Montblanc - Reus - Montblanc
We gaan op weg naar Reus, door de Sierra de Roquerole.
De weg voert langs het Monasterio de Poblet, en even later steken we door naar de volgende Sierra: de Sierra de la Mussara.
Het zijn prachtige bergweggetjes hier.
Reus is een aangename verrassing waar we even rondlopen, en dan gaan we weer terug.
Deze keer rijden we de Sierra aan de andere kant door, met prachtige ravijnen en gekleurde rotsen.
Terug in Montblanc zien we bij het hostal Bijeneters overvliegen.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Donderdag 3 mei 2012
We ontbijten weer bij de Chinees. Er blijken meer Chinezen in Montblanc te zijn: ze lopen langs en maken een praatje of strijken neer op het terras. Er strijken ook nog twee Nederlanders neer op het terras, helaas ;-)
We zijn getuige van de manier waarop de bars en winkel hier bevoorraad worden. Een vrachtwagen komt achteruit zo'n steegje inrijden, dat heel lange tijd geleden hier is ontstaan met ezels als grootste vervoermiddel in gedachten.
De vrachtwagenchauffeur weet exact hoe hij zich door de bochten moet wurmen, en weet de vrachtwagen zo neer te zetten dat alles op de millimeter past. Er kan dan ook niemand meer langs: degene die moet uitladen is lang van te voren achter de vrachtwagen gaan staan.
Het is vreemd om in Spanje de munten op een Chinees bordje te leggen. We snappen ook niet goed hoe het zit.
Een van de aantrekkelijke kanten van Spanje is dat er zoveel bars en restaurants zijn die worden gerund door een gezin voor wie de bar of het restaurant het leven is: niemand hoeft in een paar jaar rijk te worden; ze houden er van om mensen over de vloer te hebben, en die betalen voor wat ze serveren en daardoor kunnen ze betalen wat betaald moet worden, die indruk maakt het.
Hier in Montblanc lijkt dat niet op te gaan: vrijwel alle restaurants die we zagen waren dicht, en aan dit Plaza Mayor is deze bar de enige die open is. Hij maakt de indruk gerund te worden door een rijk-uitziende Chinees, die af en toe komt checken of z'n personeel z'n best doet. Een bar om winst mee te maken dus, een bar als investering.
Komt het door de crisis? Is in Catalunya, doordat het rijker is dan de rest van Spanje, dat hele idee dat er zoveel family-run bars zijn al verleden tijd?
Ernst wil toch graag bij een El Corte Ingles kijken of ze een aanbieding hebben voor een fototoestel, en in Reus, hier in de buurt, zal er wel een zijn. Je kunt daar komen via de bergen (of via de grote weg). We vertrekken dus naar de bergen.
Er moet erg nodig getankt worden, en gelukkig is er direct als we Montblanc zijn uitgereden een benzinepomp.
Er blijkt alleen niemand aanwezig te zijn. Er staat een bordje dat je hier 2407 kunt tanken, maar we kunnen geen enkele pomp vinden met een automaat voor pasjes...
Gelukkig wijst de mevrouw in deze auto ons dat die automaat zich niet bij de pomp bevindt, maar aan het gebouw zit.
We kunnen dus benzine tanken. De tank was bijna tot de laatste druppel leeg...
We rijden in de richting van Espluga de Francoli, dat je hier in de verte kunt zien liggen.
Het heeft niet zo'n prachtige ommuurde binnenstad als Montblanc, maar het ligt vlakbij het Monasterio de Poblet en vooral vlakbij de bergen.
We rijden dwars door Espluga de Francoli heen, en het lijkt een levendig stadje. Veel levendiger dan het oude centrum van Montblanc: hier lijkt het barleven het nog wel te doen.
Op de foto nog net een stukje van de neoklassieke Esglesia de Sant Miquel, die is gebouwd op dezelfde plaats als de Esglesia vella de Sant Miquel uit de dertiende eeuw, die tegelijkertijd met het Monasterio de Poblet in brand is gestoken door een (terecht) woedende bevolking.
Even later komen we langs het Hostal del Senglar, dat er heel erg aantrekkelijk uitziet. Als we ooit een keertje langer in deze streek willen blijven (wat me een uitstekend idee lijkt), dan wordt het dat hostal!
We rijden Espluga de Francoli uit via een weg die steeds mooier wordt, en zien al snel het Monestir de Poblet liggen, als een vesting, geheel ommuurd.
Het klooster, uit de twaalfde eeuw, was dan ook als een fort gebouwd: het had mede een militaire functie, als verdediging tegen de Moren die in die streek verslagen waren. Het omringende land werd na die overwinning het bezit van 12 monniken.
Het klooster kreeg steun van allerlei koningen (onder andere omdat doneren aan een klooster, en flink betalen om er begraven te worden, je in die tijd verzekerde van een plek in de zo fel begeerde hemel), en werd rijker en rijker.
Het tij keerde: de Franse plunderden het klooster in 1811, en dat gebeurde nog een keer, toen de bevolking genoeg had van de uitbuiting (de graaicultuur, zou je in hedendaagse termen kunnen zeggen), en alles in brand stak
Sinds 1940 wordt het weer gerestaureerd.
Je kunt er een rondleiding krijgen. We hebben dat niet gedaan. Hier kun je, als je tussen de regels van de rondleiders door kunt luisteren, een goed beeld krijgen van de wrange geschiedenis van het katholicisme.
De weg (de T700) klimt direct na het Monastir de Poblet.
We rijden hier langs de rand van de Sierra de Roquerole, die links ligt, en hebben aan onze rechterhand het dal van de Riu Sec (de naam doet vermoeden dat daar niet altijd water in stroomt).
Al snel is de weg inderdaad precies zoals de borden beloofd hebben: een en al bochten!
Na heel veel bochten rijd je dan Prades binnen, met z'n esglesia de Santa Maria la Major uit roodgekleurde steen.
Prades is een naam die veel voorkomt in Catalunya. De letterlijke betekenis is "vlak weidegebied".
Prades is ingesteld op toerisme dat van de bergen wil genieten: er is een camping, je kunt er volop huisjes huren, en er zijn bars en restaurants te over.
Na Prades slaan we linksaf, de TV-704 op.
We rijden een stukje door een gebied waar, zo te zien, een bosbrand heeft gewoed.
Dan zijn we in de volgende Sierra aangeland: de Sierra de Mussara.
Er torenen loodrechte rotswanden uit het groen van de dennen. Hier in grijs, op veel plekken gekleurd.
Het is hier echt ongelofelijk lekker rijden. Bochten die je van ver kunt overzien, en niemand op de weg, en dan rij je ook nog eens in zo'n majestueus landschap.
Vanuit de verte zien we een dorp, La Febro.
Er is een toegangsweg naar toe, die in het dorp doodloopt: over afgelegen gesproken!
Het dorp heeft nooit meer dan 300 inwoners gekend, maar bestaat al sinds de neolithische tijd: een speciaal dorp.
Er zijn hier allerlei kloven en grotten te vinden.
Als we verder rijden zien we zo'n kloof, beneden ons. Er loopt een prachtig weggetje over een rand ervan, zo te zien.
Als ik de situatie in detail bekijk op de kaart, blijkt dat die onverharde weg in La Febro begint. Het is dus niet helemaal waar dat de toegangsweg daar doodloopt.
Dit is een gebied om ooit met de Tricker naar toe te gaan: overal zijn hier onverharde weggetjes te vinden die dieper de bergen in gaan dan je met de verharde weg kunt komen.
De weg klimt en klimt, en we zien in dit gedeelte af en toe fietsers die dit als traingsgebied gebruiken.
Dit is een prachtig gebied!
We komen tenslotte bij een T-splitsing, waar we rechtsaf slaan, naar het zuiden.
Dan begint de afdaling.
Daarbij rij je langs een enorme richel in het landschap, die daar loodrecht een ongenaakbaar steeds tussen de bomen opduikt.
Even later zien we de rotswand vanuit de verte.
Hij staat vol radiomasten, zoals je ziet.
We beseffen hier dat we sinds Prades alleen die twee wielrenners zijn tegengekomen, en twee auto's. We hadden de gehele weg voor onszelf.
We blijven dalen, met steeds zicht op die rotswand in de spiegels.
Tenslotte zien we Vilaplana liggen.
Dit berggebied was een echte verrassing: heel erg mooi rijden, spectaculair dalen, zo'n bijna onbereikbaar dorp, en overal die rotswanden. Heel erg mooi!
We zijn bijna bij ons doel, Reus. Het is zo'n beetje lunchtijd, en we willen nog even genieten van deze bergen: we rijden Vilaplana in, op zoek naar een plek om te eten.
Waar we het dorp inrijden staan twee wegwijzers, naar twee restaurants.
Maar die zijn nog niet zo eenvoudig te vinden. Het eerste, zie ik later, zit in een zijstraatje dat we gemist hebben.
We rijden voorbij de kerk en komen bij een mirador, vanwaar je over die enorme rotswanden kunt uitkijken. Vreemd genoeg wijst aan het einde daarvan een bordje terug naar een van die restaurants.
Ik stap af om te kijken of het restaurant misschien verstopt zit onder aan het mirador, en zie dan op de hoek van de straat bij een dichte deur een bordje met een R. Het lijkt dicht, maar als ik de deur probeer blijkt hij open. Laat je in Spanje nooit afschrikken door een buitenkant die er potdicht uitziet ;-)
Terwijl Ernst de motor neerzet komen er een paar 4x4's aan, waarvan de inzittenden naar binnen gaan.
Ik ga ook naar binnen en vraag alvast naar een tafel voor 2. Ik ben nog maar net op tijd: we krijgen de laatste tafel!
Het restaurant zit niet op de bovenverdieping (van waar je van het uitzicht zou kunnen genieten), maar in een kelder, en het zit helemaal vol.
Er is een menu voor 9,50 (3 gangen, inclusief water, wijn en brood). Daarbij kun je voor dat menu ook nog eens uitgebreid kiezen. Onbegrijpelijk hoe dat kan. Het zit niet voor niets bomvol ;-)
Het is restaurant Ca La Peirona (ze hebben geen eigen website). Als je er ooit wilt eten is het, lijkt mij, raadzaam om te reserveren: ik denk dat wij heel erg geluk hebben gehad.
Omdat het eten zo lekker was, en ik geen keuze kon maken, laat ik gewoon even alle gerechten zien.
Dit was het voorgerecht van Ernst, een salade met een aantal soorten worst, champignos, uiteraard rijkelijk voorzien van olijfolie en wat citroensap.
En hele kleine olijfjes, die we ook van te voren kregen. Heel vers, en erg lekker (ik mocht ze allemaal hebben omdat Ernst niet van olijven houdt).
Mijn voorgerecht is duidelijk van Moorse origine: saffraanrijst met rozijnen en pijnboompitten. Heel erg lekker.
Als hoofdgerecht had ik "huevos fritos" gekozen, gebakken eieren.
Het blijkt een prachtig gerechtje te zijn: eidooiers in tomatensaus met een bodem van salami, met kaas er over, in de oven.
En voor Ernst is er lam.
Op de bar staan flessen sterke drank.
Vooral die fles Frangelico, een hazelnootlikeur, ziet prachtig uit, met z'n schortje omgebonden met een touwtje ;-)
Het is geen Spaanse likeur trouwens, maar Italiaanse, uit de Piemonte.
En ook het toetje is heerlijk en ziet er prachtig uit.
Hier zie je trouwens goed in wat voor karaf de wijn kwam!
Voor we weggaan krijgen we nog een glaasje likeur, ook al protesteren we, omdat we nog moeten rijden (nou ja, Ernst: ik heb het voordeel dat het voor mij niet uitmaakt).
De baas van het restaurant zegt dat deze likeur juist helpt: hij zou je helpen om langer koel te blijven.
Het is een likeur uit Galicië, Licor de hierbas van El Afilador, een kruidenlikeur dus, uit Orense.
Hij smaakt inderdaad erg verfrissend, en het zal wel psychologisch zijn, maar we hadden na afloop het gevoel dat we van binnen uit gekoeld werden, de gehele rest van de dag (ik vooral, want ik heb driekwart van Ernst z'n glaasje opgedronken ;-)
De buitenkant van het restaurant lijkt een compleet andere wereld dan de binnenkant. Niet te geloven wat er achter deze deur zit ;-)
Ik ga nog even naar het informatiebord verderop kijken.
Op het informatiebord staan een zestal wandelroutes beschreven die door Vilaplana komen.
Ik krijg steeds meer zin om hier ooit een hele vakantie lang te verblijven.
Ik heb geen idee wat voor gebouw dit is. Er is een fontein, met een tegeltableau van een kerk.
Als we Vilaplana aan de noordkant verlaten rijden we nog even in de richting van die rotswand waar we vandaan komen.
Dan rijden we de asfaltweg op, en komen opnieuw langs het plaatsje.
Het was een bijzonder aangenaam verblijf hier!
De T704 komt uit op de grote weg in de richting van Reus. Het is daar dat we weer verkeer tegenkomen.
We rijden Reus binnen via de gebruikelijke aaneenschakeling van industrieterreinen, meubelboulevards, flats en bouwprojecten.
Hier zie je nog net een eenzaam kerkje verstopt achter een bouwkeet.
En dan zijn we in het eigenlijke Reus. Een echte stad, druk, met mooie gebouwen, waarvan veel in modernista stijl.
Onderweg, bij het Hospital de St. Joa, zien we dit beeld, met op het bijschrift:
Reus, Ciutat Gegantera de Catalunya 1993Ook Reus is dus een keer de stad van het reuzenfeest geweest, net als Monbtblanc.
Het maakt op mij de indruk van een Inca, maar ik heb er geen informatie over kunnen vinden.
We rijden de binnenstad in. Ernst vraagt bij een stoplicht aan een jongen op een scooter waar hier de El Corte Ingles is. Die is alleen in Tarragona, zegt de jongen.
We parkeren desondanks de motor en lopen de binnenstad in: je weet maar nooit.
De binnenstad is verrassend leuk. Hier is de Sant Pere de Reus, in mooie gele steen.
In een hoekje staat een danseres van metaal, en een kleine jongen hangt over de leuning van de trap.
We lopen binnen bij het Gaudi centre om daar te vragen of er hier in Reus een El Corte Ingles zit. En daar geven ze het jongetje op z'n scooter gelijk. We geven daar dan ook het doel van dit ritje op en beschouwen het vanaf nu als een ritje door de bergen om Reus te bekijken.
Dat Gaudi centre zit hier niet voor niets: Gaudi is in Reus geboren. Dit museum is aan hem gewijd.
Ik wilde van die zon genieten waar we zo lang op hebben gewacht, maar we zullen hier zeker nog eens naar toe gaan. Het is, heb ik het idee, een erg leuk museum, met niet alleen beelden van z'n gebouwen in Reus en elders, en over z'n leven, maar het laat je ook zien hoe zijn technieken werken.
De crisis is aanwezig op straat. We zien spanborden.
De jeugd heeft de straat overgenomen, tegen de bezuinigingen
We zwerven door Reus, snuiven de stad op.
Er zijn een aantal pleinen rond de kerk; dit is de Plaça del Castell.
Reus is een erg aangename stad. Er zijn een aantal smalle winkelstraten, met daarnaast ook veel rustige steegjes in het oude centrum, en mooie pleintjes. Het leuke van die winkelstraten is dat de gevels op veel plekken overal onbeschadigd zijn, en als ze al ooit beschadigd zijn, zijn de winkelpuien vaak in stijl gehouden.
Een kleiner plein naast de kerk is de Plaça de les Peixateries Velles, het plein van de oude visverkopers (waarbij je je dan afvraagt waar het plein van de jonge visverkopers ligt)..
We gaan weer terug: vandaag wordt toch vooral een door-de-sierra's-rijden-dag!
We nemen voor het eerste stukje dezelfde weg, langs Vilaplana. Dat geeft steeds zicht op de loodrechte bergwand, die nu door nevel wordt omgeven.
Waar we straks zullen rijden is zo'n beetje bovenop die rotswand.
Dat betekent stijgen, en dat betekent bochten!
Al stijgend hebben we steeds zicht op die rotswand. De zon kleurt hem extra mooi.
We stappen nog even af om naar de kleuren te kijken voor we echt omhoog gaan.
Dit landschap past perfect bij de Supertenere!
De laagstaande zon zorgt, samen met de wolken die voor de rotswand hangen, voor dromerige taferelen.
We klimmen omhoog, en op de plek waar we op de heenweg links op een T-splitsing aan kwamen rijden, slaan we nu rechtsaf, de TV-7045 op. We rijden nu oostelijk van het massief van de Mussara, waar we op de heenweg westelijk omheen reden.
Al vrij snel komen we daar deze mysterieuze toren tegen. Hij is vrij modern, maar het is een ruïne, vooral het huis dat erbij hoort. Ik heb er op het net wel wat foto's van kunnen vinden, maar geen informatie over wat het ooit is geweest.
In de verte zien we dan een wit kerkje bovenop een berg liggen (deze foto is sterk vergroot).
En even later zijn we in het dorp zelf, dat wil zeggen, aan de voet van de heuvel waar de kerk op staat.
Het is Mont-Ral, en het ligt hier ongelofelijk mooi.
Er zijn hier een aantal plekken om te overnachten: Mas de la Torre, Hotel La Massada. En er is een restaurant. En een bakker. En er zijn wandelpaden alom. Dit ziet er uit als een erg mooi plek!
Als we verder rijden zien we het kerkje van Mont-Ral van de andere kant, als we terugkijken.
Even voorbij Mont-ral slaan we linksaf, en bij de volgende mogelijkheid rechtsaf.
De schaduwen worden langer, het licht wordt steeds mooier.
We komen door Farena, via een extra smal weggetje, en daarna krijgen we een fantastische uitzicht op witte bergwanden tussen het groen, met beneden ons een wild riviertje.
In een van de vele prachtige bochtjes staat deze ruïne. Van wat? Voor een watermolen staat hij te hoog, zou je zeggen.
Je rijdt hier met steeds wel ergens een kale rotswand. Soms wit, soms gekleurd, altijd indrukwekkend.
Even verderop staan bordjes die aangeven dat Penya roja vlakbij is. Het betekent letterlijk rode rots, en het is een rots die geliefd is bij klimmers.
Het is hier ongelofelijk mooi. En dan rijden we er nog over de weg doorheen op een motor: dit is eigenlijk een streek om te wandelen!
En dan dient La Riba zich aan: een verzameling schoorstenen. Een wonderlijk gezicht nadat je uren door de bergen hebt gereden.
Papier wordt hier gemaakt, sinds het begin van de 18de eeuw. La Riba dankt z'n bestaan aan de rivieren: de rivier waar we langs hebben gereden en de Francoli, waar dit riviertje bij La Riba op uit komt.
We rijden in haarspelden langs fabrieken met bakstenen schoorstenen. Sommige gebouwen zijn modern; andere oud.
Hier een paar loodsen, met die witte bergen op de achtergrond. Een heel bijzonder dorp is dit!
De kerk staat er wat verloren tussen, tussen al die papierfabrieken.
Even later rijden we onder de C240 door, die Montblanc direct met Reus verbindt. Het is niet eens een echt heel grote weg, maar je ziet hier mooi gedemonstreerd wat er zo leuk aan kleine weggetjes is: er zijn geen enorme overspanningen van dieptes, maar je rijdt door die diepte heen. Er zijn geen bochten afgesneden, bergen afgekalft om de weg rechter aan te kunnen leggen; je rijdt zoals het landschap voorschrijft.
Veel beter!
De laagstaande zon laat nog eens zien hoe wit de rotsen zijn.
Het groene bordje in de verte vertelt dat we Conca de Barbera weer binnenrijden, de wijnstreek.
Uiteindelijk komen we aan in Montblanc, en terwijl we van de motor stappen, bij het hostal, zien we Bijeneters overvliegen! Gewoon in de stad, direct boven ons hoofd! Deze dag kan niet meer kapot.
We maken van de zon gebruik om hoog boven Montblanc bij de resten van het kasteel over de stad uit te kijken.
Het is helaas wel koud: het waait behoorlijk. Maar het licht is heel erg mooi!
We eten wat tapas in "onze" bar. Dit was een erg mooie dag! Onze laatste dag hier in Montblanc.