontschuldigt zich met de mededeling dat hij echt geen ruimte meer heeft.
Als Ernst net niet het gevraagde bedrag bij elkaar kan vinden vraagt de vrouw of we misschien wat chocola hebben om het aan te vullen, voor haar kinderen: ze heeft er 5.
Zo rijden we de rest van de vakantie met een fles illegaal gestookte pruimenjenever in een colafles rond.
Een heel vreemde situatie: je voelt je in die modderstraten toch wel heel erg de rijke toerist (dat ben je natuurlijk sowieso al, alleen al vanwege het feit dat je het geld hebt om daar voor je lol naar toe te rijden), wat altijd een moeilijk gevoel is.
Tegelijkertijd ook het bijzondere gevoel dat in die tanktassen alles zo voor het grijpen lag: paspoorten waar je toch flink veel aan kunt verdienen, een verrekijkertje, van alles. En dat daar niets van gestolen is, en dat je eigenlijk een zak bent dat je bij zo'n verschil in welvaart die zelfbeheersing van mensen op de proef stelt.
Voor we vertrekken legt de vrouw me nog uit hoe je in het Roemeens "niet te danken" zegt:
"cu placere", wat betekent: "avec plaisir" met plezier dus. Dat zal ik niet meer vergeten!
We maken ook nog kennis met de Morinirijder. Hij is in z'n eentje op vakantie, vanuit Oostenrijk, en heeft als enige bagage een tanktas bij zich. Prachtig!
We passen even op z'n motor terwijl hij de kerk gaat bekijken. Misschien valt het dan toch nog mee met het aantal toeristen dat hier naar toe komt...
We rijden weer terug naar de weg waar we vandaan komen, door het dal van de Iza.
Voor de eerste keer sinds we Baia Mare hebben verlaten zien we een gebouw met meer verdiepingen.
En nog steeds komen we ogen te kort om alles te zien.
Even verderop op de hoofdweg maak ik de vergissing deze weg niet uit te rijden, maar linksaf te slaan, de hellingen op, naar Viseu de Jos.
(je hebt vaak plaatsen als huppelepup de Jos en huppelepup de Sus, wat staat voor dinges beneden en dinges boven).
Het is prachtig hier, helemaal prachtig.
Bovendien is het ook heerlijk bochtjes rijden.
Het uitzicht is geweldig: heuvel na heuvel, een lappendeken van kleine akkertjes, kleine weilanden en stukjes bos, en een weg die daar doorheen kronkelt.
Het verkeer bestaat verder uit allerlei karren, en schapen.
Kruisen langs de weg, in houtsnijwerk.
Het is, kortom, een prachtige weggetje.
De kwaliteit van het asfalt is niet echt denderend.
En dan komen we aan in Viseo de Jos, dat aan een weg ligt die evenwijdig loopt aan de weg door het dal van de Iza: de 18.
Het is onmiddellijk te merken dat er hier meer verkeer is dan langs de Iza.
Er is hier meer bebouwing per vierkante meter dan langs de Iza: waren het daar dorpen; hier zijn het een soort langgerekte steden.
Nog steeds staan vrijwel alle huizen direct aan de doorgaande weg.
Er wordt hier heel veel gebouwd, nog veel meer dan " beneden".
Hier een mooi voorbeeld van hoe er hier wordt ingehaald:
Rechts lopen mensen, daarnaast rijdt een man op z'n kar, een taxi haalt 'm links in, vlak voor een serie onoverzichtelijke bochten, en links rijdt dan op diezelfde hoogte ook nog een fietser.
Het leuke is dat niemand schrikt, en niemand boos wordt: hier let je gewoon goed op, en alles voegt zich dan soepel...
Hier een "Magasin Mixt", een winkel met alles wat je nodig hebt. Vrijwel elk dorp of stadje heeft er wel een.
De belangrijkste reden dat hier veel meer bedrijvigheid is, is dat er hier een spoorlijn loopt, zo'n beetje parallel aan de weg.
Vrijwel zonder onderbreking in de bebouwing rijden we van Viseu de Jos Viseu de Sus binnen
Later ben ik er achter gekomen dat daar nog een Stoomtrein rijdt, de bergen in: links van ons zijn bergen. Hun toppen vormen de grens met Oekraïne.
We komen er hier achter hoe het komt dat we Roemeense auto's in Hongarije zo voorzichtig over spoorwegovergangen zagen rijden: in de meeste gevallen steken de rails gewoon volledig uit het asfalt.
Viseu de Sus is echt een stadje: hier zien we meerdere flatachtige gebouwen.
Het verkeer is hier niet alleen druk; het rijdt ook allemaal nog eens achterlijk hard.
Roemenen draaien er hun hand niet voor om, om met een vaartje van 100 km per uur door een stadje als Viseu de Sus te rijden, of er nou peutertjes langs de weg spelen of niet, en of er nou koeien en paarden lopen of niet.
Maar ook in Viseu de Sus kom je nog houten huizen met houten daken tegen, en een moestuin er omheen.
In Roemenië zijn heel erg veel zwerfhonden. Die kun je overal op de weg tegenkomen, dus ook boven in de bergenó, of midden in het bos.
Hier een heel klein exemplaartje.
Er rijden allerlei auto's, maar de auto die je het meest ziet is de Dacia.
Ze blijven dan ook rijden en rijden en rijden: Roemenen kunnen verschrikkelijk handig sleutelen, of Dacia's zijn onverwoestbaar. Waarschijnlijk beide...
Het is langzamerhand wel weer tijd om wat te eten, maar wat er als restaurant uitziet lijkt dicht.
(Ik ben benieuwd of het een open restaurant was dat er dicht uitzag, of gewoon een dicht restaurant...).
Ik was inmiddels zo moe dat ik overal langsreed: dit ziet er toch echt uit als een restaurant!
Hier een tot aan de nok volgeladen auto met tapijten, voor de markt, en een vrouw in Roma-kleding.
En ook hier weer overal kerken met spitse torens, zowel oude als nieuwe.
Het is niet alleen het drukke verkeer dat vermoeiend is; het is vooral ook zo vermoeiend omdat werkelijk overal iets bijzonders te zien is.
Hier bijvoorbeeld deuren en raamomlijstingen met een soort zonnestralen beschilderd.
Deze Dacia is volgeladen met gesloopte Dacia's.
En langzamerhand besef ik: ik hou van deze chaos. Ik vind het heerlijk.
Nieuwe kapelletjes worden met evenveel oog voor detail beschilderd als oude kapelletjes.
Maar je hebt altijd baas boven baas: heeft de één een pas nieuw glanzend zinken dak, dan bouwt de buurman wel een knalroze huis met blauw pannendak.
En daar weer naast zie je dan een ingetogen nieuwe kerk.
Dan ziet Ernst een restaurantje waar je buiten kunt zitten. We stoppen, en zetten de motoren op een stukje asfalt (waar bij andere huizen een stukje moestuin zit).
De weg is hier van beton:de auto's denderen voorbij.
We constateren dat ook de politie hier gewoon inhaalt terwijl er tegenliggers zijn: met een beetje snijden en inschikken lukt dat best.
Ook een mooie observatie was de rijschool:
dan zie je een lesauto, met de leraar ernaast, die achter een auto aanrijdt die 60 of zo rijdt.
Verderop een koe, aan de overkant tegemoetkomende auto's en een paard en wagen.
de lesauto toetert, haalt in, en iedereen remt en wijkt uit.
"Zo doe je dat", hoor je die instructeur bijna zeggen ;-)
Het eten is niet lekker. Opeens valt, voor onze ogen, de R3B om.
We rennen naar de motoren toe. De standaard is door het asfalt gezakt (zelfs de Tricker, die niks weegt en een breed plaatje onder de standaard heeft is een stukje naar beneden gezakt), terwijl het helemaal niet warm is.
De standaard is nog steeds prima: die is perfect gelast.
Maar helaas is de ophanging van de linkerkoffer gebroken.
Ernst repareert het provisorisch met ijzerdraad.
Het restaurant was in Borsa, en als we weer verder rijden zijn we daar vrijwel meteen uit.
Dit is het begin van de Prislop pas, over het Rodna gebergte.
Het is heerlijk om na uren bijna onafgebroken tussen de bebouwing te hebben gereden, alleen bos om je heen te hebben.
Het asfalt is absurd slecht, wat alles een extra dimensie geeft. De Tricker doet het heerlijk.
Alleen is het lastig om langs zo'n dikke tankwagen te komen, vooral ook omdat hij de Roemeense rijstijl heeft: nooit remmen voor een bocht.
We stoppen om niet voortdurend achter die tankwagen te zitten, en rijden dan weer verder.
Bovenop de Prislop pas staat dit sprookjesachtige bouwsel. Een kerk?
We zijn er tegelijkertijd met een fietser met volle bepakking, en een vrachtwagentje van de overkant.
We stoppen om er extra van te genieten. Er is een informatiebord over het nationale park waar de Prislop pas in ligt, maar het blijft onduidelijk wat voor gebouw het is.
De Prislop pas is niet hoog, maar je hebt op allerlei plekken zicht op berg na berg na berg na berg...
Als we verder rijden kunnen we nog een laatste blik werpen op het gebouw, en komen we onze tankwagen weer tegen.
En dan is er eindelijk de mogelijkheid om hem in te halen.
Het uitzicht is om deze tijd van de dag prachtig: de verre bergen zijn net een beetje in nevelen gehuld.
Dit was geen handige plek om door de vangrails te rijden...
Als we wat verder naar beneden zijn gereden zien we af en toe huizen, zoals deze, van top tot teen van hout.
Het asfalt is overal vol gaten.
Die gaten in het asfalt houdt ook in dat tegenliggers zich op elk denkbare plek op de weg kunnen bevinden.
Dan rijden we langs, denk ik, een Roma-dorp. Ze stoken buiten vuurtjes tegen de kou. Planken en palen en plastic zijn gebruikt om tenten en hutten mee te bouwen. Ook hier springen vrolijke en zwaaiende kinderen langs de weg.
Ik hoop dat dit een zomerkamp is, om bessen en paddestoelen te verzamelen en te verkopen. Ik hoop maar dat ze hier niet het hele jaar moeten wonen...
Maar als je dan ziet dat er ook golfplaten huizen staan, dan weet ik het niet...
De stukken berg die nog in de zon liggen kleuren goudgroen.
Geen idee wat voor gebouwtje dit is. Het hout lijkt bijna kant.
(Ernst vertelde me dat het een waterput is).
De weg heeft inmiddels een rivier als gezelschap gekregen.
En dan komen we in de bewoonde wereld aan.
Met het oversteken van de Prislop pas zijn we de Maramures uitgereden, en terechtgekomen in Moldavië. Er is een land Moldavië (dat hier aan grenst), en er is een Roemeense streek die Moldavië heet.
Het noordelijke deel daarvan, waar we nu zijn, heet Bucovina.
We worden meteen getracteerd op deze prachtige gebouwen.
Het is hier een heel vriendelijk landschap, en het wordt prachtig belicht.
Er staan zo hier en daar wat huizen, er lopen wat mensen, en soms staat er een koe over de weg te staren.
En overal zien we die gebouwen vol torentjes, die op de een of andere manier Russisch aandoen.
Maar ook de "gewone" huizen zijn prachtig.
Wat is dit voor sprookjesland, begin je je dan af te vragen, dat je gewoon langs de kant van de weg dit soort gebouwen ziet?
En kijk hoe ongelofelijk mooi dit nieuwe grote gebouw in elkaar wordt gezet. Wie weet is hier volgend jaar dus een hotel, in deze wonderbaarlijk mooie omgeving.
Op de T-splitsing zien we een reclamebord voor Hotel Eden.
Ik was nog aan het twijfelen tussen Vatra Dornei (rechtsaf) en Campulung Moldovenesc (linksaf), en de zekerheid van de aanwezigheid van een hotel in die laatste plaats, geeft de doorslag: we slaan linksaf, op naar Campulung Moldovenesc .
Het wordt zo langzamerhand donker, zodat we steeds minder zien van dit lieflijke landschap.
Maar zelfs in het donker zijn de wolken roet die deze vrachtwagen produceert nog prima te zien.
En steeds zien we die sprookjeskerken.
Er wordt hier flink aan de weg gewerkt.
Als we langs de wegwerkers rijden wordt er uitbundig gezwaaid.
Hier kunnen we ongehinderd langs de wegopbreking, maar vanaf dit punt komen we steeds stil te staan bij een stoplicht dat de doorgang regelt langs dit soort stukken.
Onze gewoonte om bij zo'n stoplicht helemaal vooraan te gaan staan laten we maar varen: Roemenen beginnen te rijden wanneer ze vinden dat het wachten genoeg geduurd heeft, en rijden er dan met grote snelheid langs, en hoe groter de auto, hoe eerder er gereden wordt.
De truc is dus om achter een grote vrachtwagen aan te rijden: die werkt als prima buffer tegen eventuele tegenliggers.
Bij een van de stoplichten (als ie op rood staat wachten ze echt wel een poosje!) zien we een man,
te voet, tegen een auto voor ons leunen. vervolgens probeert hij, stomdronken, op eigen benen te staan.
Hij helt alle kanten op, en staat tenslotte schuin naar voren, alsof hij tegen een helling op staat.
Campulung Moldovenec. Het eerste hotel dat we zien is weer zo'n motel, waar de motoren open en bloot aan de straat zouden staan.
Als we in het centrum stoppen om te overleggen, wil de R3B daarna niet meer starten: de accu is niet bijgeladen doordat we steeds langzaam achter zo'n vrachtwagen aan reden, en door het vele stoppen en weer starten is ie leeg.
Wachten lost niks op, en tenslotte proberen we de R3B te starten, met het kabeltje aan de Tricker, dat eigenlijk voor de situatie andersom bedoeld was.
Het lukt!
Door gewoon door te rijden vinden we Hotel Eden.
Het hotel heeft een garage, waar twee Zwitserse motoren staan, een 1100GS en een 1150 Adventure. Als we een biertje drinken beneden zien we ze.
Ze hebben elk jaar met z'n tweeën een 10-daagse motorvakantie ("we zijn begonnen met 1 dag, en hebben het elk jaar met een dagje opgerekt, maar de rek is er nu uit, 10 dagen is de limit voor de vrouwen"), en zijn nu voor het eerst naar Roemenië.
Ze zijn langs de Donau gereden (langs de grens met Servië en Bulgarijë), omdat ze dachten dat dat lekker aangenaam zou zijn, met restaurantjes aan het water enzo.
Maar het was er arm, heel erg arm. Ze zijn "shocked" door de armoe die ze hebben gezien. Vergelijkbaar met het tentenkamp van de Roma waar wij door kwamen.
Maar, de Roemenen zijn geweldig, vinden ze: ook zij waren gewaarschuwd voor stelen en bedriegen, e n niets van dat alles, alleen maar vriendelijkheid en behulpzaamheid.
En het is een prachtig land, vinden ook zij.
Zij hebben trouwens alleen maar mooi weer gehad, tot hier (het is weer gaan regenen). Slapen, en hopen op echt mooi weer morgen!
En hopen op mooi weer natuurlijk!