Valley of the Gods - Chinle
Nadat we de zon hebben zien opkomen in de Valley of the Gods rijden we door de vallei: overal losstaande rotsen.
Vandaaruit rijden we via Mexican Hat en de Oljado Trading Post naar Monument Valley. Via het land van de Hopi komen we uiteindelijk aan in Chinle.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Vrijdag 21-7-2000
Om een uur of 5 maakt Ernst me wakker: de zon komt op. Op ons eigen terras, in heerlijke stoelen met zachte kussens, zitten we het schouwspel te bekijken. We kijken uit op een vlakte waar hier en daar rotsen uit steken.
Achter een aantal rots-beeldhouwwerken kleurt de lucht rood,
en komt tenslotte de zon tevoorschijn. Nu worden de rotsen aan de andere kant waanzinnig mooi verlicht.
Er zijn kolibrietjes bij de feeder.
En hele grote rood-zwarte Wespen.
We kruipen weer in ons bed.
*Red. Nou ja moeders moet nog wat bijslapen, ik ben eigenlijk klaarwakker, wat een genieten, hier zou ik gewoon de rest van mijn leven kunnen zitten omringd door Sluipwespen van 12 cm lang (hoe dat voelt, tja een vreemd gevoel van ontzag waardering en wederzijds vertrouwen)
Nou ja, sprinkhanen bij het bed hebben ook wel wat.
Ontbijt om 8 uur, maar we zijn een uur te laat: hier geldt weer daylight saving time! Geeft niks. Er zijn eieren met ham en kaas (op het fornuis buiten klaargemaakt), overheerlijke broodjes, passion fruit juice, toast en koffie. Hmmm ! (behalve voor Ernst en Karin die geen kaas lusten).
We eten buiten, uiteraard. Bij het drinkbakje komen een House Finch drinken, en er vliegen natuurlijk Hummingbirds.
Ernst vraagt naar de wespen. Het zijn Tarantula Hawks
.
Die steken een tarantula, zodat die verlamd raakt. Ze slepen hem naar hun nest, leggen eitjes in zijn levende binnenste, en houden hem in leven. Als
de eitjes uitkomen kunnen de Tarantula Hawkjes van binnen uit levende Tarantula eten om groot te worden...
Onze gastvrouw was ooit manager, en had daar genoeg van. Ze wilde eindelijk zelf wel eens iets doen in plaats van anderen vertellen wat ze
moesten doen. Haar man en zij hebben samen dit huis
gekocht.
Het draait op zonne-energie. Er is geen water. Wel een put, maar dat is niet echt drinkbaar, dus dat wordt gebruikt voor de tuin enzo. Het drinkwater
komt per auto uit Mexican Hat, één keer per week. Geen air-conditioning: het huis is gewoon zo gebouwd dat het lekker koel blijft.
*Red. Uit de balken en planken van een Drilling Rig; de monumentale balken met inscripties geven een gevoel van stevigheid wat dit huis een ongelooflijk gastvrijheid en geborgenheid geeft die je zelden vind in zo'n laag gebouwtje. De huiseigenaren (oh wat zou ik dat hier graag zijn) sparen ook nog eens oude fornuizen en kasten, ja hier is het voor de romanticus in ons goed toeven... ;-)
Hij vertelt over de Valley of the Gods
: Changing Woman, de woman warrior, (die van Bear Ears), en haar leger,
zijn hier versteend, zodat ze voor altijd hun kracht en dapperheid kunnen doorgeven. De Navajo's kwamen hier altijd voor die kracht (voordat ze gingen
"raiden").
Er was niet bekend van welke clan de stenen krijgers waren, zodat er hier nooit ruzie ontstond, en iedereen eer betoonde aan alle krijgers.
Vertrekken. Eerst de dirt-road door de Valley of the Gods.
De naam zou, zoals Wouter opmerkt, net zo goed kunnen slaan op het Paradijs, want dat is het hier. Een enchanted place.
We rijden over een heerlijk weggetje (door washes, en kronkelend) langs alle stenen krijgers.
*Red. Heerlijk! Tussen alle rode stofwolken ontwaart Karin en rode hoed, die gewoon beige blijkt te zijn, maar doordat ie al twee eeuwen buiten ligt helemaal verzadigd is van het stof, Adobe Colorado, ja rood is het hier ;-)
Van deze foto is een grote versie beschikbaar (87 KB).
Dan op naar Mexican Hat .
Op weg er naar toe zien we waarom die plaats zo heet: vlak er voor is een rots waar bovenop, van steen, iets staat dat alleen maar een sombrero kan zijn.
Even stoppen in de Trading Post. En ja, ik parkeer de auto precies op de plek waar een waarschuwingsbordje met "falling rocks" staat, maar het is allemaal goedgekomen.
Van dit soort rock art, van de Anasazi, zullen we nog veel zien onderweg.
Karin vraagt hier naar het Kokopelli-ringetje, en we kopen een koordje voor Pieter z'n zonnebril, die hij nu al twintig keer ergens heeft laten liggen. En weer een lading boeken natuurlijk...
De 163, naar Monument Valley.
Daar aangekomen slaan we eerst rechtsaf,
via een weg met veelvuldig overstekende schapen,
naar de Oljato Trading Post .
Het is een winkel, van de hele ouderwetse soort. Een hele lange toonbank, met spullen uit mijn kindertijd. Van motorolie (Penzoil) tot appels, in
één kleine winkel.
De eigenaresse (Navajo) zegt dat we wel naar het museumpje ernaast mogen als we dat willen. Foto's van vroeger, rugs, oude krantenknipsels (veel
over wetserns die hier zijn opgenomen). Een schaaltje met dollarbiljetten waar wij er eentje bij doen.
*Red. Zelfs de blikken Quaker State die ik ooit bij Bolman kocht in de grijze oudheid stonden hier nog als te koop in het rek...
Saaie rit terug (nou ja, saai?). Naar de overkant, naar het Visitors Center van Monument Valley. Vandaar uit kun je een dirt road volgen die je langs alle "monuments" voert. 15 miles per hour.
De "monuments" zijn uiterst fotogeniek, en behoorlijk indrukwekkend.
Het weggetje is af en toe leuk, want we halen echt iedereen in, en je kunt hier en daar heerlijk scheuren. Overal staan kraampjes met zilveren dingetjes.
*Red. Ik begin al steeds meer vervelende gevoelens te krijgen bij al die stalletjes met in mijn ogen verre oosten glimspul.
Het zijn bekende beelden uiteraard, van de vele films die hier zijn gedraaid.
Maar het is ook weer volslagen nieuw, dichtbij, echt.
Het zal wel een eik zijn, mar het lijkt net een olijfboom. Wat zou de olijfboom een kostbaar iets zijn geweest voor de Indinanen.
Op de terugweg stuiten we helaas op een politieauto. Die houdt zich uiterst netjes aan de maximum snelheid (of liever gezegd, een auto voor hem doet dat).
Gezien de boete laatst haal ik maar niet in. Het gaat zo tergend langzaam dat ik steeds stop, zodat ik in ieder geval één bochtje weer even lekker kan rijden.
Bij het Visitors Center, op de verharde parkeerplaats, haal ik hem in en scheur er vandoor.
Hij rijdt achter me, dus ik doe het maar weer een beetje rustig aan, en rij netjes 45. Een auto voor me gaat veel langzamer, dus die haal ik in.
Dan gaat het zwaailicht van mijn achtervolger aan, en moet ik naar de kant.
Een Hopi indiaan stapt uit (we denken op dit moment nog dat hij Chinees is, want hij ziet er veel "Chinezer" uit dan de Navajo's, maar we zullen later leren dat hij een typisch Hopi gezicht heeft). Ik reed te hard, zegt hij, want op de parkeerplaats en het eerste stuk daarna mocht ik maar 15 miles per hour. Oeps. Maar wat hij belangrijker vindt, is dat ik niet had mogen inhalen, omdat er een tegenligger te zien was. En zeker met mijn "nice family" achterin, vindt hij dat niet verantwoord. Hij geeft me alleen een waarschuwing. Heel lief dus!
Doorrijden naar Kayenta
.
Daar gaan we potloden en papier zoeken voor Karin, zodat ze kan schetsen. Kayenta is de "grote" stad van Navajo Country. De supermarkten
hebben goedkoop speelgoed, goedkope spijkerbroeken, stof en breiwol, gereedschap. Overal Indianen uiteraard. Geen papier en potloden.
Een McDonalds, waar we gaan eten, en voor het eerst (nee, voor de tweede keer) sinds we in de States zijn onbeschoft worden bejegend.
Verder over de 160, en dan linksaf de 41 op, richting Pinon. Links een grote open koolmijn in de Black Mesa .
We rijden op een dirtroad, door een vlak, droog landschap. Ik ben een beetje stil van alles: de "Oostblok"-winkels, de stalletjes met zilver overal langs wegen waar toeristen komen (hier niet).
Ik was heel erg benieuwd naar "Indian Country" en ik wist dat het moeilijk zou zijn daar "in" te komen, maar het is nog veel moeilijker dan ik dacht. Je krijgt hier eigenlijk alleen maar het gevoel dat je gezien wordt als een zak met geld.
*Red. En de heren indianen gedragen zich alsof mijn meisjes blanke slavinnen zijn die ze wel willen verhandelen...
In Pinon kunnen we niet verder. De weg is afgezet door politie. Er ligt een auto op zijn kant.
We vragen hoe we verder moeten, en, alweer, een Hopi agent wijst ons uitgebreid de weg.
We komen uit bij het cultural center van de Hopi
, die een klein stukje binnen het enorme gebied van de Navajo hebben.
We rijden door naar Second Mesa. De Hopi wonen in een aantal dorpen, die bovenop drie tafelbergen, Mesa's , zijn gebouwd.
First Mesa
is het oudste bewoonde dorp/stad van de states, zo'n 800 jaar lang
hebben daar onafgebroken mensen gewoond. Vanaf de weg zie je de huizen er bovenop nauwelijks.
Second Mesa ziet er niet echt uitnodigend uit, en we rijden verder. Bij First Mesa sla ik toch maar af. Ik voel me indringer hier, maar ik ben zo benieuwd. In het "nieuwe" dorp, Polacca, halverwege de Mesa, staan we stil, overleggen of we wel verder willen. We besluiten om te draaien vanwege het indringers gevoel.
*Red. ik ben door de conflicterende gevoelens hard op weg depri te worden, wat een ellendig gevoel...
Een man komt naar buiten en wenkt ons. Of we de weg kwijt zijn? Of we geïnteresseerd zijn in Hopi-art? Hij laat ons een beschilderde kalebas
zien, en legt uit wat de symbolen betekenen. Hopi versieringen zijn abstract en strak, zwarte en rode verf op een okergele kalebas.
Donderwolken en regen, gecombineerd in een veer; maiskolven. Hopi-symbolen gaan bijna altijd over regen, zegt hij, dat is de grootste zegen hier.
Wat wil hij er voor hebben? Ernst betaalt wat hij er voor vraagt, en we vertellen hem hoe we ons hier indringers voelen, en hoe ongemakkelijk het voelt om hier als witte rond te rijden.
Ze hebben hier juist graag toeristen, zeggen ze (zijn vrouw is er bijgekomen, plus zes kinderen). We moeten ons vrij voelen overal rond te kijken, en morgen is in First Mesa de laatste ceremoneal dance van het seizoen. We moeten maar even in het cultureel centrum naar de details vragen. We zijn van harte uitgenodigd! We kunnen eten en slapen in het restaurant/hotel bij het cultureel centrum, zeggen ze nog, en ook dat cultural center moeten we zeker bekijken.
Eén van de meisjes rond de auto zegt dat ze wel mee wil naar Nederland, en de Hopi vraagt of we geen klein meisje willen kopen.
Dan voel ik me helemaal opgelucht: als hij zelfs daar grapjes over durft te maken met ons, dan zit het wel goed.
Ik zeg hem dat ik hem heel dankbaar ben dat hij me hier welkom laat voelen.
Deze foto is niet van ons. Dit is Walpi, één van de pueblo's. Om een idee te krijgen hoe een pueblo er uit ziet, daar bovenop een tafelberg.
We rijden naar boven, naar wat we later te weten komen, één van de drie mesa dorpjes van First Mesa is, de kleinste.
We keren eigenlijk meteen maar weer. Het voelt toch indringerig. Boven zijn een aantal huizen van zandstenen stenen, rechthoekig, rond een klein
pleintje. Beslist niet op auto-schaal.
Naar beneden rijdend zien we het enorme uitzicht dat je hier hebt. Vijanden konden hier beslist nooit onopgemerkt komen.
Op de kruising met de grote weg stel ik voor om te gaan eten en slapen bij het Cultural center, en morgen naar de ceremonie te gaan. Maar nu is Ernst stil geworden. Hij is er helemaal depressief van geworden, zegt hij, van het geldbuidel-zijn, en wil zo snel mogelijk weg uit dat Indianenland.
Tsja, op die manier heeft het geen enkele zin natuurlijk, naar die ceremonie te gaan, want het is toch allemaal al zo moeilijk, dus je moet er wel een beetje positief tegenaan kunnen kijken.
Dan maar weg...
*Red. wat ik ook weer niet wil ;-(
Goh wat kan het leven toch soms wrede streken met een mens zijn gevoelens uithalen, ik wil weg ver weg, maar ook weten hoe dit nou komt, waarom deze
indianen zo anders aanvoelen als de Navajo's er omheen, maar ik kan er echt niet meer tegen, Kut, heel erg Kut voel ik me, maar ja niks
aan te doen, karren dan maar, maar waarheen ?
De grens van het reservaat is heel ver weg, maar ik hoop dat bij Hubbells Trading Post,
een mile of honderd hier vandaan, misschien nog wat niet-Indiaanse onderkomens zijn, dus daar rijden we naar toe. Lange, saaie weg.
Als we stilstaan in het donker zien we prairiedogs
.
Hubbells is dicht.
Het is inmiddels erg laat, helemaal donker, en we hebben honger en zijn moe. De enige mogelijkheid "in de buurt" is Chinle, bij de Canyon de Chelly, een grote bezienswaardigheid hier. Ik heb eigenlijk helemaal geen zin meer om hier te zijn, als we de ons aangeboden mogelijkheid zo ondankbaar afslaan, maar er zit niks anders op.
Tanken, waar een aantal Apaches (we zitten hier in Apache Country) onaangenaam naar me kijken en fluiten en iedereen wordt voorgelaten voor ik mag afrekenen.
Een gigantisch eind rijden over een lange saaie weg. Ik kan bijna niet meer. Eindelijk, eindelijk een enorme rij lichtjes in de verte: Chinle .
Eén en al motels hier. Het eerste is een Best Western, die we kiezen. Ik voel me echt heel klote dat we hier zitten in deze toeristenkermis, in plaats van in dat Cultural center in Hopi land.
Eten in het restaurant van het Best Western. Ik neem een hap (lean ground meat met cottage cheese) en moet het uitspugen. Het smaakt misselijkmakend. Idem voor de hamburger van Karin (precies dezelfde grijze lap vlees), de kip van Ernst, en de hamburger van Wouter. De enige die met smaak eet is Pieter, van zijn kindermenu met cheeseburger.
Ernst zegt bij het afrekenen dat hem van zijn hart moet dat het niet lekker was. Ze lachen hem uit.
*Red. Ze hebben veel geleerd van de Blanke, maar het zijn niet bepaald de goede kanten ;-(
Slapen.
Ik voel me echt zwaar klote. Ik wil hier niet zijn. Ik wilde hier ook helemaal niet naar toe.
Ernst vind dat ik morgen met de kinderen alleen terug moet, naar die ceremonie, maar ik zie het niet zitten die honderden miles weer terug te rijden, en bovendien zie ik het, gezien het gedrag van die Apaches bij dat tankstation, niet zitten zonder hem daar naar toe te gaan. En ik moet er niet aan denken die hele lange weg, waar ik me zo verschrikkelijk heb gevoeld, weer te moeten rijden.
Hopeloos :-(
*Red. Yep, een zwaar gevoel van weg willen, weg, gewoon weg, maar waarheen ?