Béziers - Bourg-en-Bresse - Mheer
Vanuit Béziers rijden we door de Herault (heuvelachtig en met veel wijnbouw) door naar de Cevennen, die we doorsteken evenals de Ardeche.
We steken dan een stukje onder Lyon de Rhône over en proberen om Lyon heen te rijden, via de oostkant.
Dat lukt wel, maar we komen terecht in een streek zonder enige vorm van horeca: geen bar, geen café, geen restaurant, en vooral geen hotel te vinden.
De hoop is op Bourg-en-Bresse gevestigd, maar ook daar blijkt alles dicht of vol. Gelukkig vinden we uiteindelijk toch nog één hotel zonder kraak of smaak waar een plekje voor ons is.
De dag daarna verloopt moeizaam: om de regen te ontlopen kiezen we voor een omweg door de Vogezen. Het wordt heel erg laat, en de regen komt toch, in de Vogezen...
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Maandag 7 mei 2012
Vanuit onze paarse kamer (met een wc zo ingebouwd dat je er alleen met de deur open op kunt zitten, en dan kijk je direct naar buiten) hebben we dit uitzicht op Béziers. Het ziet er als een aangename statige Franse stad uit.
We lopen naar de "ramblas" van Béziers, de Allée Paul Riquet, en ontbijten naast een bar in een ontbijt-café. Op z'n Frans: chocoladebroodjes, croissants, enz. Het moeilijke van de terugweg vanuit Spanje is altijd: Frankrijk is geen Spanje. Als we hier op de heenweg zouden zijn zou het heel erg leuk zijn allemaal, de bakkerszaak waar je ook kunt ontbijten (in de bar hiernaast kun je alleen maar drinken), de norse bakkersdame die niet alleen tegen ons maar tegen alle klanten nors doet. Maar als je uit Spanje komt mis je een barretje waar je kunt ontbijten, waar de tegels de Spaanse gesprekken weerkaatsen.
Dan pakken we in, en hebben nog even een gesprekje met de hoteleigenaar die vreemd genoeg niet blij is met de winst van Hollande ("met de vorige wist je tenminste *hoe* je genaaid werd, hoe je nu genaaid gaat worden is nog maar afwachten").
Béziers is een oude stad: de Kelten woonden er al, en de Romeinen roemden al de wijn die hier vandaan kwam.
Béziers heeft een bloedige geschiedenis: het was de eerste stad van de Katharen (een Christelijk geloof waarbij zeg maar gelijkheid, vrijheid en broederschap hoog in het vaandel stonden nog lang voor de Franse Revolutie die waarden gebruikte) die werd aangevallen tijdens de kruistochten van de Katholieken. De kathedraal werd door de katholieken platgebrand, waardoor alle Katharen die daarin gevlucht waren levend werden verbrand.
De kruisvaarders hadden de opdracht gekregen om iedereen in Béziers af te slachten, Kathaar of Katholiek. Want, zo zei de abt Arnald-Amalaricus: "Neca eos omnes. Deus suos agnostect.": Dood hen allen. God weet wel wie wie is.
Ook Napoleon heeft er nogal huisgehouden: Béziers heeft het niet gemakkelijk gehad.
Hier, aan de Allée Paul Riquet, merk je daar allemaal niets van: er staan 19de-eeuwse statige huizen langs.
Als we de stad uitrijden zitten we vast achter een brandweerwagen.
Béziers is een aangename zuid-Franse stad, met helder licht.
We rijden in de richting van Clermont-l'Herault, door de streek die de Herault heet.
Die streek draait vooral op wijn, en dat is te zien. We komen onderweg veel caves tegen, en soms zijn er chateaux (dan zie je echt een kasteeltje, vaak verborgen achter bomen; de streek maakt niet de indruk dat ie rijk was aan kastelen: volgens mij zijn ze speciaal gebouwd zodat de wijn kan heten naar een chateau).
We volgen de D909 door dit golvende wijngebied.
Op een gegeven moment splitst de D909a zich af, en verandert de D909 in een bochtige weg over een kleine Col: de Col du Buis.
De weg wordt heerlijk!
We zien hier ook direct medemotorrijders die op hun bochten oefenen.
Aan het einde van deze prachtige weg zien we het bord dat de stad Bédarieux aankondigt.
In Bédarieux slaan we rechtssaf, de brede D908 op.
Die brengt ons uiteindelijk in Clermont l'Herault.
Hier zie je gestutte gebouwen. De straat waar we over rijden maakte ooit deel uit van de RN-9, die Parijs met het zuiden verbond. Hij voerde hier door het Quartier de la Coutellerrie, de wijk van het bestek. Sinds de RN-9 vervangen is door een snelweg die buiten Clermont l'Herault loopt is het bergafwaarts gegaan met die wijk. Een aantal gebouwen was niet meer te redden en moest gesloopt. Wat je hier ziet zijn de gestutte gebouwen die nog wel gered zullen worden.
We komen door het centrum, de D908 volgend.
Uiteindelijk komen we, via saaie wegen, uit op de D32 die we links op slaan, waarbij we direct Gignac binnenrijden.
Daar staat deze Tour d'Horloge die recent is opgeknapt. Het is een van de resten van de stadsmuur die ooit ter verdediging rond Gignac stond.
De D32 die we daarna nemen is, zoals je ziet, erg recht. Niet alleen maar, maar het komt er wel zo'n beetje op neer,
Dat is des te moeizamer te doorstaan omdat we ondertussen weten dat we links van ons door de Gorges de l'Hérault hadden kunnen rijden. Ik zie het bordje er naar toe, meld aan Ernst dat we ook via die Gorges kunnen rijden, maar dan zijn we er al voorbij en rijden we door.
En ook rechts van ons ziet het er beter uit...
De D32 komt uit op de brede D986, die we naar het noorden toe rijden.
En daar wordt het weer mooi, als we de Col de la Cardonille doorsteken, met rotswanden aan weerszijden.
Tenslotte voegt de Hérault zich bij ons: de weg loopt er nu naast, waardoor we als het ware het laatste stukje van de Gorges de l'Hérault meemaken.
De rivier kan zich wild gedragen kennelijk: er staan veel borden met Risque d'inondation, gevaar voor overstroming. De Gorge is op veel plaatsen zo nauw en zo stijl dat het water niet weg kan; ook het regenwater niet.
En dan rijden we naast de Hérault, die ons volop bochten geeft.
In Ganges maken we even een ommetje om een tankstation te vinden. Ik koop ondertussen een fles water bij de hypermarche waar het tankstation bij ligt. Ik blijk geen enkele cent meer in m'n portomonnee te hebben, maar dat is geen probleem: ook een fles water van 48 eurocent kun je hier met credit-card betalen.
We zijn niet de enige motorrijders die hier tanken, zoals je ziet.
Via de D999 rijden we naar St Hyppolyte-du-Ford, en daar nemen we verder de D982. Als ik zelf de kaart zou nemen om een route uit te tekenen zou ik de smalle en kronkelige D133 nemen; die hebben we op de heenweg dan ook gereden. De Becker brengt ons veel minder leuk, maar wel veel sneller langs ongeveer dezelfde route.
We komen langs deze saaie route steeds meer motorrijders tegen, zoals hier in Durfort-et-St-Martin.
We slaan linksaf de D901 op, in de richting van Anduze, en zien dan links het Chateau de Tornac en Cevennes liggen.
De toren is in de twaalfde eeuw gebouwd, en de rest van het kasteel in de 16de eeuw. Er wordt/werd hard gewerkt aan de restaurantie, en het is te bezichtigen.
Het dorpje hier, La Madeleine, is gebouwd in grijze natuursteen: heel erg mooi.
En tenslotte rijden we de rivier de Gardon over in Anduze, dat als altijd prachtig schilderachtig ligt te wezen aan de oevers ervan, tussen hoge rotsen.
Vanuit Anduze nemen we de D910a naar Ales, waar we niet doorheen rijden maar via de rondweg omheen worden geleid.
We zitten dan op de D904 in de richting van St Ambroix, als we dit restaurantje naast de weg zien: Bar hotel restaurant Le St Julien.
Een uitstekende plek voor een lunchpauze!
We hebben zo lang door wijnvelden gereden dat het wel aangenaam is om zo'n placemat voor je te hebben van zo'n wijnveld hier uit de omgeving.
De tafels buiten zijn niet gedekt, en even ben ik bang dat we naar binnen moeten om te eten, maar de restaurantbaas vindt het geen enkel probleem: hij dekt de tafel netjes buiten.
Even later vinden we navolging. Het ios ook veel te mooi weer om binnen te zitten.
(en voor wie zich zorgen maakt: drinken en rijden: Ernst neemt een half glas voor en tijdens de maaltijd. De rest krijg ik. Na zo'n uitgebreide maaltijd en koffie er bovenop is er dan van alcohol in het bloed nauwelijks meer sprake).
Het eten is bovendien erg lekker en, zoals je ziet, mooi verzorgd. Een ananas smaakt op de een of andere manier veel lekkerder als hij zo mooi voor je is aangesneden.
De D904 brengt ons vrij saai naar Saint Ambroix, een stadje aan de voet van de geheimzinnige rots van Dugas (je ziet op de achtergrond een beeld; dat staat er bovenop).
We zijn hier op de heenweg ook doorheen gekomen (maar reden via andere wegen).
De mairie, de platanen, de brasserie, het ziet er allemaal lekker Frans uit ;-)
We blijven de D904 volgen (die in het volgende departement verandert in de D104), en we hebben zowaar af en toe bochten.
We rijden nu in het dal van de Ardeche.
Hier komt de D104 door Lablachere-notreDame. Die notre dame is de kerk die je ziet: de Basilique de Notre Dame de Bon Secours (onze lieve vrouwe van de goede hulp).
Het is een vrij jonge kerk (uit de 19de eeuw). Hij is rond een kapel gebouwd die daar al veel langer staat: dit is een bedevaartsoord sinds de 16de eeuw.
We komen veel motorrijders tegen hier. Dat bevreemd me: links van ons begint de Ardeche echt, vol kronkelige bergweggetjes.
Maar misschien zijn het allemaal mensen op doorreis, net als wij.
Bij Aubenas zijn we enorm aan het puzzelen voor we er uit zijn hoe we verder moeten. We rijden eerst een stukje via de N102 naar het noordwesten, en slaan daar dan van af, de D578 op. Dan zitten we middenin de Ardeche.
Je rijdt eerst nog een stuk door de bebouwing. Dat stopt zo'n beetje na deze plaats, Antraigues sur Volane, die prachtig hoog boven ons ligt.
De weg wordt mooier en mooier, en de medemotrrijders vliegen je dan ook om de oren hier.
Dan komen we bij het Hotel des Cevennes waar we op de heenweg hebben gegeten en geslapen. We willen er eigenlijk graag pauze houden, en wat drinken, maar we zien erg dreigende luchten: het zal vrijwel zeker regenen als we dat doen en weer opstappen. We moeten vaart zien te maken en de regen voorblijven. Helaas!
Even later moeten we zelfs stoppen om de regenspullen aan te trekken; niet alleen vanwege de steeds groter wordende kans op regen, maar ook vanwege de kou.
En ook nu zijn we niet de enige motorrijders.
Het blijft droog, en ook de weg is krukdroog.
We rijden via de D578 naar Le Cheylard (op de heenweg reden we via de hele smalle D204 die over een bergpas gaat). Het is een erg mooie weg, die de kronkels van een rivier volgt.
In Le Cheylard slaan we linksaf, de D120 op. De weg blijft mooi, en de uitzichten ook!
Het was geloof ik hier dat twee motorrijders ons na de bocht met enorm veel gas inhaalden.
Dat was op zich niet zo'n probleem, maar...
als je dan direct na de bocht ziet dat één weghelft volkomen bedolven is onder gevallen rotsblokken, hoop je toch dat ze voorzichtig zijn.
We komen door St Agrève, en nemen daar de D9, verder naar het noorden. Later, voorbij de Col des Baraques (vanwaar we verder rijden over de D121), komen we voor het eerst sinds lange tijd weer in vlakker land.
Bovenop die Col des Barraques ligt St Bonnet-le-Froid (ja, het plaatsje doet z'n naam eer aan; het is er erg koud. Het is bovendien beroemd: er zit een driesterren restaurant, Régis et Jacques Marcon) .
In dat vlakke land, het dal van de Cance, ligt St Julien-Vocance.
We rijden verder naar Annonay.
Dat is groot, druk, en op z'n Frans met heel veel rare ingewikkelde "zone commercial's". We vinden er een McDonalds, waar we wat eten, zoals we zo vaak doen in Frankrijk. Eten zoals tijdens onze lunch is oneindig veel leuker, maar we zijn inmiddels in doorrij-modus geraakt: Frankrijk is groot, en we willen naar huis.
Als we opstappen duurt het niet lang voor de de Rhône in zicht krijgen.
We rijden een poos aan de westoever, via de D1086, van waaruit we af en toe zicht hebben op de rivier.
In Ampuis steken we de Rhône over, en rijden dan aan de oostkant over de N7 tot we in Vienne komen.
Overal zie je hier wijn: Cote du Rhône.
In Vienne slaan we rechtsaf.
In Vienne rij je dan een stuk omhoog, en daarna wordt de weg vlakker. Het wordt donker.
We rijden over de D75, en in het plaatsje met de vreemde naam Le Péage staat deze rotonde. De weg heet de "voie romaine": zou hier ooit tol zijn geheven?
En wat het gebouw voorstelt heb ik ook niet kunnen achterhalen. Ik dit een kopie van een Romeins gebouw?
In Heyriaux stoppen we even om de benen te strekken. Het is dan al donker. Het enige leuke in dit vlakke land zijn de borden die steeds naar het vliegveld Saint-Exupéry verwijzen, omdat je dan steeds weer aan de schrijver moet denken, Antoine de Saint-Exupéry, de schrijver van onder andere De Kleine Prins.
Op een gegeven moment lijkt het alsof er enorme Kuklux-clan figuren opdoemen. Het blijken koeltorens van een kerncentrale: de "hoeden" bestaan uit de rook.
Erg aannemelijk dat hier hotels te vinden zijn is het niet (later op een gedetailleerde kaart zie ik dat we met een kleine afwijking van de route veel leukere wegen hadden kunnen vinden; dat moet een GPS duidelijk nog leren!).
Doel is Bourg-en-Bresse: daar moeten hotels zijn!
Na een eindeloos lijkende route over een rechte weg zijn we daar dan. Het centrum is lastig te vinden. In het centrum zijn allerlei hotels gesloten, of veel te duur (95 euro voor de goedkoopste kamer, zonder ontbijt).
Het hotel bij Brou, Le Logis de Brou, dat erg geschikt lijkt, is dicht. We eindigen tenslotte, uitgeput, bij een Ibis. Ernst haalt een glas wijn, die we op de kamer opdrinken. We kunnen in ieder geval slapen...
We ontbijten in de ontbijtbar van de Ibis. Het is bewolkt, en het is duidelijk dat het zal gaan regenen. Volgens de weerberichten blijft het 's morgens nog overal droog, maar gaat het 's middags overal regenen, behalve in het dal van de Rijn.
We vertrekken daarom snel, zonder goed overleg over de te volgen route. Het oorspronkelijke plan van mij was om zo snel mogelijk naar Epinal te rijden, en daar de snelweg naar huis te nemen. Ernst bracht in dat die snelweg vanwege de drukte helemaal niet zoveel opschiet, en wilde binnendoor, zo'n beetje in de richting van Verdun. Vanwege de regen wordt het toch richting Epinal, binnendoor, maar daarna blijven we binnendoor rijden, is het plan.
Het eerste punt wordt Pesmes, via Louhans en Dole. Dit is Louhans, waar de hoofdstraat erg mooi intact is, met kinderkopjes op straat, en gekleurde huizen met arcades er langs.
Het zijn vijfiente-eeuwse huizen, en de Grande Rue is voorzien van 157 arcades: het is een van de straten met de meeste arcades van Frankrijk.
Hier zijn we in Martigny-pres-Louhans, en daar kun je de typische stijl goed zien van veel huizen in de Bresse: galerijen, hier over twee verdiepingen; vaak over alleen de begane grond. Die galerijen zijn soms gebouwd van houten balken, en soms, zoals hier, van ranke metalen pilaren.
In dit soort huizen kun je altijd buiten zitten: regen of geen regen.
De Bresse is beroemd om z'n kippen, de Poule de Bresse.
Om in een winkel of in een restaurant zo te mogen heten (met een eigen Appelation Controlée), moet een kip niet alleen van het juiste ras zijn Poule de Bresse dus), maar ze moeten ook echt in de Bresse zijn opgegroeid, ze mogen niet met antibiotica behandeld zijn, er zijn allerlei restricties aan het voer dat ze krijgen, en ze moeten buiten worden gehouden, met eisen aan de ruimte.
Het is dus helemaal niet nodig om ecologisch of biologisch vlees te kopen: als je de juiste Appellation Controlée koopt, heb je een veel sterkere garantie op een kip met een goed leven (en vooral natuurlijk ook veel smaak).
We komen in Pesmes, en dan zitten we in het gebied van de rechte wegen.
Wel veel motorrijders!
In Lavoncourt zien we een terras: Bar-restaurant-Traiteur l'Etappe.
Het lijkt de perfecte plek om te stoppen voor een lunch: nog één keer een lekkere Franse lunch op een terrasje.
We nemen plaats. We zijn niet de enigen, en aan de anderen is te merken dat ze al lang wachten op de bediening.
Als er na vijf minuten nog steeds niemand naar buiten is gekomen ga ik naar binnen: misschien wordt hier verwacht dat je binnen zelf je eten bestelt.
Binnen zijn er mensen die achter de bar heen en weer lopen, de keuken in, de keuken uit, maar geen enkele van die mensen keurt mij ooit een blik waardig, hoe ik ook m'n best doe hun aandacht te trekken.
Als ik ook binnen vijf minuten vruchteloos heb staan zwaaien en wenken besluiten we dat we het voor gezien houden: blijkbaar willen ze geen gasten.
Volgens mij betekent gele velden in het voorjaar dat het Koolzaad is, en bloeit Mosterd later, maar helemaal zeker weet ik het niet.
Die gele velden zijn in ieder geval een aangenaam gezicht (en het ruikt ook erg lekker) bij dit soort lange, vrij rechte wegen.
Dit is Fontenoy-le-Chateau, waar je het Canal de l'Est oversteekt via een paarsgeverfde brug.
Even verderop is een muurschildering te zien, ter ere van Julie-Victoire_Daubié, een Franse journaliste die in het nabijgelegen Bain-les-Bains is geboren, en hier woonde, en is gestorven. Zij is een soort Franse voorgangster van Alletta Jacobs: ze was de eerste die de middelbare school mocht doorlopen en het baccalaureat mocht halen, het toegangsbewijs tot de universiteit. En uiteraard heeft ze zich ook sterk gemaakt voor het stemrecht van vrouwen.
Er staat:
Lyon, le 17 Aout 1861(De vrouw zal in de samenleving alles kunnen worden waartoe ze de capaciteiten heeft)
We rijden door naar Epinal en eten daar bij een McDonalds.
Dan rijden we verder binnendoor, via Sarrebourg en Sarre-Union. Het regent nu voortdurend.
Als het harder gaat regenen houden we een kleine pauze in een bushokje. Als het weer wat opklaart maakt Ernst dit statieportret van de Supertenere, die ons al die tijd zo braaf heeft vervoerd.
Terwijl we daar staan komt er een optocht van oude trekkertjes voorbij.
De regen is inmiddels minder geworden, en we rijden dan weer door.
In de buurt van Saarbrückern is het een wirwar van snelwegen, maar uiteindelijk komen we op de B268, en als we door alle bebouwing heen zijn wordt die echt mooi.
We rijden naar huis via Trier, en de B51. Na Bitburg is er een hele mooie weg naar Prüm. Mooi, maar nat en vol bochten, en het is al lang donker.
Dan nemen we de B265 naar Büllingen. We tanken op de grens tussen België en Duitsland. Via Eupen rijden we dan naar huis. Dood en doodmoe, en met een kont die geen enkel gevoel meer heeft...