Tiefenbach - Domazlice - Tiefenbach
We verkennen vandaag de andere kant van de grens: Tsjechië. Daar ligt een plaatsje, Domazlice, dat een nog vrijwel geheel intact barok centrum heeft.
Het verschil in welvaart is veel groter dan ik had verwacht: ik dacht dat Tsjechië langzamerhand hetzelfde welvaartspeil zou hebben als pakweg België, maar dat is beslist niet het geval. Veel dorpen zijn alleen bereikbaar via onverharde paden, en bereikbaarheid is een eerste vereiste voor een hoger welvaartspeil.
Het centrum is inderdaad geheel intact, en prachtig, maar zwaar Domazlice maakt op geen enkele manier gebruik van de rijke toeristen die hier op afkomen: er zitten wat winkels die goedkope plastic rommel verkopen, en verder is het niet veel soeps.
We eten heerlijk en spotgoedkoop, op een dakterras.
Terug naar huis, via een andere weg, zien we hoe propvol de goede wegen richting Duitsland zijn, en wat een treurige conglomeratie van clubs en gokpaleizen de grens met Duitsland is.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Woensdag 3 juli 2013
Het ontbijt is weer heerlijk. Deze keer brengt de eigenaar zelf ons alles, en we krijgen er aarbeien bij.
Gisteren heeft de ober gevraagd of wij de motorrijders van de website zijn, en we hebben uitgelegd hoe we hier 6 jaar geleden terecht kwamen. Ik weet niet of we de aardbeien daar aan te danken hebben, of dat hij sowieso gewoon af en toe iets extra's geeft.
De schilderijen die in het café hangen zijn, zo vertelt de eigenaar ons, portretten van zijn oom en zijn grootvader.
Gasthof Russenbräu is al heel lang familiebezit. De oom had geen kinderen die het wilden voortzetten, en toen heeft z'n neef, de huidige eigenaar, het overgenomen.
Aan alles is te merken dat dit een familiebedrijf is dat met veel liefde wordt gerund.
Het is bewolkt vandaag, en ik heb erg slecht geslapen. Maar het is droog, en ik heb zin om te gaan rijden.
Vandaag gaan we naar Domazlice in Tsjechië.
Ik heb een berg reisgidsen meegenomen, en dit leek me het leukste plaatsje in Tsjechië hier in de buurt.
De motoren staan onder dak, aan de achterkant van Gasthof Russenbräu. Onze kamer is ook aan de achterkant: het bovenste rechts (onder dak) is van ons.
De huiskat blijkt, bij inspectie van het zadel, een Guzzi-fan. Terecht!
We rijden Tiefenbach uit via een weggetje naar het zuid-oosten.
Dit is boerenland, afgewisseld met bos. Het eerste dorpje dat we tegenkomen is Treffelstein.
Je ziet wat een prachtige boerderijen ze hier hebben. Het hout voor de winter ligt alvast opgestapeld naast de schuur.
Onderweg hebben we steeds borden gezien naar de Silbersee, het Zilvermeer, en iedereen die vroeger de boeken van Karl May heeft gelezen zal, net als ik, onmiddellijk denken aan De schat in het Zilvermeer, met Winnetou en Old Shatterhand. Karl May kwam uit Saksen, hier vrij dicht in de buurt. Ik ben benieuwd of hij wel eens bij dit Zilvermeer is geweest.
Behalve dorpen (Treffelstein is al een stuk kleiner dan Tiefenbach) zijn er ook gehuchten, zoals Spielberg hier (en ja, dan ben ik weer benieuwd of die voorouders heeft die hier vandaan kwamen).
Elk gehucht heeft z'n eigen meiboom. Deze heeft alleen geen plaatselijke ambachten: daar is Spielberg dan kennelijk toch echt te klein voor.
De weg slingert heerlijk door de heuvels.
We rijden hier vlak langs de grens met Tsjechië. Er zijn relatief weinig grensovergangen: dat ijzeren gordijn heeft wel z'n sporen achtergelaten.
We zijn hier in Höll, het laatste gehucht voor de grens met Tsjechië.
Het zustergehucht over de grens heet Liskova. Ze liggen nog geen kilometer van elkaar, maar zijn voor de jaren negentig lang hermetisch van elkaar afgesloten geweest.
De weg is perfect: er zijn bochten, hoogteverschillen, perfect Duits asfalt, en je rijdt in een afwisseling van bos en weidegebieden (met uitzichten).
En dan zijn we bij de grens, in niemandsland.
Er is niemand, uiteraard: het is hier vrij verkeer van mensen en goederen.
Aan de Duitse kant is een benzinestation. Of dat betekent dat de benzine in Duitsland goedkoper is dan in Tsjechië weet ik niet: het kan ook het geval zijn dat veel Duitsers graag Duitse benzine tanken.
Bij de grens is een winkel, "Travel Free Shop". Het lijkt er sterk op dat ze hopen dat je de naam associeert met Dutyfree of Taxfree, maar kopen zonder BTW is toch echt niet meer mogelijk.
Het gaat, blijkt bij uitzoeken, inderdaad om een winkelketen die voortkomt uit voormalige taxfreeshops aan de grens. Voor Duitsers is het hier goedkoop, en je hoeft er Tsjechië nauwelijks voor binnenrijden.
Aan de andere kant van de grens is het opeens een en al bebouwing. Je kunt hier houten vogelhuishes kopen, kleren, en er zijn allerlei eettentjes.
Dat er een flink prijsverschil is tussen de twee landen is duidelijk.
Vlak na de grens slaan we van de hoofdweg af, en we komen op een weg vol hobbels en gaten terecht.
Deze plaats is Nemanice.
Ik kijk m'n ogen uit. Het is een belevenis om voor het eerst in een land te komen: op de een of andere manier wil ik dan alles opzuigen om een gevoel te krijgen over hoe het is.
In de eerste plaats valt natuurlijk op hoe arm het hier is vergeleken met Duitsland.
Als je daar doorheen kijkt zie je dat de bouw hier erg doet denken aan het gedeelte van Duitsland waar we net vandaan komen. Deze gebieden, samen de Sumava, horen dan ook eigenlijk gewoon bij elkaar.
Als we Nemanice uit zijn komen we op een bosweggetje terecht dat verandert in een keienpad. De keien worden al snel zo groot dat ik het mijn Guzzi niet aan wil doen door te rijden. Ernst is het met me eens: dit is niet te doen.
We keren terug, slaan een zijweggetje in, en dat verandert in een modderpad. Het heeft flink geregend, de dagen voor we hier aankwamen: ook dit is niet te doen, zeker niet met de banden die om m'n Guzzi liggen.
In Nemanice rijden we door op de weg waarmee we Nemanice binnenreden: er is één verharde weg die Nemanice met de buitenwereld verbindt.
En wat voor buitenwereld! Hier krijg je een goed gevoel van de uitgestrektheid van Sumava, het Boheemse Woud aan de Tsjechische kant.
Je rijdt niet alleen door "öde" landschappen, maar ook door het bos waar je even daarvoor uitzicht op had.
Het is een prachtig weggetje om over door het bos te rijden: de weg lijkt hier geen indringer.
Het is mooi loofbos.
Het duurt vanuit Nemanice lange tijd voor we weer bewoonde wereld binnenrijden.
Dit is Vranov, en je ziet er mensen op de bus wachten.
En er wordt duidelijk aan afvalscheiding gedaan.
En voorbij Vranov begint het niemandsland weer.
Maar Vranov ligt dichterbij andere plaatsen dan Nemanice. Hier rijden we door Mnichov, en er spelen kinderen op straat.
Tegenover de armoede staat het feit dat je hier je fietsje kan neersmijten in het gras, om in een kuil met zand rond de rioolput te gaan spelen. Er is hier plaats voor kinderen.
Als we Pobezovice uitrijden zijn we echt de Sumava uit. Dit is echt de bewoonde wereld.
We rijden hier langs Hotel Hubertus, dat er prachtig uitziet.
Midden in Pobezovice staat dit kerkje, midden op een ruim plein, met groen er omheen.
Het is duidelijk toe aan een opknapbeurt, maar ik vind het een lief kerkje.
Ook hier zie je (zoals op zoveel kerken in het oostelijk deel van Duitsland en in Oostenrijk) de uivormige toren (net als op het hotel).
Dat is kennelijk iets Midden-Europees. Ik vraag me af of dat te maken heeft met het feit dat de Ottomanen hier ooit hebben gezeten en deze bouwstijl hebben geïntroduceerd.
Aan het plein ligt ook dit oranjekleurige huis, met Maria.
Er staat: Ave Maria, Patro a urbis, Custodi no.
Ave Maria is duidelijk; patro a urbis begrijp ik niet (vader uit de stad?), en Custodi no zal iets betekenen als waak over ons.
Het plakkaat rechts zegt: Decoratum sub patronatu gentis nostrae Coudenhoviorum. A.D. MCMXX. , ingericht onder het patronaat van onze gemeenschap van Coudenhoven, in 1920. Ik heb geen flauw idee waar het allemaal voor staat. Het enige wat ik heb kunnen vinden is dat het het Pfarrhaus, de pastorie, is.
Ik kijk m'n ogen uit hier. Het is misschien vreemd, maar zo'n land waar je nog nooit bent geweest, en dan het eerste iets grotere dorp, daar valt je voortdurend van alles in op.
De Midden-Europese sfeer die alles uitstraalt, de gebouwen die op sommige plaatsen prachtig zijn opgeknapt, en die tegelijkertijd de tijd hebben doorstaan omdat er zo lang geen geld was om ze af te breken en iets nieuwd te bouwen, de bloemenwinkel de man met de fietskar, de vorm van de gevels.
Het is verre van een levendig stadje, maar ik vind het prachtig.
Je rijdt een hoekje om voorbij het plein, en er is een kleine markt (links), naast het groene huis zijn trappen omhoog naar een gebouw met een beeld in een nis, waarlangs je terug kunt naar het plein met de kerk en de pastorie waar we net vandaan kwamen.
Dat is een deel van het kasteel van Pobezovice.
Er is heel veel te zien waar ik benieuwd naar ben.
Pobezovice ligt aan een smal riviertje, en als je het bruggetje oversteekt lijk je helemaal buiten te zijn.
En bij de randen van Pobezovice ligt nog een restaurant.
Pobezovice is dan ook een toeristische bestemming. Midden in het stadje ligt een kasteel, dat voor ons verborgen bleef (je kunt er alleen lopend komen).
We rijden via de 195 Pobezovice uit.
Het is een vrij smalle, rechts weg, met bomen er langs.
Hier is goed te zien dat we het Boheemse Woud echt verlaten hebben: we rijden tussen weilanden.
Vlkanov, het eerste plaatsje waar we doorheen komen, heeft een Hostinec, een herberg: Hostinec u Josefa.
En hier zie je Vlkanov in volle glorie: een paar huizen en een herberg.
Ik houd van gekleurde huizen, maar die kleur groen, die gaat me toch te ver ;-)
Wat trouwens opvallend is in Tsjechië (en in het Duitse gebied rond Tiefenbach): elk dorp heeft hier een soort enorme visvijver (midden in het dorp, waar je in Engeland the green hebt).
In de elfde eeuw, zo heb ik begrepen, begonnen monniken al visvijvers te graven, Voor vis, maar ook om water voor irrigatie te hebben in tijden van droogte, en als buffer in tijden van veel regen. Het graven van visvijvers wordt gepromoot in Tsjechië, vanwege die laatste eigenschappen. Je kunt er subsidie voor krijgen.
Domazlice is veel groter dan de dorpen, en dan Pobezovice, waar we tot nu toe doorheen zijn gekomen. Het is een echt stadje, maar dan toch met de nadruk op dat verkleingedeelte: het is een klein stadje.
We rijden na binnenrijden dan ook snel het grote centrale markplein op, Miru namestu, en dat is indrukwekkend mooi, zoals je hier ziet.
De witte toren links staat naast de Maria-Geboortekerk. Het is de wachttoren van het stadje. De toren rechts is van het stadhuis.
Helemaal aan het einde zie je een poort. Aan deze kant van het plein is net zo'n poort: we zijn daar onder door komen rijden.
Hier zie je mooi hoe de gebouwen langs het plein in elkaar zitten: ze hebben arcaden, zodat je altijd droog, of in de schaduw kunt lopen.
Je kunt hier ook goed zien dat de gebouwen uit de Baroktijd komen: versieringen langs de ramen in wit, krullen bij het dakraam.
Het leuke is dat er op de site van Domazlice een afbeelding staat van een gravure waar dit huis in vroeger tijden op staat. Je ziet goed hoeveel er aan is veranderd:.
Er lopen behoorlijk wat mensen: Domazilce trekt veel toeristen uit Duitsland, en terecht.
Je mag rijden op het plein (tot aan het bord dat je rechts ziet), maar parkeren mag alleen voor vergunninghouders.
Het okerkleurige gebouw is het neo-renaissancistische stadhuis van Domazlice.
Je kunt hier de poort aan het einde van het plein iets beter zien.
We draaien rechtsaf, en zetten de motoren in een straatje parallel aan het plein, aan een lantarenpaal vast.
Aan de overkant hangt een vrouw uit een bovenraam, met een kind, die ons iets toeroept in moeizaam Duits. De politie, meldt ze, doet erg moeilijk over parkeren in Domazlice, en als we de motoren hier laten staan zullen ze waarschijnlijk worden weggesleept. Ze wijst ons heel uitgebreid, zoekend naar woorden, de weg naar twee officiëe parkeerplaatsen.
Het mooie is dat die voor haar alleen maar uit te leggen zijn als we vanuit hier weer het plein oversteken, via het zijstraatje waar we nu staan, waar erg duidelijk een bord staat dat het verboden is in te rijden. Maar dat vindt de politie geen enkel probleem, zegt ze.
We volgen haar raad op, komen politie tegen op het plein, en die vindt het inderdaad geen enkel probleem dat we door een straat rijden die verboden is in te rijden.
Maar de officiële parkeerplaatsen staan ons niet aan: helemaal achteraf, zonder ook maar één enkel huis dat er zicht op heeft.
We rijden dus door, en vinden deze plaats, bij een plek waar auto's mogen parkeren. We zetten hem niet tussen de auto's maar op de stoep, op zo'n manier dat iedereen er gemakkelijk langs kan.
En dan is het nu maar hopen dat ze hier niet moeilijk over doen...
Onze eerste indruk van de inwoners van Domazlice is in ieder geval een hele goeie ;-)
Als we de straat uitlopen richting plein, komt er een enorme vrachtwagen de hoek om.
Het voelt toch al ongemakkelijk om de motoren achter te laten na die politie-berichten, maar nu lijkt het er even op alsof de problemen in een geheel andere hoek zitten.
Maar gelukkig neemt hij de stoep niet mee.
Er zit niets anders op dan de motorzorgen uit ons hoofd te zetten (dat ze gestolen zullen worden is sowieso een punt van zorg), en de stad te voet te gaan verkennen. Daar zijn we hier tenslotte voor gekomen.
We staan hier aan de andere kant van de toegangspoort: achter de toren ligt het plein.
Je kunt via de straat bij de toren - met opening - komen, maar ook via de arcades van dit huis.
Het leek mij de plek voor een VVV, maar er zat een winkel in met onduidelijke spullen. "Nostalgie" was de term waarmee het werd aangeduid, maar het maakte mij niet echt nostalgisch.
Hier zijn we aan de kant van het plein aangeland. Stratenmakers zijn bezig het plein pico bello te maken.
In de rechterarcade van het blauwe huis zie je het straatje dat we gebruikten om het plein over te steken, op zoek naar een plek om te parkeren.
Met de winkels aan de arcaden is iets vreemds aan de hand.
Ik had hier Boheems kristal verwacht, houtsnijwerk, alles wat je maar met Tsjechië kunt associëren. Maar in plaats daarvan zijn er winkels met plastic rotzooi, drankenwinkels zoals deze (deze ziet er uitzonderlijk goed uit), snackbars, en vooral heel erg veel pensions (die er uitzien alsof de kamers per uur worden verhuurd).
Een gemiste kans, want de mensen die naar Domazlice komen, komen om dat prachtige plein te zien. Dan ben je in de stemming voor Tsjechisch handwerk, en niet voor plastic namaak-Barbies, lijkt me.
We lopen onder de arcaden, enigszins weemoedig door de kans die Domazlice hier laat liggen. Het zou zoveel welvarender kunnen zijn hier: er is genoeg geld te halen bij Duitse toeristen, en bij mensen zoals wij, maar op de een of andere manier lukt dat niet.
We nemen een kijkje in de kerk met de witte toren, de Maria-Geboortekerk.
De muren en het plafond zijn op de meeste plaatsen beschilderd. Op veel plaatsen is die beschildering nog redelijk intact, zoals hier.
Hier zo'n schildering in wat meer detail.
Ik ben geen liefhebber van rococco-kerken, maar deze valt erg mee: hij is mooi ingetogen, en er zijn geen mollige gouden engeltjes overal.
In een zijbeuk is een relief in glas. Het is een voorbeeld van de vaardigheid van Tsjechen met glas: ongelofelijk.
Het altaarstuk, zo staat in m'n reisgidsen, staat voor een trompe l'oeil. Deze foto laat duidelijk zien dat de gouden beelden voor een beschilderde achterwand staan, maar vanuit andere perspectieven lijkt het alsof er daar een soort baldakijn is, gesteund door gedraaide pilaren.
Buiten, op het plein, zien we met onze eigen ogen dat de vrouw die uit het raam hing gelijk had: we zien hoe mensen bekeurd worden, die hun auto aan het parkeren zijn op het plein.
Ik vind het op deze manier wel een mooi compromis: je kunt op het grootste deel van het plein rijden, winkeliers en de mensen die de winkels bevoorraden mogen er kort stoppen, maar verder mag er niet worden geparkeerd.
Het houdt het plein levendig (het is moeilijk om een zo groot plein zonder autoverkeer levendig te houden), maar de drukte van verkeer valt enorm mee doordat je er niet mag parkeren.
Je ziet hier trouwens goed hoe de witte wachttoren uit de kerk lijkt te groeien.
Als we van het plein afdwalen komen we bij de restanten van de vestingwerken terecht.
Ooit, in de glorietijd van Domazlice, was er een stadsmuur rondom, met een stadsgracht daar achter.
Hier en daar zijn er nog restanten van die stadsgracht over, zoals hier. Er is een bruggetje over, en je kunt goed zien dat de zijkanten een muur vormen.
Ook hier weer zie je een huis met onderdoorgang. Dat zie je heel veel hier in Domazlice.
We lopen een stukje langs de vestingwerken. De plek met het bruggetje is de enige plek die mooi is opgeknapt.
Dit vind ik een erg mooi beeld: een pension (en restaurant, en pizzeria - er zijn erg veel plekken om te eten in Domazlice -) aan het plein adverteert aan de voorkant dat het een parkeerplek heeft. En dit is die parkeerplaats.
Het is een parkeerplaats; daar valt niets op af te dingen.
Je ziet hier erg goed dat de mooi opgeknapte gevels een laagje vernis zijn op iets dat nog steeds verre van welvarend is: het gaat (nog) niet erg goed met Domazlice.
Even verderop staat het (goed opgeknapte) gebouw van de brandweer.
Daar staat dit rode kunstwerk voor. Ik vind het prachtig!
Tegenover het busstation staat dit gebouw. Alles is in feite nep: de gevel is van gips, voor een muur van baksteen.
Links onder het linkerraam onder het torentje kun je zien dat er gips van is afgevallen.
Het is een meisjesschool, vertelde Google me. Lelijk, en toch erg leuk.
We komen dan terecht in een straat die parallel loopt aan het grote plein. Aan beide kanten is er zo'n straat; dit is de Hradski (die verderop de Vodni heet).
De huizen van deze straat hadden vroeger een achterkant die tegen de vestingwerken aan stonden: in de lengte bevatte Domazlice het marktplein en aan weerszijden één straat.
Deze straten zijn misschien nog wel veel mooier dan het centrale marktplein, vind ik.
De huizen zijn kleiner, de gevels zijn simpeler, en de kleuren zijn prachtig.
Hier is een huis dat helemaal beschilderd is om de illusie te wekken dat er stenen versieringen zijn aangebracht.
De Hradski, waar we door liepen, betekent zoiets als de Kasteelstraat. Hij leidt dan ook naar Chodsky Hrad, het Chod kasteel.
De Chodsko waren een Slavisch volk, die Domazlice groot hebben gemaakt: ze waren lange tijd degenen die de grens bewaakten, en waren machtig. Domazlice was hun hoofdstad.
Ze hadden een kasteel, en dat is waar we hier langs lopen.
Het ziet er niet erg kasteelachtig uit. Het heeft een toren die meer op een kerktoren lijkt. Het is dan ook in z'n geheel afgebrand in 1592, en het is halverwege de achttiende eeuw opnieuw gebouwd, in een geheel andere stijl.
Hier zit het museum over de Chodsko, maar vandaag is dat dicht.
We lopen er langs, en er staat, bij wijze van kunstwerk, een enorm houten boek in hout.
Het lijkt op een agenda, die is opengeslagen op de data 27 juni en 28 juni.
Er staan notities op die data in de agenda, maar omdat Tsjechisch volslagen abracadabra is voor ons, hebben we helaas geen flauw idee wat die notities betekenen.
We lopen om het kasteel heen (voor zover mogelijk) en proberen alle deuren, maar alles is dicht.
Wat we vanaf de achterkant van het kasteel zien is een dakterras, en Ernst heeft een idee hoe we daar waarschijnlijk kunnen komen, en, hoe kan het ook anders, het klopt.
We klimmen trappen omhoog in een gebouw uit de jaren zestig, en komen helemaal bovenaan terecht op het dakterras, waar je kunt eten.
Het restaurant heeft een website, maar het dakterras staat er niet op.
Er staan schoolborden met namen van gerechten in het Tsjechisch, en ook met de woordenlijsten achterin de reisgids die ik bij me heb krijgen we geen flauw idee van wat de mogelijkheden zijn.
Het meisje dat ons bedient spreekt alleen Tsjechisch, dus ook haar kunnen we niet om uitleg vragen, maar ze verdwijnt, en komt na enige tijd terug met een Duitse kaart: kennelijk hebben ze die ergens in dit gebouw.
We kunnen bestellen, en nemen alvast een glas pivo, bier. Daarbij krijgen we dit superlekkere knapperige knoflookbrood.
Alleen al dit brood betekent dat ik dit een heerlijke maaltijd vind.
Ook de maaltijd die we daarna krijgen is heel erg lekker. Veel knoflook, veel paprika, het doet een beetje Hongaars aan en is minstens zo smakelijk als het eten dat we in Hongarije hebben gegeten (en dat was misschien wel het lekkerste eten dat we tijdens onze reizen hebben gegeten).
Het is goed te zien hoe moe ik ben van alle indrukken ;-)
We lopen langzamerhand terug naar de motoren.
Vanuit deze plek kun je mooi zien hoe harmonisch dat marktplein in elkaar zit.
Er staan nu trouwens erg veel auto's. Ik ben benieuwd of je om deze tijd wel mag parkeren, of dat dit allemaal auto's van bewoners zijn.
Hier een blik op de andere parallelstraat van de grote markt: de Spaleni.
In het huis waar ik voor sta zit een centrum met informatie over de Chods.
Aan de muur van dat huis zit dit prachtige beeldje.
Er vliegen vogels over zijn hoofd en hij heeft een soort toeter in z'n hand, en ik heb geen enkel idee wat het voorstelt ;-)
Ik ben heel erg moe. We besluiten daarom de snellere route erug te nemen.
Die gaat via Waldmünchen, maar die route blijkt afgesloten. We worden omgeleid via de 26, de route tussen Pilzen (en daarna Praag) en Cham (en daarna Regensburg).
Dat is een belangrijke route, maar hij is gewoon één rijstrook per richting, en er rijdt een aanenschakeling van vrachtwagens, waarvan er af en toe eentje gewoon parkeert door hem op de weg stil te zetten, zoals hier.
In deze chaos (die op de foto's niet goed tot z'n recht komt omdat Ernst - terecht - alleen maar foto's maakt als het rustig is) komen we door een plaats met de naam Babylon.
Een hele vreemde ervaring ;-)
Het bruine bord dat je aan de linkerkant van de weg ziet meldt "Letovisko Babylon", wat betekent: Toevlucht Babylon.
De website meldt - ongeveer - het volgende:
Babylon is een pittoresk dorpje, gelegen in het prachtige landschap van Chod, de regio met een rijke geschiedenis, prachtige architecturale monumenten, onnavolgbare rijke folklore en natuur. Voormalig bosbouwdorp, nu resort en recreatiegebied, is Babylon een buitenwijk van Domazlice. Waarschijnlijk was hier in de 15e eeuw een vijver Parezov, die vaak Babylon werd genoemd.
Basis voor recreatief gebruik is de vijver Parezovskeho - in Babylon zijn in de 19e en 20ste eeuw, de Parezovske meren aangelegd (het lage meer, het hoge meer, het Babylon-meer, het Zwarte meer, en talloze kleinere meren), en tegelijkertijd zijn de bossen aangeplant.
Op de dam Babylon werd een kroeg gebouwd met vishut - het beroemde FeestHuis, en verschillende hutten aan de oever van het meer. Dit houten gebouw, hoewel uitgebreid gerestaureerd, bestaat sinds kort niet meer. Aan het begin van de 20e eeuw kreeg het meer een zandstrand. De badplaats won toen snel aan populariteit, en de eerste hotels vershcenen.
Ik had het er niet aan afgezien, maar dit is dus een toeristische topattractie, met strand aan een meer ;-)
Bye bye Babylon
Na Babylon komen we allerlei casino's en pubs tegen langs de weg.
En er blijft veel vrachtverkeer, en opstoppingen, bijvoorbeeld hier, doordat er wegwerkers langs de weg staan (die de rommel van een ongeluk opruimen).
We vorderen langzaam, wat ik geen probleem vind. Ik laat alles op me inwerken. Het voelt een beetje triest hier, vooral ook door die clubs.
Tenslotte zijn we in Duitsland, waar de wegen direct veel beter zijn.
In Furth im Wald draaien we rechtsaf richting Waldmünchen, en van daaruit rijden we verder naar Tiefenbach.
De Duitse wegen zijn weinig spectaculair na wat we vandaag hebben gezien.
Hier rijden we Tiefenbach in, en wat zien die huizen er dan rijk uit!
Vlak daarna zien we ons thuis: Gasthof Russenbräu.
Na een lekkere rustpauze eten we uiteraard weer in Gasthof Russenbräu.
We vertellen de ober waar we vandaag zijn geweest, en hoe verbaasd we waren over het feit dat Domazlice geen gebruik maakt van al die toeristen in de vorm van winkels met Boheems kristal en dergelijke. Hij vertelt ons vertelt dat de drugsmaffia Domazlice in z'n macht heeft. Arm Domazlice!
Deze keer hebben we weer Riesling bij het eten. Dat eten is veel te lekker in deze streek: het is maar goed dat we hier niet erg lang blijven, want we zouden tonnetje rond terugkomen.
En ik slaap die nacht echt supergoed.