St Pons de Thomières - Spanje!
We rijden het land van de Katharen binnen, en de wegen worden steeds mooier, en tenslotte worden ze zelfs droog.
Eten in Quillan (erg lekker), en dan verder. We zien Gieren, en klimmen steeds hoger.
Er ligt sneeuw langs de weg, en we zien de hoge, besneeuwde Pyreneeën in de verte. Via Andorra (de stad zelf is een aaneenschakeling van lelijke commercie) rijden we door die besneeuwde hoge bergen.
Tenslotte krijgen we nog een van de mooiste stukken van de N260 in Spanje cadeau, en we eindigen de dag in Fonda Farré in Baro, waar we ons bijzonder welkom voelen.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Vrijdag 27 april 2012
Bij het ontbijt worden we geholpen door de erg aardige, vrolijke nieuwe eigenaar, erg jong ook. Als Ernst om proteïnen bij z'n ontbijt vraagt (en uitlegt waarom motorrijders dat eigenlijk nodig hebben bij het ontbijt) (allemaal in het Frans, een taal die Ernst nauwelijks spreekt, oftewel: het duurt nogal een poos), stelt hij voor dat hij iets maakt dat Ernst zeker lekker zal vinden. Deal ;-)
Het blijkt heel erg lekker gekruid roerei te zijn: ook ik ga me te buiten aan deze proteïnen.
Hij kent ons "blog", en weet dat het hotel daar op wordt genoemd.
En zo zitten we hier te schransen: chocoladebroodjes, vers stokbrood, vers sinaasappelsap, lekkere koffie en dat super-roerei.
Er loopt een leger mieren rond in de toiletruimte, de bril doet het niet: alles is nog lang niet perfect. Maar ze zijn hard bezig om alles op te knappen. Het hotel is in goede handen, volgens mij.
En je ziet: de SuperTenere heeft ook niets te klagen over de plek waar hij de nacht heeft doorgebracht!
Het is droog maar erg mistig. We rijden naar het zuiden over de D907. Dat is, zoals je ziet, een droomweg, een motorrijdersweg.
Het is echt zonde dat de weg nat is: dit is een circuit-achtige weg, met bochten (en landschappen) die je ver door kunt kijken, prachtig asfalt, en heel erg veel bochten.
De D910 die we daarna nemen begint ook heel plezierig, maar komt tenslotte in de vlakte van de Aude terecht, en wordt dan recht.
Bij de rand van Olonzac is een benzinestation, en de tank is leeg.
Het is een pomp waar je kunt pinnen, maar als Ernst zijn pas er in stopt gebeurt er niets. We horen iemand roepen. Er blijkt een dame bij een kassa in zo'n hokje te zitten, en die roept ons iets toe. Ik ga er naar toe met mijn portomonnaie: blijkbaar moeten we bij haar betalen. Maar ook dat is niet de bedoeling, snauwt ze me toe. Ze wenkt naar Ernst: nu kan hij pinnen aan de pomp.
Er blijkt, bij nadere beschouwing, een briefje aan de pomp geplakt te zitten. Het is gescheurd, maar er valt nog wel uit op te maken:
Annoncer votre moyen de paiment a la caisse
Gelieve uw methode van betaling bij de kassa te melden, zoiets betekent dat. Je moet dus eerst komen vertellen dat je wilt pinnen, en dan kun je pinnen. Die arme dame zit daar voor niets anders dan op een knopje te drukken dat de pinautomaat vrijgeeft als iemand meldt dat hij wil pinnen! Wat lijkt het me afschuwelijk om zulk zinloos werk te moeten doen de hele dag!
Bij Olonzac stond ooit een windmolen. Er staan nu wat picknickbankjes bij het restant.
We rijden vanuit Olonzac op de D52e: een smal doorsteekje naar de D11.
We komen in een file te zitten, met een Convoi Exceptionel, en als we beter kijken zien we dat er een vleugel van windmolen wordt vervoerd, een moderne windmolen in dit geval.
Zo'n vleugel is absurd groot als je die van dichtbij bekijkt!
Je ziet hier ook al borden die ons er op wijzen dat we dicht bij het land van de Katharen zitten.
Dat is onder andere leuk omdat de Katharen, om zich te verdedigen, erg mooie burchten hebben gebouwd.
Hier rijden we Lézignan Corbière binnen, en dan zijn we echt in het land van de Katharen.
De Katharen werden door de Katholieke kerk gezien als ketters: ze vonden dat Jezus de centrale figuur hoorde te zijn binnen het Christendom, en ze wezen daarom het (vaak wrede) Oude Testament af. Dat moesten ze nogal eens met de (vaak gruwelijke) dood bekopen.
Er werden Kruistochten ondernomen tegen de Katharen, onder leiding van abten. In 1209 is op die manier de volledige bevolking van Béziers uitgemoord, bijvoorbeeld...
De geschiedenis zou er anders uit hebben gezien als de Katharen "de" godsdienstige stroming zouden hebben gevormd, in plaats van de Rooms-Katholieke kerk: hun centrale waarden waren pretz (respect, edelmoedigheid, opkomen voor zwakkeren), paratz (gelijkwaardigheid) en convivenzia (verdraagzaamheid, tolerantie). Daar kunnen we wel wat meer van gebruiken!
De Katharen verdedigden zich tegen die Kruistochten door burchten te bouwen, en die bestaan nog steeds. Dat is een van de redenen dat het Land van de Katharen zo aantrekkelijk is.
Lézignan-les-Corbières ligt tussen de Aude een een zijrivier van de Aude, de Orbieu.
Het ligt in een vlakte: de wegen zijn recht.
Hier steken we de Orbieu over, bij Fabrezan, en daar begint het al wat heuvelachtiger te worden.
Als we terugkijken op Fabrezan zien we de toren, (helemaal links) uit de 12de eeuw, uit de tijd van de Katharen dus.
Dichterbij de weg zie je de dertiende-eeuwse Eglise Saint Vincent.
We rijden nu over de D611. We zien overal om ons heen wijngaarden: dit is Languedoc-Roussillon, waar heel veel wijn geproduceerd wordt. Af en toe komen een chateau tegen waar wijn wordt verkocht.
We slaan rechtsaf de D613 op, en komen dan door Saint Laurent de la Caberisse, dat schilderachtig aan de oevers van de Nielle ligt, met z'n kerk.
De D613 is een ongelofelijk mooie weg, door heuvelachtig gebied, met volop bochten, en bovendien wordt de weg langzamerhand droog!.
Hier komen we door Villerouge Termenes, waar je de burcht van de Katharen heel mooi kunt zien liggen.
Het is extra bijzonder omdat hier Guilhem Bélibaste, de laatste monnik (de Katharen noemden hun monniken een parfait, dat perfect betekent) van de Katharen, levend verbrand is, door de inquisitie.
De weg is droog en rustig, en loopt door een bijzonder aangenaam landschap.
Je ziet trouwens in de verte een man naast de weg lopen, zoekend naar iets. Wilde asperges misschien?
Als we achterom kijken zien we dat we geluk hebben: het is beslist niet overal droog, vandaag!
De weg is voornamelijk leeg en zonder bebouwing, maar af en toe is er een dorp, zoals hier Laroque de Fa.
De naam komt van het Latijnse fano, heiligdom: de rots van het heilgdom.
De weg wordt er alleen maar mooier op, als we verder naar het (zuid)westen rijden.
Naast ons vertonen de hellingen af en toe kleuren. Doordat alles nog nat is, zijn de kleuren extra diep.
Dat oranjerood doet het erg goed bij het donkergroen van de dennen: het is hier alsof je eigenlijk al in Spanje bent!
De weg klimt langzaam: we beklimmen de pas met de toepasselijke naam Col du Paradis.
Gekleurde rotsen zijn voor Nederlanders als wij, uit de klei (nou ja, mergel in ons geval; dat is al iets heel anders) natuurlijk extra aantrekkelijk.
We rijden heerlijk over deze eindeloze weg. Als we Arques voorbij zijn gereden, zien we dit indrukwekkende Chateau d'Arques liggen.
Het kasteel zoals het er nu staat, een donjon, is uit de 13de eeuw. Het is gebouwd na de kruistochten tegen de Katharen.
Even verderop staat een soort uitstalling van landbouwwerktuigen naast de weg. Die vormen een mooie voorgrond voor dat kasteel van Arques.
We krijgen langzamerhand honger. Omdat deze weg zo aangenaam is, lijkt het ons heerlijk om hier ergens te gaan eten.
In Serres draaien we een dorpspleintje op dat een perfecte lokatie lijkt voor een bar-restaurant. Helaas, daar zit niets. Tip voor een lokale ondernemer!
In Couiza komen we aan het einde van de prachtige D613, en draaien we linksaf de D118 op, die langs de Aude voert.
We rijden een brug over naar een dorp, Campagne sur Aude, om te kijken of we daar meer geluk hebben. Het ziet er goed uit: er zit een Hotel-Bar-Snack, Auberge Saint Sebastien. Bar-snack, dat klinkt perfect.
We trekken de regenspullen uit (het is inmiddels echt warm geworden!) en installeren ons binnen aan een tafeltje. De man komt achter z'n bar vandaan, en we vragen wat hij te eten heeft.
Ehhhh, niets! De keuken is kapot, zegt hij.
En zo stappen we weer op, vanwege een kapotte keuken. Op de een of andere manier maakte het meer de indruk dat z'n vrouw was weggelopen, vonden we allebei.
Geen nood: de D118 is een erg mooie weg. We kijken onderweg wel of we iets vinden.
Als we Quillan binnenrijden is er een restaurant, Le Week-end.
We komen binnen in een donkere ruimte, met veel paars, alsof het in de weekends als disco wordt gebruikt. Maar aan de mensen die zitten te eten kun je al zien dat het niet, waar we even bang voor waren, zo'n restaurant is waar ze proberen modern en chique te doen, met hoge prijzen en karige maaltijden. Hier zitten harde werkers te eten: de maaltijden moeten goed te betalen en ruim van proportie zijn ;-)
Er is een menu du jour, voor 13 euro: voorgerecht, plat du jour, dessert, koffie. Ik kies een steak haché en vraag of ik die met een van de voorgerechten en een van de desserts van het menu du jour mag krijgen. Dat mag, en wel voor de prijs van het dagmenu.
Als ik de salade paysanne kies als voorgerecht komt onze zeer vriendelijke ober een extra groot bord brengen, waar we met z'n tweeën van kunnen eten (Ernst heeft soep genomen): sla, spekjes, gebakken aardappeltjes, ui, stukjes radijs, heerlijk!.
Ernst heeft een grote, hele lekkere entrecote met pepersaus; ik heb rocquefort-saus bij m'n steak hachée.
Het is hier echt overheerlijk eten!
Ernst geeft onze ober, die echt perfect is (snel, hulpvaardig, vrolijk, slim) ons Luiemotorfiets-kaartje, en als hij het bestudeert kan Ernst een foto van hem maken.
We vertellen hem dat de foto's ooit in een verhaal op www.sylviastuurman.nl terecht zullen komen, en wijzen hem hoe hij daar kan komen via de Luiemotorfiets site, maar aangezien Le-Weekend geen site of e-mail adres heeft weet ik niet of hij deze pagina ooit onder ogen zal krijgen...
Twee Engelsen komen binnen, een zoon met z'n moeder (van een jaar of 70, 80). We knopen een gesprekje aan.
Ze is hier komen wonen vanwege de healthcare! Hier in Frankrijk is dat veel goedkoper en vooral veel beter dan in de UK. Ze komt uit Cornwall: voor het klimaat hoefde ze niet te verhuizen.
Dit is de buitenkant. Er is een terras dat vanwege de wind niet in gebruik was: de temperatuur begon langzamerhand zo te worden dat we wel buiten hadden kunnen zitten.
Als je Quillan binnenrijdt vanaf de D118 zie je het rechts. Doen!
De motor staat geparkeerd naast een (ik meen 125cc) Aprilia Red Rose sjoppertje.
We verlaten Quillan, en klimmen direct omhoog. We rijden naar het westen, via de D117.
Het is warm, de zon schijnt, we hebben net heerlijk gegeten, de bochten zijn perfect: dit is een hele mooie weg!
Misschien is dit het eerste moment in deze koude, natte vakantie dat we ons echt op vakantie voelen, dat we echt zonder enige reserve genieten van de wereld om ons heen.
We klimmen snel, via de D117, en hebben dan uitzicht over Quillan (dat ons na aan het hart ligt na dat restaurant: je gevoel voor een plek hangt van toevallligheden aan elkaar).
Het ligt er mooi bij, met die bergen op de achtergrond.
We klimmen in hoog tempo verder omhoog.
Tenslotte stoppen we om goed om ons heen te kijken.
Tussen de bergen aan de overkant van Quillan komt een sneeuwwitte wolk omhoog.
En in de lucht zweven Vale Gieren, een hele groep!
Die Gieren laten niet alleen zien dat we erg zuidelijk zitten, bijna in Spanje, en dat het gebied steeds "wilder" wordt, maar ook dat het lekker warm en droog is. Ze laten zich omhoog stuwen op de thermiek, en dat lukt alleen als het lekker warm is.
Het is bijna alsof we hier voor het eerst het gevoel hebben dat we echt Spanje zullen halen: tot nu toe was het een kwestie van regen, kou, harde wind, donkere wolken, natte wegen: van alles dat je nou juist niet met Spanje associeert.
We zijn bijna in de Pyreneeën, dringt tot ons door.
Vanaf de D117 slaan we linksaf, de D613 op, naar het zuiden.
De weg slingert door het landschap.
We rijden vrij lang door een vrij hoog liggende vlakte, met weilanden.
Dan gaan we klimmen, in brede haarspelden: we rijden de Col des Sept Frères op.
Als we hoger zijn gekomen, zien we zelfs de eerste sneeuw liggen!
Als we het hoogste punt hebben bereikt blijft de weg vrij hoog lopen: je daalt eigenlijk nauwelijks echt af.
Prades is een dorpje dat langs deze hooggelegen weg ligt. Bij binnenkomst zien we daar deze beschilderde auto onder een mooie boom staan.
Die auto bekijken we van dichterbij. Hij is prachtig!
Ik heb niet kunnen achterhalen van wat of wie de auto is, of door wie hij is beschilderd (er staat ergens een 06-nummer verstopt in de schildering; dat is alles).
Het zal dus altijd wel een geheim blijven waar deze tovenaar met z'n Franse bulldog voor staat...
Of deze tovenaar met z'n uil, achter een lessenaar...
En dan dient de volgende pas zich aan, die nog hoger gaat dan de vorige: de Col de Chioula.
Hier is het geen kwestie van hier en daar een plekje met sneeuw: hier ligt veel meer.
Deze pas is meer dan 1400 meter hoog: we komen in de bergen!
Bovenop rij je een poos over een bergrug, met uitzicht op de hoge Pyreneeën van Andorra in de verte.
Inclusief erg donker weer er boven...
Dan is er de eerste haarspeld naar beneden.
Je daalt hier erg mooi af, bocht na bocht na bocht...
Vanuit die afdaling rijd je rechstreeks Ax-les-Thermes binnen.
Het is hier dat ik me realiseer dat we anders zijn gereden dan ik gepland had: mijn plan was om via de D118 naar het zuiden te rijden, via Axat, en dan naar Puigcerda te rijden via Font-Romeu. We zouden nu naar het oosten moeten rijden, via de D25, om dat alsnog te doen.
Ik ben blij dat we deze route hebben genomen: de D613, en vooral de Col de Chioula, is prachtig! Heerlijk rijden!
De D25 ziet er ook erg aantrekkelijk uit, maar de donkere wolken doen ons besluiten om via Andorra te rijden: we zouden anders erg laat aankomen bij ons doel van vandaag, en via Andorra rijden heeft ook wel wat.
We nemen dus de N20 naar het zuiden, die eerst lange tijd vrij recht door het dal van de Ariège loopt.
Het waait ongelofelijk hard, en de lucht boven Andorra is erg dreigend. Het is koud.
Bij een snackbar-achtig iets langs de weg drinken we koffie en trekken we de regenspullen weer aan.
We gaan er ook even naar de WC, en we treffen er een echte, onvervalste hurk-wc aan! Ik heb daar beslist geen hekel aan, trouwens, aan hurk-wc's: het is veel hygiënischer dan een gewone.
Dat was ook een van de eerste dingen die ons opviel in Spanje, waar we al komen toen het nog maar net "modern" was: nooit hurk-wc's, en altijd brandschoon, hoe klein het café of restaurant ook was.
Bij de eerste haarspeld omhoog, na het punt waar een parkeerplaats is voor automobilisten om hun sneeuwkettingen om te doen, is een bord dat motorrijders waarschuwt zichzelf niet te overschatten, en er geen circuit van te maken.
Met dit weer is het ook niet zo aantrekkelijk om hier te rijden alsof het een circuit is...
En dan gaan we omhoog, en zien we steeds meer sneeuw, en wordt het kouder en kouder.
De weg via Andorra door de Pyreneeën is erg goed onderhouden, en gaat erg hoog. Wij vermijden hem altijd omdat we een hekel hebben aan Andorra (wie haalde het in z'n hoofd om een enorme koopgoot te bouwen op het hoogste punt in die prachtige Pyreneeën, vraag ik mezelf altijd af), maar het is toch wel erg leuk om deze weg weer een keer te nemen.
Het is wel opppassen in de bochten. Het asfalt is natuurlijk koud, en er ligt ook erg vaak olie precies op de lijn waar je gemakkelijk terecht komt.
Het is een prachtig gezicht: haarspeldem sneeuw, en die dreigende wolken er boven.
Het is bovendien erg rustig op de weg.
Als we Andorra binnen rijden komen we eerst langs een aantal erg lelijke ski-oorden.
In heel sterk contrast daarmee is deze 14de-eeuwse Romaanse kerk, die je dan langs de weg ziet (hij is erg donker op de foto), de Sant Joan de Caselles
We rijden langs de rand van Andorra la Vella, maar hebben dan meer dan genoeg gezien van dat toppunt van lelijkheid.
We zijn blij als we bij de douane komen: Spanje!
Heel vreemd trouwens om te zien dat hier een echt werkende douane is. Er worden flink veel auto's stilgezet en volledig uitgepakt. Dat zijn we helemaal niet meer gewend!
Als motorrijder ben je dan natuurlijk in het voordeel: in die koffers heb je erg weinig ruimte voor een flinke smokkelactie...
Via de drukke N145 komen we al snel bij La Seu de Urgell, waar we rechtsaf de N260 op draaien.
Aan die N260, of eigenlijk een stukje er naast, ligt dit dorp op een heuvel: Montferrer i Castellbo.
Het ligt daar erg mooi, op z'n heuvel!
Verder is de N260 vrij saai tot Adrall. Daar sla je rechtsaf, de N260 volgend, en dat is één van de mooiste stukken weg door de bergen die ik ken: bocht na bocht, op super-asfalt, met grandioze uitzichten.
Heel af en toe rijd je hier langs een dorpje, zoals Pallerols hier, met de Iglesia parroquial de Sant Roma y San Marcos.
Maar verder ben je alleen met de rotsen, de weg, de bochten en de uitzichten.
Het asfalt is droog, en dat hoort ook bij deze weg: er is vrijwel geen verkeer, de staat van de weg is perfect, je kunt vaak ver door de bochten kijken: dit is motorrijden!
Uiteindelijk daal je dan af, in enorme zwiepers, naar Sort. Daar steek je de rivier over, en daar slaan we linksaf.
En dan is daar Baro, en dan zien we het gele gebouw van Fonda Farre.
Dat is ons reisdoel voor vandaag, we zijn er!
Jaimes dochter heeft een feestje, vanwege haar verjaardag, en wij krijgen ook een stukje taart.
Er is gelukkig een kamer, we drinken een biertje, en we kunnen een beetje tot rust komen: het grootste gedeelte van onze reis zit er op.
Voor mij is dat toch wel erg moeilijk, achterop, heb ik gemerkt: bij een echte vakantie hoort zelf motorrijden.
Het is heerlijk om hier "thuis" te komen, zo voelt het echt!
We kunnen al om 9 uur eten (dat is vroeg voor Spanje), en dat doen we ook: we zijn moe!
In de eetzaal zitten we tussen gezinnen en de tafel met de dochter van Jaime en haar vriendjes en vriendinnetjes: het is een lekker Spaans geroezemoes, het eten is lekker, de wijn is lekker. Dit is genieten!