Bork (Duitsland) - Lund (Zweden)
We beginnen de dag door de prachtige beboste omgeving van de oostelijke oever van de Müritz, waar we tenslotte op onverharde paden vastlopen.
Vlak na Neustrelitz maken we een omweg naar Prillwitz: die kans kan geen Bommelliefhebber laten lopen.
Voorbij Neu-Brandenburg worden de wegen kaler en rechter, en we komen uiteindelijk in Greifswald. Een verrassing: dit deel van Duitsland blinkt uit in de mooi bewaard gebleven prachtige stadjes.
Op de kaarsrechte weg naar Stralsund komen we een Nebenstrecke naar Rügen tegen, die ons naar een veer brengt dat ons naar Rügen brengt.
Rügen is idyllisch, en we kunnen de laatste boot naar Trelleborg in Zweden nemen, meteen!
We overnachten in Lund.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Donderdag 1 september 2011
We worden wakker terwijl de zon in onze kamer schijnt, in Landhaus Lellichow. Dat is natuurlijk altijd plezierig, vooral als je de zon nog zo weinig hebt gezien.
We zoeken het enige plekje in de ontbijtzaal op waar de zon naar op de tafel schijnt, en dan komt de mevrouw die de koffie brengt vragen of we misschien vers roerei en spek willen? Uiteraard!
Behalve dat versgemaakte roerei met spek stond er ook een enorme ontbijtbar tot onze beschikking.
Goed ontbijten, en je hebt nauwelijks een lunch nodig. Ideaal als je wilt doorrijden!
Onze kamer en de ontbijtzaal kijken uit op een enorm grasveld, met bos aan de zijkanten en de achterkant.
Daardoor kan Ernst het gebouw in z'n geheel op de foto krijgen. Aan de partytenten kun je zien dat ze regelmatig van allerlei feesten en partijen huisvesten.
En dan vertrekken we, in de zon.
Het meisje bij de receptie vertelt dat ze ook van motorrijden houdt: ze gaat al 20 jaar achterop, op een Harley. Alles viel enorm mee aan dit hotel: het zag er uit als een afstandelijk formeel hotel met de verkeerde soort semi-chique, maar het blijkt vriendelijk, warm en aangemaam.
Even later komen we weer langs Gasthaus Waidmannsheil in Lellichow, die gisteren onze rugzak keurig voor ons hadden bewaard.
We zwaaien, ook al is er niemand te zien.
We rijden even later door het dorpje Herzsprung.
Ik kan me herinneren dat ik dat bord ook opmerkte op de terugweg, en toen vond dat dat wel een goed teken moest zijn: een sprong van ons hart van blijdschap dat de rugzak nog in het Gasthaus zou staan, dat moest het zijn. En dat was ook zo, bleek even later ;-)
Ernst rijdt voorop en ik laat me verrassen.
We rijden net als gisteren door Wittstock, maar deze keer slaan we rechtsaf, naar het noordoosten. We komen dan op deze allee uit.
Ernst laat de route vandaag lopen door het nationale park van de Müritz, zom een andere route te rijden dan gisteren: driemaal over die kaarsrechte wegen lijkt ons wat te veel van het goede.
We rijden over een allee: een weg met bomen er langs.
Duitsland heeft daar nog heel veel van, met name in voormalig Oost-Duitsland. Er is een hele lange toeristische route, de Deutsche Alleënstrasse.
Iedereen kent waarschijnlijk wel die waarschuwingsborden voor vrachtwagens die je vaak langs alleeën ziet, met een vrachtwagen die je tegen een laaghangede tak aan ziet rijden.
Maar dit bord, dat automobilisten waarschuwt om niet tegen een boom aan te rijden, is nieuw voor ons.
Het is hier heel voorstelbaar dat dat van tijd tot tijd gebeurt, want door de "hidden dips" zie je eventuele tegenliggers niet, en als die met het idee dat er toch niemand is midden op de weg rijdt, leidt uitwijken gemakkelijk tot de situatie op het bord.
Het is heel sfeervol, zo'n allee.
We rijden Berlinchen binnen, klein Berlijn.
Het maakt z'n naam niet echt waar, maar het is een lief dorp, en deze reclameborden langs de weg: wat zou ik het prachtig vinden als er alleen maar van dit soort reclameborden langs wegen te vinden zouden zijn!
En zo klein als het is: het heeft een hotel, twee kroegen, en twee websites! Dit is de andere website.
Als we Berlinchen uit zijn rijden we weer door het bos. We komen langzamerhand in het merengebied.
De Müritz is een van de grootste meren van de Mecklenburger Seenplatte, een streek in Mecklenburg-Vorpommern, met een grote hoeveelheid grote en kleine meren.
De westkant van de Müritz is open voor pleziervaartuigen, en die westkant van de oever if toeristisch ontwikkeld; aan de oostkant is het Müritz nationale park: een deel van het meer en de oever is vrij van vaartuigen, en er is een groot gebied met bos, kleinere meertjes en hier en daar een dorp, dat een beschermde status heeft. Een gebied voor wandelen, vogels kijken fietsen, en hier en daar motorrijden dus.
Niet veel later rijden we door Sewekow, weer zo'n plaats met een slavische naam, zoals er zoveel zijn hier in de buurt.
Soms lijkt het wel dat hoe kleiner een dorp, en hoe groter de tuinen van de huizen, hoe groter het park van het dorp is. Hier kun je prachtig zitten in het groen.
Rechts op de foto staat een bord met een tekst onder een afbeelding van een gevechtsvliegtuig met rode streep er door heen, en de kop "Freie Heide".
Het refereert aan de overwinning van de gemeenten hier in de wijde omgeving op de staat van Duitsland, die het militaire oefenterrein dat er ooit door de Russen is gebouwd, de Bombodrom, nieuw leven in te blazen: Duitsland wilde er een oefenterrein voor de Navo van maken, maar na enorme protesten is dat in 2009 afgeblazen.
Er is zelf een website aan de acties gewijd (die jaren hebben geduurd): www.freiheide.de.
Je rijdt hier af en toe over smalle weggetjes, en altijd door het bos.
Van tijd tot tijd zie je een meertje tussen de bomen door.
En tussen de bossen door zijn er stukken waar je tussen de weilanden rijdt, en er zijn steeds bochten.
Het is een erg aangenaam landschap hier, en het is een verademing ten opzichte van de route die we gisteren hadden gekozen om naar het noorden te rijden!
Vlakbij Mirow, of eigenlijk al in de bebouwing van dat stadje, steken we, bij een sluis, de Müritz-Havel-Wasserstrasse over.
We rijden Mirow door, en slaan dan links af, dieper de Ostufer van de Müritz in.
Het bordje met de uil wordt overal in Duitsland gebruikt voor "Naturschutz" gebieden.
Hier staat er uiteraard bij dat je in het Müritz Nationalpark rijdt.
We rijden door een gebied waar niet alleen Kraanvogels op de trek komen uitrusten in het voor- en najaar, maar ze broeden er ook.
Elke keer dat we, zoals hier, zicht hebben op een meer in de verte met moerrassige grond er voor, doe ik dan ook m'm uiterste best om een Kraanvogel te ontwaren. Dat is helaas niet gelukt.
In de trektijd worden er hier, speciaal voor de Kraanvogels, allerlei stukken weg afgesloten: Kraanvogels houden van rust.
We slaan een smaller weggetje in, en komen dan door een dorp met verspreid staande vakwerkhuizen en veel bomen.
Het is er zo aangenaam rustig dat we stoppen, en dan ontdekken we een stukje van de weg een informatiecentrum met daarvoor een groot stuk grasland met bomen en picknicktafels.
We houden er pauze, met zicht op de vakwerkkerk van Blankenförde.
Oorspronkelijk stond er een houten kerk, die in een brand is verwoest, en deze vakwerkkerk is in 1702 daarvoor in de plaats gebouwd.
Een van de bomen waar we uitzicht op hebben is een Linde van 800 jaar oud!
We gaan verder en slaan rechtsaf (de doorgaande weg loopt dood; het veel smallere weggetje rechtsaf loopt misschien door, hopen we).
Het weggetje wordt al snel een zandweg. Ik houd niet van zand!
De twee sporen zijn vrij hard, maar daarnaast is het mul, en er zijn dwarssporen af en toe.
Maar, zoals altijd, sta ik verbaasd van de Tenere: die zorgt er voor dat het geen enkel probleem is.
Ik houd vol tot er een dwarsweg komt die de sporen helemaal heeft kapotgemaakt. Het lijkt op de foto natuurlijk geen enkel probleem, maar in het echt was het glibberig en glijerig.
Ernst rijdt een stukje door, om te kijken of het verserop beter of juist slechter wordt.
Terwijl ik wacht hoor ik een Raaf, en even later komt hij voorbij vliegen, als een Havik tussen de bomen doorschietend na een uitgebreide blik op mij geworpen te hebben: hier ben niet ik de observator van een vogel, maar de vogel een observator van mij.
Ik sta natuurlijk midden in z'n territorium, en dat moet hij even in de gaten houden.
Ernst komt terug: de weg is verderop verboden, en wordt sowieso ook steeds lastiger.
Ik moet dan ook toegeven dat ik erg blij ben met het asfalt dat we even later tegenkomen.
We rijden weer met bochten door bos, onder de Useriner See langs.
Aan de onderkant van de Useriner See kom je, als je de Havel bent overgestoken, Useriner Mühle.
Daar staat de graansilo, uit 1939, die hoort bij een oude watermolen uit 1873; er staat daar al sinds 1346 een watermolen, maar deze stamt uit 1873.
De watermolen lag aan een spoorbaan, en floreerde lange tijd. In 1991 stopte hij z'n werk.
Bij het uitrijden van Useriner Mühle zie je deze toren, die deel is van de watermolen.
Nu zit er de Mustang bar, " Kulturgaststätte mit authentische mexikanisch-amerikanische Küche inmitten der Mecklenburger Seenplatte"
Ze onderhouden de watermolen perfect, en zo blijft hij bewaard.
Als we Neustrelitz binnenrijden, zien we aan onze rechterhand een park met een paviljoen-achtig gebouw. het is de Hebetempel, die staat in het Schlosspark van Neustrelitz.
Neustrelitz is geheel "nieuw" gebouwd vanaf 1726, toen de hertog van Mecklenburg-Strelitz z'n jachtslot dat daar stond, uitbouwde tot Residenzscloss, omdat z'n oude woning was afgebrand.
Bij dat slot hoort een uitgebreid slottuin, en in die tuin staat deze tempel.
Het slot zelf bestaat niet meer: het is aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verwoest.
Maar de tuinen zijn prachtig onderhouden, en behalve deze tempel staat er nog veel meer (zoals een orangerie).
Neustrelitz is dus een planmatig opgebouwde stad, laatbarok, en dat kun je goed zien aan het stratenplan van het oorspronkelijke deel van de stad: dat zijn 8 straten die in de vorm van een ster naar de centrale markt lopen.
Je ziet dat stratenplan ook erg mooi in het logo van Neustrelitz terug.
Hier rijd ik over één van die straten.
In Neustrelitz is veel opgeknapt, maar er is ook nog veel te doen!
Dit is de weidse markt van Neustrelitz, met de Stadtkirche.
De kerk is in 1778 gebouwd, en de toren is er in 1828 bij gezet.
Het is indrukwekkend, zo'n klein stadje met zo'n enorme markt. Doordat alles in het centrum uit de barok stamt wordt die "vorstelijke" indruk nog eens versterkt.
We rijden verder over de B96 in de richting van Neubrandenburg, en komen dan door Weisdin.
Daar staat dit achthoekige gebouw, de Achteck Kirche.
De binnenkant van de kerk ziet er zeer indrukwekkend uit: jammer dat we daar niet zijn gestopt!
De kerk stamt van 1749: uit dezelfde tijd dus dat Neustrelitz in z'n geheel uit de grond werd gestampt.
De Becker loodst ons via dit prachtige doorsteekje, over kinderkopjes, door een parkachtig landschap.
We komen bij een wegwijzer waar we volgens de Becker rechtsaf moeten, maar linksaf staat het plaatsje Prillwitz.
Ernst is een groot bewonderaar van Marten Toonder, en wie de Bommelverhalen kent zal bij het zien van een bord met de plaatsnaam Prillwitz uiteraard denken aan professor Prlwytzkowsky (hier is hij met afbeelding en al, in een kenmerkende les).
We aarzelen uiteraard geen moment en slaan linksaf (dat is sowieso de juiste richting natuurlijk).
In Prillwitz is een jachtslot dat we niet hebben bekeken (we reden langs de tuin er van), waar nu een hotel in is gevestigd: Jagdschloss Prillwitz.
Verder is het een lief klein dorpje, waar dit gebouw vooral opvalt. Het is het voormalig gemeentehuis van Prillwitz, uit 1905, en het was daarvoor in bezit van de hertog van wie het slot ook was.
Die informatie heb ik van iemand die een dorpswandeling door Prillwitz heeft beschreven, met foto's en al.
We kunnen over hetzelfde weggetje door blijven rijden.
Het is, zoals je ziet, een prachtig bochtig weggetje.
Het weggetje komt vlak bij Penzlin uit.
We slaan daar rechtsaf, en kunnen Penzlin dus alleen uit de verte zien liggen.
We zien van daar uit een groot aantal erg mooie middeleeuwse vakwerkhuizen: volgens mij is Penzlin een erg mooi stadje.
We omzeilen Neubrandenbirg door vanaf de B192 door te steken naar Weithin (voornamelijk een industriegebiedje van Neubrandenburg), en daar verder naar het noorden te rijden, via een smalle en aangename weg.
Hier rijden we door Lebbin, waar een enorm ooievaarsnest is gebouwd (door mensen, om Ooievaars te lokken; ik kan niet goed zien of het nest in gebruik is genomen) op een toren.
Wat voor toren het is heb ik niet kunnen vinden; op m'n zoektocht kwam ik er wel achter dat Lebbin een Bauerncafé heeft, wat natuurlijk een aangename stop zou zijn geweest.
Even verder rijden we langs het kerkje van Lebbin, met houten toren.
Het mooie weggetje eindigt in Altentreptow, een klein stadje.
We rijden nu verder in de richting van Greifswald, en de wegen zijn recht. Iets minder recht dan de route die we gisteren reden, gelukkig; er zit af en toe een bocht in.
De weilanden zijn heel drassig: het heeft hier net als bij ons heel lang en hard geregend.
Tussen die bochten door is de weg lang en recht...
Bij Jarmen steken we de rivier de Peene over.
We moeten omrijden via een noodbrug: er wordt aan de brug gewerkt.
Als ik het goed heb begrepen is de boogbrug die je ziet in aanbouw sinds 2010, en zal in 2012 klaar zijn.
In december 2011 is de boog naar de juiste plek geschoven door, jawel, een Nederlands bedrijf.
Dan komen we in Greifswald aan, en nog voor we in de oude binnenstad zijn is duidelijk dat dit een baksteenstad is. Greifswald is dan ook een van de Hanzesteden.
We rijden de stad binnen via de Güzkower Landstrasse, en daar zien we deze twee pakhuizen staan met dat huis er tussen (ik neem aan ooit van de directeur die de eigenaar was van die pakhuizen).
Het is het Altes Kontorhaus van de "Speicher van de Güzkower Landstrasse", en het is bijzonder liefdevol opgeknapt, en terecht!
De pakhuizen zijn omgebouwd tot woningen, en het directeursgebouw is een verzamelgebouw voor bedrijven, onder andere met een architect.
Aan de overkant is een braakliggend terreintje met een grauw huizenblok waar groot "Nazi's Raus" op staat.
Dat hebben we vaker gezien hier: veel Duitsers zijn absoluut niet gesteld op de zusetrpartij van de PVV, de NPD, en laten dat duidelijk merken. Uitstekend!
We komen langs een plein met veel groen en een monument dat lijkt op een miniatuur gotische kerktoren.
Het is de Rubenowplatz met het Rubenowdenkmal.
Dat monument staat er omdat Heinrich Rubenow, een burgemeester van Greifswald uit de vijftiende eeuw, een van de grondleggers was van de universiteit van Greifswald, en dit plein is aangelegd toen er een gebouw van de universiteit werd gebouwd.
Als ik het goed heb begrepen is dit dat universiteitsgebouw, het hoofdgebouw van de Ernst Moritz Arndt Universität Greifswald.
Greifswald is een verrassend mooie stad. We dwalen er, gedwongen door het vele eenrichtingverkeer en hier en daar een voetgangersgebied, langere tijd doorheen, tot ons genoegen.
Zoals je ziet is er zelfs op blinde muren nog van alles en nog wat te bekijken.
We rijden de oude binnenstad uit bij cafë-restaurant Zur Sonne. en dat kan alleen maar een goed teken zijn, lijkt me. Het zit in een sfeervol oud gebouw.
Dan is er een kaarsrechte weg richting Stralsund. Het begint, in tegenstelling tot het goede teken, juist een beetje te regenen.
Als ik dan opok een bordje met "Tourische Nebenstrecke nach Rügen" zie, naar rechts, neem ik die afslag.
De weg waar we op terecht komen is in eerste instantie ook recht, maar smaller, minder winderig en minder druk, en er steekt bovendien vlak voor me een Ree de weg over. Wat wil een mens nog meer!
De Nebenstrecke komt uit bij een pont, tussen Stahlbode en Glewitz.
Glewitz ligt op Rügen: we zijn al bijna bij onze eindbestemming van vandaag.
We kunnen direct de pont op rijden, en dan is het eventjes wachten en dan varen we.
Het is hier een Wadden-achtig gebied, maar deze vaargeul valt nooit droog: de pont vaart heel geregeld.
En dan zijn we op Rügen!
Op de een of andere manier is Rügen al lange tijd een magische naam. Veel mensen hebben me verteld dat het heel mooi is, maar ik heb er nooit echt een beeld van kunnen krijgen.
Nu zal ik het met eigen ogen kunnen zien.
We rijden over smalle weggetjes door een idyllisch landschap.
Hier en daar een dorpje met vakwerkboerderijen, slootje in sappige weiden, en veel bos daar tussen.
Met dat woord "mooi" ben ik het volkomen eens.
Hier rijden we in een groter dorp, Garz, dat zich dan ook Stadt Garz noemt.
Je ziet hier de boerderijen die je in deze dorpen vaak langs de hoofdstraat ziet liggen: sommige met vakwerk, sommige met een rieten dak. En de boerderij midden op de foto heeft dan ook nog zo'n prachtig "geloken ook-" dakraam.
Er staat een rijschoolhouder aan de kant van de weg, te sleutelen aan een Yamaha TW. Hij zwaait met z'n sleutel in de hand.
Hier zie je rechts nog net het oude raadhuis van Garz.
Wat je ook mooi ziet is hoe de dorpen hier zijn samengesteld: een hoofdstraat met vrij lage boerderijen er aan.
En veel oude bomen: Rügen maakt door de vele bomen op geen enkele manier de kale winderige indruk die je soms op zo'n eiland ziet.
Hier rijden we langs de oude stadsschool, de Stadsschule, van Garz.
Het gebouw is netjes gerestaureerd, en fungeert ook nu weer als school: hulde!
Hier zijn we net Garz uit, en rijden over de Putbuser Strasse. Kaarsrecht, omzooms met bomen.
In Garz kwamen we op een T-splitsing, waar we rechtsaf zijn geslagen, in de richting van Putbus. Het is hier een stuk drukker dan op de lieflijke weggetjes waar we vandaan komen.
Even later rijden we door Kasnevitz.
Je ziet aan de boerderij links op de foto hoe romantisch de dorpen hier zijn.
Op de achtergrond zie je nog net de St Jacobi Kirche uit de vijftoende eeuw.
De romantische boerderij links is trouwens het Pfarrwitwenhaus, uit 1771.
Niet veel later zijn we in Putbus, dat een heel ander karakter heeft dan de dorpen die we tot nu toe zijn tegengekomen: Putbus heeft allure, Putbus is een echte stad, ook al is het klein.
Putbus is vrij nieuw: het is in 1810 gesticht, in neoklassieke stijl, als stad bij het slot. Rechts van ons hebben we een uitgebreid park met oranjerie; ergens daarachter moet het slot van Putbus zich vroeger hebben bevonden; het slot is bij een brand in 1865 vrijwel verwoest geweest, is weer opgebouwd, en is aan het einde van de Tweede wereldoorlog geplunderd, en tenslotte in 1957, na een mislukte pogin tot renoveren, afgebroken (mede vanwege de nationaal-socialistische historie die er aan het slot kleefde).
Je ziet hier ook waarom Putbus der weisse Stadt, de wiite stad, wordt genoemd: de huizen hier zijn allemaal zo wit als de gebouwen die je hier ziet.
Hier zie je langs de weg een aantal stukken van kapotte zuilen (waarschijnlijk neoklassieke zuilen, lijkt me dan) uitgestald; er stond geen bordje bij, en ik heb geen enkele informatie kunnen vinden er over. Ik neem aan dat dit de resten zijn van het slot.
Dit is de weg tussen Putbus en Lonvitz.
We rijden die weg helemaal uit tot aan het einde, waar een T-splitsing is met de zeer drukke B196.
Die weg moeten we eigenlijk naar links gaan volgen, richting Binz, maar we zien voor ons een weggetje doorlopen naar Jagdschloss Granitz.. Dat weggetje is er alleen voor voetgangers en fietsers.
We hebben nog geen zin om al rechtsreeks naar ons doel te rijden, de haven bij Sassnitz, en de weg is zo druk dat rechtsaf slaan veel gemakkelijker is dan linksaf, dus de keuze is gauw gemaakt: we gaan proberen naar rechts te rijden en dan bij de eerste gelegenheid linksaf te slaan, om te kijken of we bij dat Jachtslot kunnen komen.
De eerste mogelijkheid linksaf is een kinderkopjesweggetje, dat na verloop van tijd onverhard wordt.
Het eindigt bij een spoorlijn.
Dit is de spoorbaan van de Razende Roeland, of de Jagdschhlossexpress: de enige mogelijkheid om bij dat slot te komen is te voet, op de fiets of met een trein.
We keren noodgedwongen dus weer om, rijden een stukje over de B196, en slaan dan rechtsaf, richting Binz.
In de bochten liggen hier ook kinderkopjes, wat het rijden extra vakantiegevoel geeft.
En dan zijn we in Binz, en waar ik eerder nog het idee had dat we ergens onderweg een leuk hotelletje zouden uitzoeken, begint de moed me hier een beetje in de schonen te zakken.
Het is hier één en al hotel!
Het is geen doen meer om hier nog een keuze te maken, en ook de hoeveelheid mensen begint me op de zenuwen te werken (hier valt het nog mee, maar je ziet al wel hoe vol de trottoirs zijn).
Volgens mij is er in heel Binz geen gebouw te vinden dat niet hotel of restaurant of café is, en de meeste gebouwen zijn alles tegelijk.
We rijden door langs de kustweg. Een hele vreemde kustweg: je ziet niets van de zee; er staan bomen tussen. Hier en daar is een zijweg wat je naar het strand leidt, onder andere eentje waar zo'n beroemd vakantiecomplex uit de DDR-tijd staat, nu de langste jeugdherberg ter wereld.
Vlakbij de haven zie ik een simpel Gasthaus, Gasthaus zum Hülsenkrug, en ik besluit dat dat de plek voor vannacht gaat worden: simpel, en veel leuker dan welk opgeklopt hotel in Binz dan ook.
We gaan binnen bij wat de ingang lijkt van het kantoor van de haven, lopen via de loopbrug op de foto naar het zeskantige gebouw aan de rechterkant, en vragen naar de vertrekwijtden van de boot naar Trelleborg: handig voor morgen.
En dan horen we dat we de boot van 17.45 nog kunnen halen!
Je kunt gewoon richting boot rijden, en bij een loket kaartjes kopen met de credit-card, allemaal heel gemakkelijk (afgezien van het vreemde feit dat we niet twee betalingen met dezelfde credit-card achter elkaar konden doen: dat snapte het systeem niet. Twee mensen op twee motoren die bij elkaar horen komt blijkbaar niet op in de hoofden van de ontwikkelaars van dat systeem).
We mogen, zoals zo vaak op de motor, vooraan in de rij wachten, rij 7 nog wel.
Als we er op mogen blijkt dat we formulieren hadden moeten invullen (die zaten bij de tickets, en ik had er niet naar gekeken), met onze gegevens, het kenteken van de motoren, enzovoort, maar we mogen er zo op (na de vrachtwagens, twee Polen en een Hongaar). Ongeregistreerd.
Op de boot is het eerst leuk om naar Rügen te kijken: we kunnen lange tijd de krijtrotsen zien van het nationale park Jasmund.
Maar daarna is er lange tijd (de overtocht duurt ruim 4 uur) niets te zien, helemaal niets.
We hebben veel oudere Zweden als medepassagiers, om naar te kijken, en we maken van de gelegenheid gebruik om te gaan eten. In het min-of-meer-zelfbedienings restaurant is het heel vreemd om de vraag te krijgen, na een mevrouw in het Duits te hebben aangesproken, of ik misschien ook Engels spreek: de boot is Zweeds, en Zweden spreken vaker Engels dan Duits. Heel onverwacht, na al die dagen in Duitsland!
Tenslotte horen we dan eindelijk de nededeling dat we in een half uur in Trelleborg zullen zijn. Het is al donker (we konden wel land zien van te voren).
De Becker doet braaf z'n best om onze "gereden" route te laten zien.
En dan rijden we de boot af, en zijn in Trelleborg: we zijn in Zweden!
Er is niemand te zien bij de douane, zodat we overal langs kunnen rijden: we zijn ook ongeregistreerd Zweden binnen!
En dan is het zaak om een hotel te zoeken. Op de terugweg zijn we er achter gekomen dat er een uitstekend (en voor Zweedse begrippen redelijk goedkoop) hotel zit vlakbij de haven: Hotel Horizont, maar dat wisten we toen nog niet.
Ik zie onderweg een hotel, Hotel Duxiana, maar Ernst ziet dat niet en rijdt door, en dat is achteraf maar goed ook, want het is erg duur (net onder de 200 euro). In Zweden, zo leren we later, zijn hotels alleen tijdens het weekend nog enigszins te betalen.
Ik zie later dat er even buiten Trelleborg een nog betaalbaarder optie is dan Hotel Horizont: Pensionat Dalköpinge.
Maar aan die kennis hadden we op dat moment niets: we waren al snel Trelleborg uit, en hadden niets gevonden.
We kwamen onderweg nog een bord naar een Bed & Breakfast tegen, en reden een pikdonker erf op toen we daar probeerden een plek te zoeken. Eén gebouw had licht aan, maar toen ik daar verscheidene malen aan de deur klopte kwam er geen reactie.
Er zat niets anders op dan door te rijden naar Lund. Een studentenstad, daar moest wel iets zijn, was mijn redenering.
We rijden Lund in, en volgen bordjes naar een hotel. Dat is Hotel Continental, en het heeft alleen nog (erg dure) eenpersoonskamers. Ze wijzen ons daar wel op een aantal andere hotels aan in de stad.
Ernst vindt Hotel Grand. De goedkoopste kamer is hier 295 euro. Ernst loopt naar een ander hotel, hier vlak in de buurt, om te vragen: Hotel Oskar. Daar leggen ze hem uit dat hotels alleen in het weekend betaalbaar zijn (half tarief). Nu niet. Alleen de Ibis, aan de buitenkant van de stad, kan er wat prijs betreft nog enigszins me door.
Ernst vindt het hotel via de opgegeven route. Er is een kamer. We krijgen de sleutel (zo'n kaartje), en als we die binnengaan blijkt die al bezet!
We krijgen dan een andere kamer, en voor de zekerheid checkt het meisje zelf of hij inderdaad leeg is...
De kamer is klein; het is alsof je in een container slaapt. Maar we kunnen slapen...