Albnuquerque - Cloudcroft
Ik zet Wouter af op het vliegveld van Albuquerque.
Met z'n vieren rijden we naar het zuiden door New Mexico. We rijden door de bergen, komen terecht op een prairie met lange rechte wegen, waar we het Smokey Bear Historical Park tegenkomen.
Tenslotte klimmen we weer, en vinden onderdak in Cloudcroft, een bergdorp.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Vrijdag 28-7-2000
(kaartje van de site van Kirtland Base) Ik ben samen met Wouter vroeg opgestaan, en heb hem naar het vliegveld gebracht. Van te voren was ik uiteraard minstens 123 keer wakker geworden...
We hadden extra tijd genomen, omdat ik veronderstelde dat er in een stad als Albuquerque, vele malen groter dan Delft, of zelfs den Haag of Utrecht, wel een enorme spits zou zijn 's morgens, in Downtown. Niet dus...
Ik rij supernetjes, precies de maximum speed. Iedereen haalt me in ;-) Hier in New Mexico vinden ze, net als in Arizona, dat je speed een zaak van persoonlijke vrijheid is ;-) In Utah is iedereen absurd netjes, en heb ik dus zelf ook aan den lijve ondervonden dat er enorm op je wordt gelet door de bekeurende instanties. Volgens mij vindt de politie hier het veel te watjes-achtig staan om iemand voor iets als snelheid op de bon te slingeren.
Maar goed, ik neem echt geen enkel risico, want als we aangehouden worden kost dat tijd, en ik ben toch al zo zenuwachtig of Wouter dat vliegtuig wel haalt (Wouter zelf uiteraard totaal niet).
En tot mijn grote verbazing loopt alles soepeltjes, en hebben we totaal geen oponthoud. Maar op weg naar de short-term parking, op het stukje waar je mag laden en lossen, en waar alle taxi's dus stoppen, krijg ik een stopteken van iemand in uniform, SHIT!
"I don't know how fast you drive in Nevada, but over here it's 15 miles an hour". Ik lijk dus al echt Amerikaans in plaats van een toerist in een huurauto ;-)
Ik zeg braaf sorry, daar ben ik erg goed in, en ik mag doorrijden. Pfeeuw...
Op niveau 1 parkeren, zodat we in 1 keer door kunnen lopen. Bij het inchecken (geen rij!) krijgt Wouter meteen een boarding pass voor in Atlanta erbij, zodat hij het daar lekker makkelijk heeft met overstappen.
Koffie drinken en een croissantje eten (ik zie later dat de koffie, die je zelf mag tappen uit 7 koffiezetapparaten, ook in 7 verschillende smaken wordt gebrouwen. De eerste was prima, maar de tweede verschrikkelijk ;-)
Nog weer het prachtige fenomeen dat je die koffie in drie maten bekers kunt kopen (met uiteraard drie verschillende prijzen), terwijl je zo vaak mag inschenken als je wilt. In Nederland zou echt iedereen de kleinste maat bestellen natuurlijk, maar hier neemt gewoon iedereen die trek heeft in veel koffie de grootste maat.
Kletsen met Wouter, en dan zit er niks anders op dan dag te zeggen. Is wel heel raar, om hem daar helemaal alleen de douane door te zien gaan, terwijl ik blijf staan. Nou ja, hij is 18, dus het slaat nergens op, maar het voelt toch echt van "ik zou er toch bij moeten zijn om hem te helpen?". Hoewel ik alleen maar zenuwen heb in te brengen natuurlijk ;-)
Als ik de short-term parking verlaat en mijn ticket betaal krijg ik te horen dat mijn hoed zo mooi is, en mijn accent "very pretty", dus de dag begint weer goed ;-)
foto van de University of New Mexico). Ik rij Central Avenue even naar rechts op, in plaats van naar links terug naar het motel, om even bij te komen, en alle opgekropte zenuwen los te laten. Ik rij hier langs de New Mexico University, met straatnamen als Yale Street, Harvard Street, en, het mooiste, de Einstein Brothers bagels ;-)
De gebouwen van de universiteit zijn mooi, nieuw, en staan in grote parkachtige gebieden. Heel wat anders dan die arme ouwe TU Delft...
Tenslotte draai ik om, terug naar het motel. Het valt me nu opeens op hoe divers de bevolking hier is. Indianen (altijd met vlecht of lang haar, diepzwart), Mexicanen, Anglo's, alles door elkaar. En zo op het eerste gezicht geen superduidelijke rangorde of zo (in Florida was dat zo erg met de Mexicanen en de zwarten, die alle minne baantjes bezetten). Het is hier ook echt tweetalig: alles is in het Spaans en in het Engels.
Dan maak ik de luie varkens wakker... Inpakken, en Central Avenue oprijden. We ontbijten in een family diner, voor heel weinig geld, tussen de locals.
Dan Central Avenue helemaal afrijden, en in Tijeras de 327 naar rechts, naar Chilili, naar het zuiden (want dat is het ietwat vage plan voor vandaag ;-). Een kronkelende weg, door bos (oftewel, we zitten hier hoog) en bergen. Hele kleine dorpjes, Escobar, Torreon (volgens het bord 1 huis, 5 inwoners), waar iedereen een groot erf heeft, met oude auto's en veel zelfgemaakte kunstvoorwerpen, of wat dan ook. Allemaal van die lekkere scharrelerven.
Als we Mountainair voorbij zijn rijden we op de prairie. We zien hele donkere wolken en regen in de verte, en enorme bliksemschichten (altijd recht naar beneden, en 1 enorme schicht hier, omdat er helemaal niks is wat de bliksem naar opzij afleidt). Het gras is behoorlijk groen, dus dit is dit seizoen waarschijnlijk niet de eerste keer regen.
Eindeloze wegen, kaarsrecht (wel op en neer), met af en toe een 90 graden bocht, waar steevast een dirtroad verder rechtdoor gaat (het niets in, dus die kunnen we nergens nemen).
Gran Quiviera, Claud (weer dorpjes van het niks-type ;-), en dan begint het te regenen boven ons. Enorme regendruppels. Je ziet voor je op de weg precies waar het hard regent en waar het droog is: een absurd lokale regenbui.
Een heel klein stukje over interstate 54, en dan de 462 naar Ancho
.
Alles is nu heel sappig groen hier op de prairie. We zien een paar
antilopen
!
Na Ancho wordt de weg waar we op zitten een dirtroad, en weer bochtig, door de bergen. We zien echt overal vogels, onder andere een
Common
Nighthawk, die je eigenlijk alleen maar 's nachts hoort te zien.
Als we weer op de prairie zitten steekt er ook nog een Roadrunner over,
in gestrekte draf! Je ziet echt het rood en blauw bij z'n kop, zo dichtbij rent hij.
Dan komen we in Capitan (inderdaad, weer een dorpje van het niks-type, en daar zien we het Smokey Bear Historical Park. Uitstappen natuurlijk!
(foto van de site van het museum)
Lang geleden, toen er veel bosbanden waren, mede doordat nogal wat mensen vuurtjes stookten, of sigaretten brandend weggooiden, is er een campagne bedacht rond een beer die de mensen er op wees hoe gevaarlijk het was. Een jaar later werd er bij een bosbrand een klein beertje gered, met behoorlijke brandwonden, en een gebroken pootje.
Hij kwam in het nieuws en kreeg de naam
Smokey Bear, en heel Amerika werd verliefd op hem.
Smokey bear is nu dood, maar alle Amerikanen kennen zijn waarschuwingen nog steeds uit hun hoofd, en hij krijgt nog steeds elke dag brieven (die netjes
worden beantwoord).
De campagne heeft zo'n succes gehad dat het nieuwe beleid, om niet echt alle bosbranden te voorkomen, maar af en toe gecontroleerd stukken in brand te zetten (het hoort er namelijk gewoon bij, het moet alleen niet zo worden dat het er veel te veel worden), of te laten branden, helemaal botst met wat die Amerikanen altijd van Smokey hebben gehoord.
Pieter krijgt van de vrouwelijke ranger een Smokey Bear button, en dan rijden we weer verder (we hebben ook nog even in de botanische tuin rondgezworven, en ik weet nu dat een Cholla een Cholla heet ;-)
Doorrijden. De weg klimt en klimt, en we komen door Ruidoso, een wintersportplaats. Het ziet er hier veel minder luxe uit dan wat ik daar in de Alpen van ken, meer ruwe-blokhut-achtig.
Via de BIA4 door Mescalero Apache Country , met casino en superluxe Lodge, naar de Interstate 70, waarvandaan we de 224 nemen, nog steeds door Apache Country. De Apachen hebben blijkbaar overal sappige berggebieden, met bos en riviertjes, waar ze hun koeien los laten lopen. Bos, bergweiden, rivier, paarden, koeien, heel erg idyllisch. De Apachen groeten trouwens vriendelijk terug, merk ik (dat was in Navajo Country nergens).
Door de Silver Springs Canyon (wat mij me doet afvragen of hier dan het Zilvermeer ligt, van de Schat aan het Zilvermeer (wie heeft er nog meer alle Winnetou en Old Shatterhand boeken gelezen?)) naar Cloudcroft .
Cloudcroft ligt heel erg hoog: het is er in de zomer heel aangenaam van temperatuur. Alle blokhutverhuurders melden dan ook dat ze vol zitten, en ook de pensions die in mijn boekje staan hebben geen plaats meer. Tenslotte vinden we een motel dat nog één huisje heeft, en het is het allerleukste huisje: een oud, lief, houten huisje.
Er staat een houtkachel in het huisje, en er ligt hout klaar, maar we zijn allemaal te moe. Ernst vooral.
Eten dus, in het Western Restaurant, waar we, terwijl we op onze beurt wachten, naar de kolibrietjes kijken, die ook hier hoog in de bergen zitten. Hier zijn het vooral Broad-Winged Hummingbirds, met rode keeltjes.
Simpel, lekker eten.
Slapen in een ouderwetse slaapkamer, met een enorme poster met "Things I learned" uitspraken, met de leeftijd erbij ("I've learned
that it's impossible to hide a peace of broccoli in a glass of milk", age 8, "I've learned that it doesn't cost anything to be nice"
age 66, "I 've learned that I still have a lot to learn", age 92., enzovoort).
Is toch een prachtige manier om bij in slaap te vallen ;-)