Bad Tölz - ZugerSee, Zwitserland
We rijden Zuid-Duitsland uit, Oostenrijk in. Daar volgen we het dal van de Lech, en nemen de Furkapas.
Via Liechtenstein komen we Zwitserland binnen, en via de Klausenpas bereiken we de ZugerSee.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Dinsdag 21-9-2004
Dit schilderijtje hing naast onze kamer: Spanje achtervolgt ons overal.
Even flink bunkeren natuurlijk, voor onze reis-voor-de-boeg. Volgens Pim was het rechtstreeks van München naar zijn dorp zoàn uur of
vier rijden, maar wij hebben het één en ander aan omwegen ingetekend, en het is altijd moeilijk te voorspellen hoe lang je over een
afstand doet in de bergen.
Ik heb gelukkig dan ook gezegd dat ik geen enkel idee heb over hoe laat we aankomen.
Ernst treuzelt heel weinig deze keer (hij is een aartsteuzelaar, je snapt niet hoe hij het voor elkaar krijgt), en we zijn al om een uur of tien op weg. Ongelofelijk!
Vanuit Bad Tölz kun je op twee manieren tamelijk rechtstreeks naar Garmisch Partenkirchen, met in beide gevallen een vrij lang saai stuk als begin.
Ik heb daarom voor een omweg gekozen: we rijden eerst naar het oosten, steken dan naar rechts via een smal landelijk slingerweggetje door schattige
dorpjes met geraniums en overdekte houten balkons enzo,
om bij de 318 uit te komen, door het bos langs een meer, wat een drukke route blijkt te zijn.
Dan rechts aanhouden en we zitten op de Deutsche Alpenstrasse. Je rijdt door een dal langs een riviertje naar het westen, met aan weerszijden dennenbomen tegen een heuvel, en voor je voortdurend het indrukwekkende bergmassief van Garmisch Partenkirchen in beeld, hoge piekerige grijze rotsen, die absurd ver uitsteken boven de rest.
Ik heb een papiertje met wegnummers en plaatsnamen waar ik op rij: kaartlezen lukt in de verste verten niet meer zonder leesbril.
We komen voorbij en afslag waarbij je rechtsaf naar Bad Tölz terugkan, maar dat lijkt me niet de goede weg.
We passeren de grens met Oostenrijk, en rijden door laag Alpengebied. Bij elke koe denk ik dat Ernst z'n fietsbel gebruikt, maar het blijkt toch steeds weer de koe te zijn.
De kerken hebben hier soms de uienvorm bovenop de toren, zoals die beroemde kerken in Moskou, en soms juist hele spitse torentjes.
Geen enkele van de plaatsnamen komt me bekend voor, en als blijkt dat we richting Innsbruck aan het rijden zijn stop ik om op de kaart te kijken.
Oh-ooh, we hadden toch even Bad Tölz moeten aanhouden...
Dezelfde bochten terug is geen straf, en de weg langs de Sylvenstein Stausee die we daarna volgen ligt als het ware kartelend langs dat meer, dus wij dartelen langs die kartels.
Linksaf langs de Isar, op weg naar Wallgau. Een Michelin-geel weggetje, lief langs een brede kiezelstenenbedding met hier en daar wat water er in.
Maar dan staan we vreemd te kijken: de weg loopt door naar hoog in het Karwendelgebirge,
en loopt daar dood, en rechtsaf is een weggetje voorzien van allerlei borden met allerlei verboden.
Ik zie nu dat ik toch niet goed op de kaart gekeken had: er staat duidelijk een dwars zwart streepje na Vorderriss.
Nadere bestudering leerde ons dat we door mochten, maar het was wel een privatweg, met tol.
Die tol (twee euro pp) werd geïnd door een in lederhosen geklede meneer, met zo'n hoedje met veertje en al, en hij wenste ons vriendelijk een goede reis.
Af en toe was het oppassen hier, voor automobilisten die het uiterste uit hun geld probeerden te persen door zo langzaam mogelijk te rijden, maar verder was die weg die twee euro dubbel en dwars waard:
Een smal weggetje, nergens strepen, links de brede bedding van nog steeds de Isar, links daar weer van hoge bergen, en rechts bos. De weg soms loom slingerend, soms met haakse bochtjes over bruggetjes, en heel weinig ander verkeer
af en toe wat fietsers, die hier gratis door mogen rijden, en af en toe een paar klassiekers).
Tenslotte bij Wallgau naar rechts, weer richting Bad Tölz, en voor en vooral na de Walchensee was deze rode weg voorzien van en grote hoeveelheid haarspeldbochten,
en dat is altijd heerlijk rijden.
In Kochel am See naar links, en daar was het dat we een bordje naar Bad Tölz zagen: 26 km, en dat is toch wel een vreemd gezicht wanneer je
alweer 3 uur onderweg bent.
Maar goed dat ik geen tijd heb afgsproken bij Pim...
We rijden nu weer richting Garmisch Partenkirchen, en de Zugspitze zien we nu vanuit een andere hoek, en dichterbij. Ik kan me goed voorstellen dat juist daar zo'n enorme wintersportplaats is ontstaan.
Bij Oberau rechtsaf, en bij Ettal naar links, en nu volgen we de Ammer door een groen groen groen dennenbos met links van ons de grindbedding van een rivier,
en na een klim bij Ammer-Sattel steken we alweer de grens naar Oostenrijk over.
In Oostenrijk word je aangeraden om je beschermengel een kans te geven je inderdaad te beschermen: een mooi bedacht bord.
Vlak daar achter een "Almrestaurant",
waar "biker wilkommen sind", een soort grote houten schuur. Tijd om te eten!
Je komt binnen in een soort huiskamer, met een gaskachel uit de zestiger jaren, met donkergebeitste vurenhouten delen als wandbekleding, overal
namen met balpen ingekrast, en de aanwezigen groeten ons allemaal met "Grüss Got".
Ik krijg echte Oostenrijkse "Gröstli": gebakken aardappelen met spek en ui en gebakken ei. En een groot glas Apfelschörle.
Oostenrijks boereneten in een boerenkamer.
We kunnen er weer tegenaan voor de rest van de dag.
Koks rijden hier BMW cruisers, blijkt.
Door over de weg tussen de dennen tot bijna bij Reutte ,
over een weg met steeds meer rotsen,
niet alleen naast de weg maar ook in de verte.
In Reutte nemen we de 314 over de Engpass, met kastelen naast de weg,
en dan rechtsaf naar Berwang , op de Michelinkaart een wit weggetje.
Een boerenweggetje.
Je klimt hier lekker, je rijdt tussen de grijze rotsen, en hier en daar wordt aan de weg gewerkt.
We volgen de route naar het Lechtal.
Dit is een motorrijdersweg,
inclusief haarspelden.
Via haarspelden een plaatsje binnenklimmen dat Namlos heet is natuurlijk altijd leuk.
Als we het Namloser Tal door zijn komen we op de 198 terecht, een gele weg door het Lechtal, en dan zitten we midden in Tirol.
Overal houtsnijwerk, heel erg veel geraniums, versierde houten balkons,
en vooral na Warth over een weg die echt hele lekkere bochten heeft en als afwisseling steeds door zo'n Tiroler dorpje komt, met mensen in lederhosen en al,
en hier en daar een tegenligger.
Tanken, het kost hier bijna net zo weinig als in Luxemburg! Diesel kost hier trouwens meer dan benzine: prima!
De weg is grandioos.
De weg is zo leeg en zo goed dat je beschermengel rustig om zich heen kan kijken.
De omgeving wordt woester.
Na Schoppenau naar links, weer een wit weggetje, klimmen naar de Furkapas, maar dan niet de bekende Zwitserse.
Dit is weer een weggetje zonder witte strepen, je komt hier niemand meer tegen,
en zo rijgen de haarspelden en andere bochten zich aaneen. Een hele lekkere pas is dit, en koud ook (1761 meter).
Wat minder is de Oostenrijker die we hier tegenkomen.
Hij rijdt steeds helemaal links op plekken waar we zouden kunnen inhalen, en Ernst haalt hem tenslotte in een bocht in. Als ik daarna probeer in te
halen stuurt hij scherp naar links zodat ik in de remmen moet om niet van de berg te storten.
Ernst gaat langzaam rijden, de Oostenrijker probeert zich er rechts langs te wurmen, en als ik daar gebruik van wil maken om hem weer in te halen
stuurt hij weer scherp naar links, en ik kan het maar net redden om niet naar beneden te lazeren. Vervolgens probeert hij weer rechts voorbij Ernst te
wurmen, en dan kan ik langs hem komen, een man in lederhosen met vuurrood gezicht. Ik snap er niets van.
Maar naar beneden rijdend zijn we het zo vergeten: één en al overzichtelijke bochten.
Als we weer naar beneden zijn gereden steeds meer plaatsjes, en tenslotte komen we aan bij Feldkirch, waar we een stuk rode weg moeten volgen,
en via zo'n rode weg rijden we Liechtenstein
binnen, waar ik nog nooit ben geweest.
De Zwitserse douane blijkt het werk te doen voor de Lichtensteiners, en we hoeven onze pasoorten niet eens te laten zien! Wunderbar!
We komen door het stedelijke gebied van Liechtenstein, en dat lijkt eigenlijk precies op het stedelijke gebied van Zwitserland, afgezien van het
feit dat hier bij elke voetgangersoversteekplaats een flitskast staat.
De eerste keer dat iemand keihard afremde voor zo'n oversteekplaats zonder dat er een voetganger te bekennen was werd ik daar toch wel even door verrast...
Vrijwel zonder het te merken steken we de grens met Zwitserland over: geen douane tussen deze twee landen.
Wat is Zwitserland hier, na de overdadige boerenkitsch van Tirol, toch een grauw land: grauwe huizen, veel minder bloemen, gesloten luiken.
Hier en daar een burcht, grimmig uittorenend boven de dorpjes daaronder (maar wel mooi, moet ik toegeven).
Rechtsaf, de 3, langs de Walensee, een geel weggetje dat door een vlak dal loopt,
maar bij de Walensee wat mooie bochten vertoont.
Vrij vlak door naar Glarus met steile weggetjes,
en niet veel later, terwijl het al donker begint te worden, het begin van de Klausenpas.
Eén van de laatste huizen voor de Klausenpas heeft een motor boven de voordeur gehesen: dit is een uitstekende woonplaats voor motorliefhebbers.
De Klausenpas begint met klinkertjes in de bochten, dat belooft veel goeds!
De Klausenpas kent weer geen witte wegmarkeringen, wat ik een heel goed idee vind voor smalle wegen hoog in de bergen: je voelt je daardoor veel
meer *in* het landschap rijden.
Het is wel veel lastiger om bochten in te schatten, maar dat is juist lekker: je hersenen hebben lekker veel te doen.
Het is lekker woest hier, met veel grijze brokkelige rotsen tussen het groen door.
Hier komen we juist weer af en toe een auto tegen die z'n uitsreste best doet ons er langs te laten, heerlijk!
Een lang stuk dat alweer kartelt, deze keer met rechts naast je loodrechte rotsen.
Gefährliche Strecke, staat erbij, en terecht: de weg is erg smal en de rotsen hellen soms over, en elke bocht naar rechts is volledig blind. Je moet dus heel erg goed opletten dat je zo rijdt dat je maximaal zicht hebt, om eventueel op tijd te kunnen stoppen.
Bovenop de pas (errug koud) even stoppen, en dan is het heel mooi te zien dat het landschap er aan de andere kant opeens heel anders uitziet:
brokkelige piekerige rotsen aan de ene kant, lichtgrijze grote vlakke stukken rots aan de andere kant.
Een heerlijke lange haarspeldende afdaling.
We komen aan in Altdorf , en langzamerhand wordt het echt donker. Op naar Schwyz . Een drukke weg, voortdurend 50 rijden.
In Schwyz zien we een bordje Zug
, maar als we dat volgen zien we nergens aanwijzingen over hoe verder.
We zitten tenslotte in Sattel
, en Ernst vindt daar de weg naar Zug, maar stopt: ze kunnen ons ook
binnendoor sturen, heeft hij bedacht, in plaats van langs de Zugersee.
Zo is het steeds puzzelen (Ernst blijkt gelijk te hebben), wat steeds betekent: stoppen, gele brillen af, leesbrillen op, kaarten bekijken bij de
koplamp, dan weer bril wisselen, kaart weer in kaartvak, enzovoort.
We strompelen als het ware vooruit, maar tenslotte komen we dan toch in Pim z'n dorp.
Het eerste weggetje omhoog komt inderdaad langs een kerkje, zoals Pim had gezegd, maar eindigt daar.
Het tweede weggetje omhoog houdt zich beter aan de beschrijving, en zo vinden we z'n straat.
We zetten de motoren neer tussen wat auto's, en zien dan een hoofd uit een raam verschijnen.
Dat kan natuurlijk ook een boze Zwitser zijn, dus roep ik niet meteen Hallo, maar het figuur uit het raam roept met de stem van Pim vragend:
"Sylvia en Ernst?".
Gevonden!
Parkeerplaatsen is hier iets heel privé's, blijkt: wat wij deden is net zoiets als je motor bij iemand in de tuin zetten.
We mogen ze in de garage van Pim zetten: de auto slaapt vannacht buiten.
Dan het huis bewonderen (het uitzicht kunnen we nog niet bekijken), wat heerlijk ruim en comfortabel is, en in een overdekte serre eten en
bijkletsen met Pim en Sabine.
Het gaat ze heel goed, dat is duidelijk, en Pim heeft morgen vrij kunnen krijgen: dan gaan we met z'n drieën passen rijden!