Limburg an der Lahn - Tiefenbach
Vanuit Limburg an der Lahn rijden we verder door de Taunus.
Daarna komen we door aangenaam landbouwgebied met kleine dorpjes, tot we in het stadje Gelnhausen steil naar boven rijden en daar lunchen op een pleintje.
Als we verder rijden komen we in de Spessart terecht, donker bos en heuvelig.
We rijden dan een stuk langs de Main, komen vlak langs Bamberg, en rijden even later door de Frankischer Schweiz.
Via soms kleine weggetjes, soms brede snelle, komen we uiteindelijk terecht in de Oberpfalz, en bij ons doel voor vandaag: Tiefenbach.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Maandag 1 juli 2013
Ontbijt met een ontbijtbar, heerlijk. Het hotel lijkt populair te zijn bij oudere Limburgers, zoals wel enigszins te verwachten was ;-)
We spreken nog even met de vrouw des huizees, en vragen haar of zij de tekeningen met de Kleine Prins, die hier overal hangen, heeft gemaakt. Haar schoondochter is de kunstenares, blijkt. Die heeft haar Kleine Prins (de eigenaars heten Prins) hier aan de muur hangen ;-)
Voor we vertrekken lopen we nog even de brug op; gisteren zag ik een Grauwe Viegenvanger, vandaag zitten er Blauwe reigers.
De zon schijnt, de thermometer op mijn motor, in de schaduw, geeft al 24 graden aan!
We pakken op ons gemak in en vertrekken. Je rijdt dan om de oude stad heen die we gisteren te voet hebben verkend.
In de verte zie je nog net Hotel Nassauer Hof liggen.. De weg loopt daar naar links, de brug over de Lahn op. Dat is waar we gisteren vandaan kwamen.
We rijden via de nieuwe stad om het oude Limburg heen, met veel stpoplichten en opstoppingen: het is nu al erg warm onder dat soort omstandigheden.
Als we de stad zo'n beetje uitrijden komen we terecht bij de Lahn, en rijden daar parallel aan de spoorbaan.
Altijd heerlijk om zo'n snelweg hoog boven je te zien en te beseffen dat je daar niet rijdt.
De snelweg loopt met een boog om Limburg an der Lahn heen, en als je daar overheen raast krijgt je niets mee van wat zich hier allemaal afspeelt.
Ik vind het heerlijk om te zien waar ik doorheen kom, ook al schiet je daardoor veel trager op.
De weg en de snelweg snijden een enorme meander van de Lahn af. We rijden daar in landbouwgebied met dorpen.
Die dorpen liggen min een dalletje.
Dit is Ennerich, waar we doorkomen.
Als we het dorp uitrijden klimt de weg steil omhoog.
Bovenop lijk je in een andere wereld terecht te komen, met weidse uitzichten.
In Runkel komen we weer uit bij de Lahn.
Sinds minstens 1159 is er een burcht in Runkel. De naam Runkel komt van Roncevalles, in de Pyreneeën, en de legende gaat dat een ridde van Karel de Grote in het jaar 778 hier tegen de berg een burcht besloot te bouwen, en het gebied naar Roncevalles noemde als herinnering aan zijn kruistocht tegen de Moren.
We blijven ook nu nog een poosje door aangenaam heuvelend en bochten landbouwgebied rijden.
Bij Aumenau gaat de Taunus naar het noorden en rijden wij naar het oosten. We komen nu in een bosgebied: de Taunus.
De weg is lekker: niet te breed, veel bochten, veel schaduw (het is inmiddels behoorlijk warm).
De Taunus is lekker afwisselend: veel bos, maar ook veel kleine dorpjes. De dorpen zijn rijkelijk voorzien van vakwerkhuizen.
Dit is Wilhemsdorf, waar we langs dit gebouwtje rijden dat een vakwerkkerk lijkt, maar het oude raadhuis is.
Usingen is een wat groter stadje, met plein, met de Rathaus-brunnen die je hier ziet.
We komen daar terecht op de wat bredere B275.
Even buiten Usingen rijden we langs deze fabriek, Bremthaler Quarzwerk, en dat lijkt toch alleen maar in Duitsland mogelijk: een steenfabriek die zo ongelofelijk schoon is.
In Ober Morlen is de dorpsstraat opgebroken. We proberen altrijd hoe ver we met de motor kunnen komen, en dit is - geloof ik - de eerste keer dat mijn Moto Guzzi V7 het onverhard op gaat. Hij heeft er geen enkel probleem mee, ondanks het feit dat hij banden heeft die echt niets te maken hebben met dual sport of hoe je dat ook noemt.
We komen in Bad Nauheim, en hebben daar de Taunus verlaten. Bad Nauheim is duidelijk een "Heilbad"-plaats, waar je naar toe ging voor geneeskrachtige gezondheidsbaden. De hoogtijdagen waren in de tijd van de Jugendstil: er zijn hier nog veel gebeouwen in die stijl.
Het ziet er niet uit als een vergane-glorie-stad, zoals zoveel van dat soort kuuroorden: het is nog steeds rijk en welvarend.
De NavnGo Igo kiest nu smalle weggetjes. We rijden door landbouwgebied met dorpjes, langs vrijwel rechte wegen.
Even verderop komen we door Weckesheim (gemeente Reichelsheim). Hier werd vroeger bruinkool gewonnen, en Weckesheim heeft herinneringen aan die tijd langs de weg gezet.
Ook in Reichelsheim zelf is de weg opgebroken, en deze keer kunnen we er echt niet langs: er gaapt op een gegeven moment een groot gat over de gehele breedte.
We slaan een zijstraatje in en komen op veldweggetjes terecht.
Daar ben je op de motor echt te gast, vind ik: we rijden met ingetrokken koppeling langzaam langs deze ruiter, en het paard schrikt gelukkig niet van ons.
Dan kijk ik in de lucht en stop: tientallen Ooievaars zweven daar!
Er zweven niet alleen Ooievaars (op de foto zie je alleen die) maar ook Zwarte Wouwen, Rode Wouwen en een paartje Buizerd (die erg klein zijn wanneer je ze bij die andere ziet).
Ik heb geen idee wat er voor zou kunnen zorgen dat al die soorten precies hier rondvliegen, maar het is een prachtig gezicht, dat we waarschijnlijk nooit hadden gezien als we gewoon via de dorpsstraat hadden kunnen rijden, en verder over de "gewone" weg.
Er staan palen die bewoners hebben neergezet voor de Ooievaars, waar ze dankbaar gebruik van hebben gemaakt. Dat verklaart in ieder geval de aanwezigheid van de Ooievaars.
Dat zoveel mensen in Europa dat doen, palen oprichten waar Ooievaars hun nest op kunnen bouwen, komt niet doordat ze geloofden dat ze zo kinderen zouden krijgen, maar is omdat Ooievaars muizen eten: als je graan verbouwt is het erg plezierig als er flink veel Ooievaars rond je boerderij wonen.
De dorpen hier zijn schilderachtig. Hier rijden we door Staden.
We raken steeds verder van Frankfurt verwijderd, en het wordt rustiger op de weg.
We rijden dwars door Ortenberg, en dat is een verrassing.
We rijden via smalle straatjes, geplaveid met keitjes, tussen vakwerkhuizen: het centrum van Ortenberg is geheel Middeleeuws.
Dat Ortenberg Middeleeuws is kun je zien aan de aanwezigheid van de stadsmuur, waar we hier langs rijden.
Via het straatje langs de stadsmuur komen we bij de Obertor.
Dat is een vierkante toren uit de dertiende eeuw, tegen de stadsmuur aan.
Je rijdt daar onderdoor. Erg handig dat je op de motor nooit op dat soort bordjes hoeft te letten ;-)
Hier rijden we Ortenberg weer uit (met de Obertor schilderachtig op de achtergrond), en je kunt hoer mooi zien hoe de navigatie ons recht oor Ortenberg heeft geleid in plaats van via de rondweg er omheen.
Het scheelt tijd, uiteraard, maar ik vind het veel leuker om steeds echt de kortste route te nemen: je krijgt een beter gevoel voor het landschap waar je doorheen rijdt, en je ziet iets van de dorpen en stadjes.
Eenmaal Ortenberg uit komen we weer in het bos terecht, met heerlijke bochtjes.
Er is een strook bos tussen de Spessart in het zuiden en de Vogelsberg in het noorden, het Büdinger Wald: dat is waar we nu rijden.
Hier aan de randen van het Büdinger Wald rij je steeds omlaag in het bos, en hoger kom je dan in opener gebied.
Dat levert bochten en klimmen en dalen.
En uiteraard zijn hier ook weer steeds dorpjes ter afwisseling.
Zo rijden we bijzonder aangenaam in de richting van Büdingen.
Daar moeten we linksaf slaan, om dwars door het Büdinger Wald naar de Spessart te rijden, maar die weg is hermetisch afgesloten.
De omweg die we daardoor moeten nemen brengt ons naar Gelnhausen.
We rijden in Gelnhausen via steile straatjes omhoog. Om ons heen zien we vakwerkhuizen.
Bovenop is een groot plein, de Obermarkt, met een terras. We zetten de mtooren neer vlakbij een oude Open Record die kennelijk pauze aan het houden is van een ralley.
Ik vind de Guzzi veel mooier...
maar toegegeven, die Opel Record heeft ook wel wat ;-)
Er is een terras waar we gaan zitten. Het is Café Art, een Turkse pizzeria die heerlijke pasta`s heeft, en erg lekker alcoholvrij Weissbier.
Hier rechts zie je het oude raadhuis, met daarvoor een erg leuk beeld van een lantaarnaansteker. Er zijn in de loop der tijd nogal wat beroepen overbodig geworden...
We rijden van de Obermarkt weg via een straatje dat zo steil is dat je vanaf het vlakke stuk boven niet naar beneden kunt kijken.
Het meest verbazingwekkende vind ik nog dat we de bus hier in zagen rijden.
Foto's doen bijna nooit recht aan wat er in het echt ongelofelijk steil uitziet, doordat foto's 2-D zijn. Maar op deze foto kun je het toch wel een beetje zien, door de lijnen in de huizen.
We rijden echt een eind naar beneden. De Obermarkt heeft die naam niet vor niets.
Benden aangekomen rijden we weer over een plein: de Untermarkt.
Het vakwerkgebouw achteraan is het Altstadt Hotel.
Alles ziet er even prachtig uit: Gelnhausen heeft erg veel uit de Middeleeuwen bewaard kunnen houden.
Het is een feest om hier door de straten te rijden: ik kijk m'n ogen uit.
In de outskirts van Gelnhausen worden we ook nog eens getracteerd op een muurschildering van een motor met zijspan.
Kennelijk woont hier iemand die daar prijzen mee heeft gewonnen, zou je zeggen.
Vanuit Gelnhausen rijden we naar Bad Orb, ook een kuuroord.
In dit geval komen we niet door de binnenstad heen, maar rijden we aan de buitenkant langs een stukje van de stadsmuur.
Bad Orb ligt aan de rand van de Spessart.
De Spessart is een gebied met veel minder dorpjes dan we tot nu toe tegenkwamen: dit is echt een uitgestrekt bosgebied.
Ik neem aan dat dit bord "Wild im Wald" je wil wijzen op het gevaar van overstekende herten en wilde zwijnen: het beeldt een wild zwijn uit dat dwars door een rood waarschuwingsbord is gesprongen. Erg effectief is het niet: ik moet het bord een aantal keer tegenkomen voor ik kan uitpuzzelen wat het precies voorstelt.
De wegen zijn heerlijk hier.
We zijn hier niet verbaasd als we een "Motorrad-treffpunkt" tegenkomen: Wirtshaus am Spessart.
Ik zie later dat het ook de titel is van een oude Duitse film Ik ben benieuwd wie het eerst met de naam was: is de film naar deze herbegr genoemd of andersom?
De Spessart is echt een heerlijk gebied om te rijden. De wegen zijn uitstekend: je bent hier in Duitsland.
Bochten zijn voorspelbaar, en als ze dat niet zijn is dat goed aangegeven.
Je rijdt hier bocht na bocht, door een geheimzinnig donker bosgebied.
Soms is er ter afwisseling even een boerderij met wat weiland.
Maar dan duik je weer het bos in.
We komen weinig dorpen tegen onderweg. Dit is een van die weinige: Burgsinn.
Het heeft, zoals de naam al zegt, een burcht, en, net als vrijwel alle dorpen en stadjes hier, een Middeleeuws centrum, maar daar zien we weinig van.
Het dak met de zonnepanelen is van een vakwerkhuis. Duitse huizen zijn voor het grootste deel van zonnepanelen voorzien, maar deze combinatie hebben we nog niet vaak gezien. Ik vind het wel wat hebben.
Langzamerhand worden de weide- en akkergebieden talrijker, en is er minder bos.
Het Guzzietje doet het fantastisch, en z'n Hepco & Becker koffers zien er uit alsof ze voor 'm zijn gemaakt.
Als we Hammelburg binnenrijden zijn we aan de grens van de Spessart gekomen.
Even buiten dat stadje rijden we even een landweggetje in voor een plaspauze.
De Guzzu is echt heel erg mooi!
Dir is de eerste langere reis die ik met de Guzzi maak. We zijn wel een paar keer naar Luxemburg gereden, dus dat ik het lang in het zadel uithoud wist ik wel, maar tijdens deze vakantie bewijst de Guzzi dat hij inderdaad - wat ik had gehoop - een echte reismotor voor mij is.
Hij voelt zich plezierig op allerlei verschillende soorten wegen, hij zit heerlijk, ook voor lange afstanden, en bochtjes rijden is heerlijk.
Dat z'n tank zo groot is dat Ernst eerder in de problemen is met z'n SuperTenere (die heeft plusminus dezelfde tankinhoud maar is een stuk minder zuinig dan mijn Guzzietje) is met name ook erg plezierig ;-)
We zijn de Spessart dan wel uitgereden nu; het blijft nog een poosje landelijk en sprookjesachtig.
Hier hebben mensen hun garage beschilderd met Fazanten.
Vanaf Schweinfurt rijden we via een tamelijk saaie, brede weg langs de Main.
Af en toe kom je door een dorp ter afwisseling.
Hassfurt is een erg mooi stadje, waar we weer zo'n toren tegenkomen die half over de weg staat (misschien is een betere formulering: waar de weg doorheen loopt: ik denk dat de toren er was voor de straat zo breed was).
De toren die je hier ziet is de Unterer Turm (de Würzberger Tor), uit 1230.
We reden hier verkeerd, waardoor we parallel aan de hoofdweg weer terugreden. Ik raakte volledig in de war doordat er aan de andere kant een vrijwel identieke toren staat: de Oberer Turm (Bamberger Tor).
Hier zie je, vanaf het Altes Rathaus, de Unterer Turm in de verte liggen.
Hassfurt was een aangename afwisseling na de rechte weg langs de Main.
Het centrum was tot in de puntjes opgeknapt, met vakwerkhuizen alom.
Vlak buiten Hassfurt rijden we langs het enorme voormalige Cisteriensenklooster Mariaburghausen.
Dat klooster stam uit de dertiende eeuw. Het was een elitair klooster: alleen vrouwen uit adelijke kringen mochten er non worden. Ik denk niet dat er ergens nog kloosters zijn die dat soort beperkingen aan potentiële nonnen opleggen: ze krijgen nu al niemand meer ;-)
Het was destijds een goede strategie, want het zorgde voor een grote stroom inkomsten van de families van de nonnen.
In Duitsland is voor zover ik weet geen beeldenstorm geweest, maar in de Bauernkrieg vanaf 1524 zijn wel alle kostbaarheden uit het klooster verdwenen. Wat overblijft is een indrukwekkende groep gebouwen.
We rijden nu niet meer langs de saaie B26 langs de Main, maar over een minder belangrijke weg ten zuiden van de Main.
Even verderop rijden we langs de Walfahrtskirche Maria in Limbach.
Walfahrt staat voor bedevaart, en er vinden nog steeds bedevaarten naar dit kerkje plaats.
In Eltman komen we weer op de B26 terecht, die de Main is overgestoken. We rijden weer met uitzicht op de Main over een voornamelijk rechte weg.
Bij Viereth nemen we een paadje naar de Main, en houden een pauze aan de oever. We hebben wat te eten en te drinken gekocht in een benzinestation.
De Main is er vooral voor vogels, en het paadje dat we vonden is er vooral voor fietsers en wandelaars: we zitten even in de stilte.
Het is nog zo'n 170 kilometer, schatten we. Het is een uur of zes als we weer vertrekken. Het einddoel is nu in zicht.
In Bamberg rijden we helaas vrijwel geheel om de oude binnenstad heen. Die stad wil ik graag nog een keer bezoeken (en dan overnachten in een brouwerij als deze of deze).
In de Nürnbergerstrasse staat deze merkwaardige poort met goudkleurig beeld van een heilige met een boek en een zwaard in haar handen (wat volgens mij betekent dat het de heilige Catharina van Alexandrieë is).
We rijden Bamberg op onnavolgbare wijze uit, en komen terecht op een erg mooi weggetje dat via Geisfeld en Leesten voert, in de richting van Heiligenstadt.
Het begint hier heuvelachtig te worden, en dat levert heerlijke bochtjes op.
De IGO neemt af en toe een doorsteekje, en dat levert nog mooiere bochtjes op.
Als we bij Veilbronn zijn, zijn we terecht gekomen in de Fränkische Schweiz.
Je ziet dat hier direct: in de Fränkische Schweiz zie je op allerlei plekken enorm steile rotsen tussen de bomen, als een soort pilaren. Die pilaren vormen dan vaak de rand van een door tafelberg (begroeid, zodat je niet het beeld krijgt dat een tafelberg normaal gesproken oplevert).
Vaak is er op de rand een huis of burcht gebouwd: een spectaculaire ligging.
Ook hier kent de IGO weer doorsteekjes die we nooit zouden hebben gevonden als we op de kaart zouden rijden.
Via dat doorsteekje komen we terecht in Behringersmüle, Waar we ooit eerder hebben overnacht.
Van daaruit rijden we via de B470 door de bekende, meest spectaculaire plaatsen van de Fränkische Schweiz.
Deze pilaren zijn vlakbij Behringersmüle te vinden.
Het is spectaculair om hier te rijden.
Deze rotsen, vlakbij de Behringsersmüle, staan in Tüchersfeld). Je kunt daar het Fränkische Schweiz museum bekijken.
Hier zijn we voorbij Pottenstein, het bekendste plaatsje van de Fränkische Schweiz.
Je rijdt hier door het dal van de Püttlach, en zoals je ziet is het ook op de plekken waar je die merkwaardige rotsen niet ziet bijzonder aangenaam rijden.
De IGO neemt hier weer een doorsteekje in de richting van Pegnitz.
We rijden via smalle landbouwweggetjes, en het avondlicht wordt steeds mooier.
Het is inmiddels een uur of 7. Het zal een latertje worden in het hotel, maar we besluiten door te rijden: we zien wel of we nog wat te eten kunnen krijgen. Desnoods nemen we wat sultana's en bestellen een pul bier.
Het is onwaarschijnlijk mooi, over deze weggetjes rijden in dit licht.
We komen door kleine dorpen. Hier hangt Jezus aan het kruis in Willenreuth.
We zijn alweer lange tijd in Beieren: katholiek-Duitsland.
Hier in Kirchentumbach zien we zelfs precies zo'n meiden als bij ons jaarlijks wordt opgericht in Mheer (en in Banholt, en in Noorbeek).
Hier is alleen, in tegenstelling tot bij ons, de gewoonte om bordjes aan de meiden te hangen die laten zien wat de plaatselijke specialiteiten zijn.
Door het tegenlicht is in dit geval niet te zien wat die specialiteiten hier zijn.
In Kirchentumbach komen we weer op de B470, die hier vrij recht is, en waar we lekker met 120 kunnen opschieten. Het is al laat, dus dat is wel handig.
In Weiden slaan we rechtsaf, de B22 op. Dat is een erg mooie en snelle weg met enorme uitzichten en lekkere snelle bochten. Eenmaal tracteert de IGO ons nog weer op een afsteekje, wat altijd leuk is omdat je dan even op piepkleine prutsweggetjes rijdt.
Tenslotte slaan we bij Winklarn van de weg af, en via kleine weggetjes rijden we dan naar Tiefenbach. Het is half negen geweest.
Ons doel is Gasthof Russenbräu, waar we jaren geleden erg aangenaam hebben gelunched.
We hebben ons toen voorgenomen om hier ooit eens een paar dagen te blijven, en dat is nu.
We komen van een heel andere kant aanrijden dan destijds. Ik zie het opeens links liggen, maar Ernst is al verder gereden. Even later is hij er, en rijden we samen de parkeerplaats op.
We hebben en heerlijk grote kamer met een zitje en een bureautje en uitgebreid de ruimte om al onze spullen kwijt te kunnen. Het bed blijkt bovendien een elektrisch verstelbaar hoofd- en voeteneinde te hebben. Dat is verslavend lekker!
Als alles is uitgepakt en de motoren vaststaan is ver na negenen, maar eten is geen enkel probleem. En dat terwijl er ook een bruiloft aan de gang is, met gasten die allemaal gevoed moeten worden. Deze plek is geliefd voor trouwerijen, lezen we later.
Er is een zeer uitgebreide kaart: je kunt hier zo'n drie weken doorbrengen en dan steeds iets anders eten.
Het is alleen erg lastig kiezen van zo'n uitgebreide kaart. Ernst gaat voor de ham met meloen als voorgerecht, en ik voor de pannenkoekensoep. We nemen er een fles droge Riesling bij.
Ernst heeft de zigeunerspies, en ik een cordon bleu als ik me goed herinner. We krijgen beiden porties waarvan je een heel gezin kunt voeden.
Het is alleen zo ongelofelijk lekker dat we onze porties toch helemaal opeten. Als je hier drie weken blijft en alles van de kaart probeert, ben je, heb ik zo het idee, flink aangekomen na afloop.
We duiken direct ons bed in: moe!