Piestany - Levoca
We vertrekken vanuit Piestany, rijden afwisselend op heerlijke motorweggetjes en drukke grote wegen, door de Tatra met prachtige houten huizen, en we komen uit in Levoca, een prachtig plaatsje met heel mooi plein.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Woensdag 30 augustus 2006
We hebben een verlaat ontbijt door PC-problemen (het Librettootje heeft op het laatste moment een groot hard schijfje en een kaartlezer gekregen, en die doen het uiteraard niet meteen goed). Aaargghh, ik wil geen PC-problemen tijdens vakantie!
Het ontbijt maakt veel goed: dat is hier boerenstijl, dus met eieren erbij, en als je wilt ook met spek of bacon of worstjes.
Het is even zoeken naar de brug over de Van. Onderweg komen we allerlei hotels tegen, zoals dit pension Astra. Wonderbaarlijk, dat die 's nachts allemaal verdwijnen ;-)
De eerste straat die we proberen loopt dood in een park. Er is daar wel een fietsbrug met trap en zo'n gootje, maar dat zie ik niet zo zitten met de R3B erbij.
Daardoor zien we veel van Piestany. Dat staat vol met erg mooie oude huizen, en er wordt volop gerestaureerd.
Het verschil tussen overdag rijden en 's nachts door een stadje komen is hier veel groter dan je gewend bent, doordat 's nachts niets is verlicht: er zijn vrijwel geen straatlantarens (hier op de foto is er een), en de lichten in de winkels zijn buiten openingstijd uit, zodat het 's nachts lijkt alsof er totaal geen bedrijvigheid is, terwijl overdag overal winkels blijken te zitten.
In Piestany is duidelijk erg veel ouds bewaard gebleven. Ook kerken, die weer in gebruik zijn. Al die tijd communisme heeft het geloof kennelijk niet aangetast (misschien zelfs integendeel).
Omrijden levert uiteindelijk een heuze brug op, en dan rijden we Piestany uit.
Het is meteen een aangenaam klimmende weg..
Lekkere bochtjes, bos.
Als we deze uiterste uitlopers van de Mala Fatra door zijn wordt het vlakker.
En als het vlakker wordt, wordt het vaak ook rechter...
(Op de foto is vooral de boom aan het einde van deze weg mysterieus).
Wat opvalt onderweg zijn de grote hoeveelheid bedrijven die iets met auto's doen, zoals deze Autobazar.
Als de weg uit Nitra erbij is gekomen wordt het druk. Er is veel vrachtverkeer is er hier: Tatra, Liva, soms Man.
In Partizanske stoppen we om te tanken. Zodra de R3B op z'n zijstandaard staat valt hij om: de zijstandaard is doorgescheurd (had Ernst eigenlijk aan zien komen: hij stond steeds schuiner, en had eigenlijk een stoeprandje nodig om goed te kunnen staan).
Ernst krijgt ijzerdraad bij het tankstation (door aanwijzen, van een met ijzerdraad bij elkaar gebonden pakketje hout voor de kachel) waarmee hij het mechanisme van de startonderbreking kan laten geloven dat de zijstandaard is ingeklapt, maar we moeten iemand zien te vinden die de standaard kan lassen.
Bij de eerste autodealer (tweedehands auto's en banden op een zanderig terreintje, stel je geen glaspaleis voor) is niemand te vinden.
Ernst gaat het vragen bij een bouwmarkt. De baas wijst ons (met handen en voeten, want Slowaaks is een lastige taal voor ons) een plek aan waar ze kunnen lassen.
Daar zien we auto's en automonteurs, die niet kunnen geloven dat we bij hen stoppen. Maar ook zij begrijpen wat Ernst bedoelt en aanwijst en uitbeeldt, en ze wijzen weer een volgende plek aan.
Die is dicht.
We rijden verder, en komen bij een plek met slagboom, loodsen, en wat trekker-achtig spul. De gemeentewerf, aan het bord te zien (Slowaaks gebruikt geen cyrillisch schrift, en dan kun je al snel wat wegwijs worden).
De man die de slagboom bedient (dat is zijn enige taak; alles gaat hier dan ook in een lekker relaxed tempo en er is veel tijd voor een kletsje) haalt er een ander bij, die er weer een ander bijhaalt, die beslist dat ze de standaard kunnen lassen.
Ernst mag met de R3B onder de slagboom door; ik blijf buiten staan.
Ze hebben met 8 man aan die standaard staan lassen hoor ik later, cq eromheen gestaan.
Ik wacht dus buiten. De slagboomman komt vragen of we touristi in Slovakia zijn. Slovakia en Romania, zeg ik, en ik wijs de route aan op de kaart. Ah, door de Tatra's, mooie route, beslist hij.
Een jongetje (een jaar of 14, schat ik) komt aanlopen, en bekijkt de Tricker aan alle kanten. Hij steekt 10 vingers op en kijkt vragend. Hoe hard hij kan, neem ik aan, en ik wijs hem op de kilometerteller (die tot 140 gaat), en wijs de 120 aan.
Nee, ewro's, euro's dus, hoeveel zo'n motor kost. De 4000 die ik hem probeer uit te leggen zorgt voor een donkere wolk voor zijn gezicht. Hoe leg je uit dat een tweedehands motor veel minder kost?
Hij neemt afscheid, en loopt weg met een handkar. Slowakije maakt de indruk economisch gezien langzamerhand rijker te worden: ik hoop dat de dag dat hij een motor kan kopen snel aanbreekt.
De standaard is perfect gelast, en er was geen enkele sprake van dat ze er geld voor aannamen.
We rijden verder, uitgezwaaid door de mensen van de gemeentewerf.
De weg is nu bijna een aaneenschakeling van dorpen, met veel verkeer.
Er wordt veel gebouwd in de dorpen.
Ook hier is weer prachtig te zien hoe woonhuizen tot bijvoorbeeld kledingwinkel worden omgevormd. Buiten hangen dan wat kleren aan een hangertje.
Slowaken houden niet van langzaam rijden, dat is wel duidelijk. Inhalen gebeurt dan ook voortdurend.
We zitten hier in een gedeelte van Slowakije dat veel meer geïndustrialiseerd is dan toen we door de Mala Fatra en de kleine Karpaten reden: dit is een dal, het dal van de Nitra.
Om naar Prievidza te rijden moeten we een eindje snelweg volgen.
Prievidza is druk, maar goed te doen. Er zijn hier zelfs al stukjes tunnel aangelegd om de weg erboven leefbaar te houden.
Prievidza is wel naargeestig: Sovjet-industrie, die naar steenkool ruikt, met grijze woonkazernes. Soms heeft zo'n flat een kleurtje gekregen. Er is wel erg veel groen tussen de flats, trouwens: het is met dezelfde goede bedoelingen aangelegd als bij ons de Bijlmer.
De 64 Prievidza uit is eerst nog druk, maar al snel zitten we weer echt buiten.
Nitrianske Pravno , een eindje voorbij Prievidza.
Het heeft een prachtig stadhuisje.
En we komen er een grote groep motorrijders tegen, die enthousiast zwaaien (wat nogal doet vermoeden dat Slowakije niet echt vol motorrijders zit).
Als we Nitriankse Pravno uit zijn wordt het rustiger, landelijker.
Je ziet hier veel kerkjes, kapelletjes en Jezussen-aan-het-kruis.
We zijn het dal weer uit, en er zijn weer bochten.
Het is inmiddels weer koud geworden, en er hangt regen in de lucht.
We stoppen om te eten in een pizzeria langs de weg. Ernst krijgteen pizza zonder kaas.
Binnen is het ook koud, maar we worden erg aardig bediend, en ze kent prima Engels!
We rijden verder, over alweer een hele mooie motorrijdersweg.
Als we Slovenske Pravno uitrijden, rijden we weer een vlakte in. In de verte zien we al de uitlopers van de Tatry (wat meervoud is van Tatra).
Onderweg komen we nog dit kerkje tegen, met een dakbedekking van "leitjes" van hout.
Naarmate we dichter bij Martin komen wordt het drukker.
We rijden door Martin. We raken van de doorgaande route af (doordat ik het "rechtsaf" op dit bord iets te blind en daardoor te vroeg opvolgde), en rijden bij een flatgebouw een hoge stoep op om weer op de weg te komen. Verbaasde blikken alom.
Van Martin zien we verder voornamelijk woonkazernes.
Vanuit Martin rijden we de 18 op, naar het oosten. Het is een drukke weg. Alle soorten verkeer rijden er: trekkers, veel vrachtwagens, snelle auto's, langzame aut's, en wij.
Er wordt heel veel ingehaald, ook als het niet kan (en dan blijkt het dankzij remmen en uitwijken van de rest toch te kunnen).
Ik merk dat ik het gek genoeg erg leuk vind; het bezorgt me een vrij gevoel (en doet me denken aan hoe m'n vader vroeger reed). Het is, hoe vreemd het ook lijkt, goed voor m'n zelfvertrouwen in het verkeer. De schrik na het ongeluk slijt met hetzelfde tempo als de Slowaken graag aanhouden op de weg.
We rijden hier weer in het dal van de Van, die hier vlak naast ons stroomt.
Helaas gaat het weer regenen: regenbroeken aan.
Overal kun je hier banden kopen, om laten leggen, laten balanceren en vooral plakken.
Bij Partizanska Lupca verlaten we de grote weg, om met een omweggetje naar de Tatry te rijden. De weg is leeg. Het is heel lekker rijden.
De weg is vrijwel helemaal verlaten.
Maar het duuurt niet lang voor de eerste stad zich aandient.
En dan rijden we temidden van allerlei verkeer naar Liptovsky Mikulas.
Het is een stad met veel industrie,
En grauwe woonkazernes (wel weer met veel groen ertussen).
En als we de stad uit zijn, zijn we echt op weg naar de Tatry.
We klimmen, zonder haarspelden: geleidelijk, maar behoorlijk steil voor het Trickertje.
Je rijdt langs de flanken van de bergrug omhoog. De Tricker hikt af en toe, en rijden in de 5 trekt hij niet, maar we komen steeds hoger.
Links en rechts donkere dennenbossen. Links zijn af en toe toppen te zien, maar die liggen voornamelijk in de nevel.
Eén keer zien we sneeuw.
Het wordt mistig. Er valt een beetje regen, en het is erg koud. De Ixis wijst een paar graden aan.
Het eerste wintersportplaatsje dient zich aan door middel van een stationnetje: Nova Polianka.
En dan komen we in Stary Smocovec . Prachtige houten gebouwen. Sommige opgeknapt, sommige nog niet.
In Stary Smokovec kun je dus in dit soort hotels verblijven. Het plaatsje bestaat geheel uit dit soort prachtige gebouwen. Er is ook een grote foto van dit hotel.
De nieuwe gebouwen die hier zijn neergezet zijn mooi in stijl gebleven.
Dit kerkje past er mooi bij.
Maar deze weer niet...
Rechts in het dal is zon te zien. We zijn hier boven volkomen verkleumd, en er is niets van de bergen te zien waar we tussen rijden..
Het besluit is genomen: in plaats van de route te volgen (tot aan de weg naar Zakopane in Polen, en van daaruit het dal in) rijden we direct naar beneden, via de 534.
De weg brengt ons in Poprad, een stad met lelijke flatgebouwen. Daar draaien we weer de 18 op, die weer druk is, en waar het weer lekker inhalen wordt (dat gaat prima met de Tricker, als je maar zorgt dat je je snelheid houdt).
Ernaast wordt, terecht, aan een snelweg gewerkt.
De foto's doen geen recht aan de drukte van de weg: die zijn genomen als we eindelijk weer voorbij een rij achter een vrachtwagen zijn gekomen, en de ruimte voor ons alleen hebben.
Doordat de zon inderdaad schijnt, achter ons, hebben we steeds zicht op erg mooie regenbogen.
Dit kerkje ligt hier schilderachtig, olp z'n heuvel, met de bergen op de achtergrond.
Het eerste beeld van Levoca is een kerktoren van de stad, en daarboven in de bergen nog eentje.
Het tweede beeld is een regenboog die in het centrum eindigt. OK, het is duidelijk waar we heen moeten.
Het centrum is geheel ommuurd. In het midden is een groot plein met twee kerken en een stadhuis (met torens) met galerijen. In het groen.
Om het plein huizen in renaissancestijl met fake-beschilderingen (die een vlakke muur uit uitspringende stenen laten lijken enzo), guirlandes, of in rood geschreven arabesken. Sommige gebouwen zijn helemaal opgeknapt, sommige nog lang niet.
Levoca is prachtig. (zie ook bijvoorbeeld de site van Spectacular Slovakia, Levoca).
Deze foto is er ook in een grote versie.
We drinken koffie in een soort van tearoom (met erg zoete gebakjes, en helaas ook met een open deur, zodat het warm worden niet erg lukt), en tijdens de koffie beslissen dat we hier blijven en in het hotel ernaast gaan slapen. Hotel Arcada , in een mooi gebouw met, inderdaad, arcaden.
Door een gang tussen de arcades kom je bij de trap naar de receptie, waar een erg aardige meneer staat.
De kamer met uitzicht op het plein heeft twee aparte bedjes. We nemen de kamer met uitzicht op de binnenplaats,
met een groot bed.
De motoren mogen op de binnenplaats. We hebben een grote kamer, met grote badkamer met bad, en uitzicht op de motoren.
Tijd om Levoca te bekijken.
We maken een wandeling door de stad. De klokketoren van het stadhuis speelt een lief muziekje. De huizen zijn in renaissancestijl. Ik neem aan (en hoop) dat binnenkort alles prachtig gerestaureerd is, maar eigenlijk is het erg leuk om het net nog te zien voor dat gebeurd is.
Je moet nog alles zelf ontdekken in Levoca: er zijn geen informatieborden die je in alle talen vertellen wat er te zien is. Het is een wonderbaarlijk mooi stadje.
Ludovit Stur is de grondlegger van het Slowaaks.
We ontdekken ook de kerk hoog in de heuvels, die we al zagen toen we op Levoca af reden.
Het is duidelijk dat er al veel werk gestoken is in het opknappen van sommige huizen aan de kant van het plein. De kant met z'n gevel aan de steegkant moet nog even geduld hebben.
Levoca is geheel ommmuurd, en je kunt langs de muren lopen.
De straten zijn van modder, en hier is nog niets gerestaureerd.
Overal waar je loopt is iets leuks te zien.
We eten in Restauracia Slovenska. Er is een aangename sfeer, en lekker eten, maar lelijke muziek (house). Als we vragen of ze geen Slowaakse muziek hebben vraagt het meisje dat ons bedient vol verbazing: " You mean folkore?". De afschuw druipt van haar gezicht ;-)
Er is zowaar een winkel met souvenirs hier aan het plein.
Zelfs in de arcade van het hotel zijn nog verrassingen te vinden (geen idee wat de beeldjes voorstellen).