La Seu de Urgell - Zaragoza
Via een aantal bergwegen rijden we door de Pyreneeën via Tremp naar Benabarre.
We komen dan op de A1236 terecht, via Monzon naar Alcolea de Cinca, waar we bovenop de tafelberg een grandioos uitzicht hebben over vlak land met rechte wegen.
Via de Monegros, vaak recht en vlak, en soms een stukje door tafelbergen, komen we in Zaragoza.
We vinden een hotel, en verkennen de stad alvast, en eten buiten tapas.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
zaterdag, 2 mei 2009
Het ontbijt is zelfbediening. Als ik het probeer samen te stellen met wat ik kan vinden, komt een Spaans "moedertje" in bloemetjesjurk me vertellen wat er allemaal is en hoe het werkt. Er blijkt een koelkast te zijn met allerlei soorten kaas en zelfs ham voor Ernst; dat had ik eerst niet gezien. En je kunt zelf Pan amb tomàquet maken, met knoflook en tomaat en olijfolie en zelf te roosteren brood. En er zijn croissants en chocoladebroodjes, en sinaasappelap, en koffie...
Het wordt een uitgebreid, Spaans superontbijt. Dit is een erg mooi begin voor onze eerste volledige dag in Spanje.
Hotel Avenida heeft z'n uiterlijk niet mee, maar is een aangenaam hotel in de binnenstad van La Seu de Urgell.
De motoren staan achter slot en grendel in de parkeergarage.
Het is natuurlijk mooi als er zo'n plek is voor je motor, maar aan de andere kant neemt het me niet echt voor de stad in dat er blijkbaar dit soort maatregelen nodig zijn...
We rijden La Seu d'Urgell uit, de N260 op. Het kasteel dat je links ziet, is de ruïne van het kasteel van Castell Ciutat.
Als we achterom kijken zien we daar nog even La Seu d'Urgell liggen.
Als de weg een aantal bochten heeft gemaakt zien we achter ons de besneeuwde toppen van de Pyreneeën. Het dorp dat je ziet, met z'n kerk op de heuvel, is El Pla de Sant Tirs.
De N260 slaat rechtsaf, naar het westen, en wij blijven naar het zuiden rijden, over de C14.
Die loopt langs de rivier de Segre, en er is een stuk waar die rivier een nauwe kloof heeft ingesleten, de Congost de Tresponts.
Hier zie je al dat verderop de rotsen aan weerszijden van de rivier dichter naar elkaar komen te liggen.
De kloof zelf maak je niet overal optimaal mee, doordat er een aantal tunnels in liggen.
Extra leuk om buiten de tunnels een hele groep motorrijders tegen te komen.
Dit is een geliefde weg bij motorrijders, en heel terecht.
In Coll de Nargo slaan we rechtsaf. Daar staat dit kerkje, de 10de eeuwse Sant Climent de Coll de Nargo.
De weg die we nu gaan rijden hebben we een jaar later van de andere kant gereden. Toen hebben we hetzelfde kerkje op de foto gezet. Dat was tijdens onze Aragon-reis, op weg naar de Val d'Aran.
Deze weg, de L511, is een superweg! Een bergweg die de ene aan de andere bocht rijgt. Er zijn bijna geen rechte stukken te bekennen hier. Een enorme aanrader.
En ook deze weg is, hoe kan het ook anders, bijzonder geliefd bij motorrijders.
Het is zaterdag, dus er zijn heel veel weekendrijders op pad.
We komen er onderweg echt ongelofelijk veel tegen.
Het enige nadeel is dat je in de bochten extra moet uitkijken: niet allemaal houden zich, zoals deze, netjes aan hun eigen weghelft.
Tussen al die motorrijdende tegenliggers door biedt de weg, behalve de bochten, ook nog eens grandioze uitzichten.
Vooral tot aan Isona is het een driesterrenweg met nauwelijks rechte stukken er tussen. En we zien onze eerste Vale Gieren hier. Af en toe rij je even in de schaduw van zo'n enorm stel vleugels.
Je ziet hier af en toe echt de kammen van de rotsen: heel smalle puntige gedeelten.
Bovenop de Coll de Boixols heb je uitzicht op die kammen, en op besneeuwde bergen. We houden hier een korte pauze.
Er staan ook een paar Fransen met telescoop; we vragen ze nog of er bijzondere vogels zitten, maar daar antwoorden ze niet op. Wij hebben geen bijzondere vogels kunnen vinden. Maar wel uitzicht!
Het laatste stukje van de weg is recht, en daar komen we weer een grote groep motorrijders tegen. Die gaan de pas (eigenlijk zijn er twee passen) nog helemaal doen!
Via een smal weggetjes rijden we langs Conques. Je ziet de kerk van Conques, de Sant Miquel de Conques, bovenop de heuvel staan.
Als ik een stukje verderop moet wachten (Ernst moet waarschijnlijk de batterij van z'n fototoestel wisselen of zo) valt op wat een bloemen er zijn: overal Klaprozen, Brem, groengele Wolfsmelk, en andere bloemen in paars en lila.
We komen zo in Tremp en nemen daar de C1311. Ook dit is een heerlijk bergweggetje.
De weg slingert af en toe waanzinnig heen en weer: links zie je hoe we zijn gekomen.
We komen uit bij de N230, die we linksaf op moeten slaan. Maar het is langzamerhand tijd voor de lunch, en rechts zien we een aantal gebouwen waarvan sommige een restaurant lijken te zijn.
Er zit hier inderdaad van alles langs de weg (later zie ik dat het dorpje hier vlak achter, Puente de Montañana, een Middeleeuws dorpje is, dat je met een hangbrug kunt bereiken).
We kiezen het eerste restaurant, Fonda Llarc, en komen via de bar terecht in de comedor, de eetzaal.
We zijn niet de enigen hier.
Dit is helemaal zo'n Spaans restaurant als ik het zo graag zie. Er is dan wel een menukaart, maar de specialiteiten van de dag worden gewoon verteld (vaak wordt gewoon de hele kaart verteld), je zit aan simpele tafels, en als je soep bestelt krijg je een hele pan op tafel waar je zelf zo veel uit mag scheppen als je wilt.
Het eten is simpel, eerlijk, en erg lekker.
Het is zaterdag: heel veel mensen eten vandaag buiten de deur, en het dorpje achter ons is duidelijk een Spaanse toeristische bestemming. En bij een Spaanse toeristische bestemming hoort een plek waar je lekker kunt eten!
Wij begonnen om 2 uur met ons eten, en om 3 uur komen er nog steeds nieuwe mensen binnen.
Drie gangen, wijn, water en koffie voor 30 euro met z'n tweeën. Met als bonus dat je je even onderdeel voelt van Spanje.
Helaas heeft de Fonda geen website (althans, ik heb hem niet kunnen vinden).
Het is Fonda Llarc, aan de N230 in Puente de Montañana. Met de groene luifel. Aanbevolen!
We draaien de N230 weer op, naar het zuiden. Even later draait de weg naar het westen.
De N230 is een brede weg, maar redelijk aangenaam. De toren op deze heuvel is van Viacamp.
Bij Benabarre moeten we van de N230 af en de N123 nemen, die verder naar het westen loopt (de N230 gaat hier naar het zuiden). De weg loopt om Benabarre heen, maar de Crocodile, die nu op kortste route staat, leidt ons letterlijk dwars door Benabarre heen.
We komen door de smalste straatjes, en uiteindelijk brengt hij ons, keurig via de kortste weg, weer op de N123.
De weg wordt recht, en zelfs de witte Pyreneeën, die je net nog in beeld kunt zien, lijken zich te willen verbergen.
Hier in de buurt (in de buurt van Olvena) zijn grotten gevonden met prehistorische rotstekeningen, de "Pinturas rupestres del Remosillo".
Het beeld dat je hier ziet (en waarvan er een groot aantal langs de weg stond) is een eerbetoon aan die rotstekeningen.
We rijden een kloof in, een desfiladero, de Congosta de Olvena, uitgesleten door de rivier de Esera.
Hier zie je de rivier, met bijna knalblauw water.
In de verte zie je twee bruggen, een nieuwe (de hogere brug) en een Romaanse (die daar onder).
Er liggen hier nog een aantal van die Romaanse bruggen die de kloof overspannen. Dit is, als ik het goed heb, de Puente del diablo, de duivelsbrug.
Wanneer je de kloof uitrijdt zie je weer een serie van die beelden. Hier kun je goed zien dat ze rotstekeningen voorstellen.
Dan slaan we linksaf, de smalle A1236 op. Het begint als een leuk bochtig smal weggetje, maar het wordt al snel een kaarsrecht smal weggetje.
Lange tijd rijden we kaarsrecht door een vlakte. Niets te zien.
Het is dan ook een bijzonder welkome afwisseling als we Monzon binnenrijden, een stadje naast een enorme rots waar een nog enormer kasteel op staat.
Het is het Castillo de Monzon, gebouwd door de Moren, en later gebruikt door de Tempeliers.
Monzon heeft een erg mooie virtuele toer samengesteld van dat kasteel.
Wij keken naar het kasteel, en reden door ;-)
De weg blijft daarna recht, maar we komen vaker door een dorp.
Hier in Pueyo de Santa Cruz zien we een kerk vol Ooievaarsnesten.
De kerk kondigt Ooievaarsland aan: vanaf nu zien we ze overal.
Ik heb geen flauw idee wat voor gebouwtje dit is (het lijkt op de gebouwtjes voor graan die ze in Galicië hebben, maar dan nieuw), maar er staat een Ooievaar op, op z'n nest.
Overal Ooievaars, dat is Spanje!
Bij Albalate de Cinca slaan we rechtsaf, en steken via deze brug de Rio Cinca over.
Je komt dan al snel in Alcolea de Cinca. Een stadje dat aan de voet ligt van een tafelberg, die met een loodrechte wand achter het stadje oprijst.
Bovenop die tafelberg is een mirador, een uitzichtspunt over de hele omgeving hier, weet ik (in een van m'n reisgidsen gelezen blijkbaar; kan het nu nergens meer vinden).
Ik heb Alcolea de Cinca in de route opgenomen, weet ik nog, om dat uitzicht te bekijken, maar eenmaal hier heb ik geen idee hoe ik er moet komen.
Je ziet hier duidelijk die rots, en een monument-achtig iets met kruis er bovenop, maar de weg er naar toe lijkt alleen maar loodrecht omhoog te gaan.
De Becker brengt ons naar dit achterafstraatje. Er schalt luide muziek uit een van de gebouwen: er is een feest aan de gang.
Boven de muziek uitschreeuwend weet ik Ernst tenslotte uit te leggen wat we hier doen, en dan neemt hij het voortouw.
Hoe hij dat soort dingen doet weet ik niet, maar hij leidt ons Alcolea de Cinca uit, rijdt een stukje om de tafelberg heen (klimmend, uiteraard), en dan kun je daar gewoon een weggetje linksaf nemen, en dan rij je er op, er boven op.
Bovenop is die tafelberg, zo hebben we dat allemaal op school geleerd, en zo gedraagt die berg zich ook, plat, helemaal plat.
Het is er onverhard. Makkelijk onverhard: mijn favoriete soort van onverhard ;-)
Ik moet langzamerhand erg nodig plassen. Er is geen levende ziel te bekennen, en stop daarom bij de boom op de vorige foto.
Hier zie je een speciaal talent van Spanjaarden in beeld: als je urenlang niemand hebt gezien, en je besluit om van die gelegenheid gebruik te maken om zonder al te veel beschutting te plassen, dan kun je er in Spanje zeker van zijn dat er precies op dat moment een Spanjaard opduikt. Soms lopend, soms per ezel, soms op de fiets, of, zoals hier, per auto.
Ik was snel genoeg: ik ken ze, die Spanjaarden, dus hij heeft niets onoirbaars gezien, maar het blijft een vreemd talent!
We rijden verder, en er zitten zelfs bochten in de onverharde weg.
Het klinkt misschien belachelijk als je dit ziet, maar als je met zulke korte benen als de mijne, op een zo'n hoge motor als de Tenere rijdt, zijn zelfs dit soort wegen een uitdaging.
Ik ben dus trots dat ik dit doe ;-)
Als we bij het mirador komen is het uitzicht inderdaad absurd groot!
Helemaal in de verte zie je de witte Pyreneeën. Vlak voor je zie je de lange kaarsrechte weg die we hebben gereden om hier in Alcolea de Cinca te komen.
Terwijl we om ons heen kijken komt er nog een motorrijder aan: een sjopperrijder.
Zoiets is een domper voor mijn trots: ik ben hier op een van de meest geschikte motoren voor onverhard aangekomen (die motor is voor de woestijn gemaakt), en dan ben ik hardstikke trots dat ik er ben gekomen, en dan komt zo'n jongen op een sjopper, alleen geschikt om langs de boulevard te flaneren, op z'n dooie akkertje aan gereden, alsof hij hier dagelijks een terrasje komt pikken.
Vreemd genoeg vind ik het altijd erg leuk, als m'n trots zo gekrenkt wordt.
Ernst klimt nog naar het eigenlijke mirador. Wat mij betreft is het randje waar je dan langs moet lopen veel te smal.
Er is een tegeltableau waarop je alle bergen in de Pyreneeën die je van hier uit kunt zien, met naam genoemd ziet.
Een informatiebord laat zien dat er ergens nog een ronde rots te bewonderen is hier.
Er is ook nog, zie ik later, een Romaanse Ermita de Santa Maria de Chalamera ergens op deze tafelberg, maar die hebben we allemaal niet gezien.
Als we ooit hier nog een keer in de buurt komen hebben we dus nog iets te zien ;-)
Op de terugweg zie je dat de tafelberg toch niet echt helemaal vlak is: er staan kleine tafelbergjes bovenop.
We volgen de A131 naar het westen, en die windt zich eerst nog een poos in mooie bochten door het tafelberglandschap.
Je ziet hier overal Ooievaars. Deze graansilo dient als ondergrond voor een groot aantal nesten.
Dit is het gebied van Los Monegros, een kurkdroog gebied ten noorden van de Ebro.
Met heel veel sproeien wordt er hier landbouw bedreven. Er wordt heel veel water gebruikt, en, zoals je ziet, ook nog eens op een manier waardoor veel water al verdampt is voor het de grond bereikt.
Tijdens hele lange stukken is de weg kaarsrecht, maar gelukkig zijn er ook stukken zoals hier, waar de weg zich rond heuvels plooit.
Die heuvels zijn van wat ze in het zuid-westen van de VS "olifantshuid" noemen: een soort klei-achtige rots.
Deze rots ligt vlak voor Sariñena.
En ook midden in een stadje als Sariñena worden kerktorens door Ooievaars gebruikt als plaats om een nest te bouwen.
Er zitten af en toe bochten in deze weg, maar het grootste gedeelte is kaarsrecht, zoals je op deze foto in de verte al kunt zien.
Hier en daar zijn grote velden te zien met zonnepanelen. Die staan hier in ieder geval vandaag op de juiste plaats!
Tussen de lange rechte stukken in het niets is gelukkig af en toe een dorp of stad ter afwisseling. Hier Alcubierre in de verte.
De toren die je ziet is een kerktoren: van oorsprong een Moorse minaret.
Heel veel kilometers verder rijden we door Perdiguera, waar we worden nagestaard door een stel jongeren die op de stoep zitten voor een Ierse pub.
Ook leuk is het Fiatje dat je even verderop de straat op ziet rijden.
Behalve zonnepanelen zie je hier ook veel windmolens. Zon en wind: daar heb je inderdaad voldoende van, hier!
Uren rijden we door dit landschap.
Na deze eindeloze wegen komen we tenslotte in Zaragoza aan. Al snel rijden we de Ebro over, en zien dan aan de overkant de contouren van de binnenstad.
Ik heb een aantal hoterls in de Becker gezet, en we rijden op die aanwijzingen de binnenstad in. Ik ben blij dat de Becker ons de weg wijst: hier zou anders geen doorkomen aan zijn.
We komen in een achterafstraatje terecht. Het hotel blijkt meer naar rechts te zitten, aan het Plaza de la Basílica del Pilar, het belangrijkste plein van de binnenstad van Zaragoza.
Ik loop door voetgangersgebied naar het hotel toe. Het is warm.
Het blijkt tamelijk vol: er zijn alleen nog een aantal zogenaamde suites, met bubbelbad. Die kunnen we voor een lage prijs krijgen, omdat er verbouwd wordt in het hotel, en we er daardoor alleen kunnen komen via een wirwar van trappen en gangen. Deal!
We rijden de motoren via de voetgangersstraat naar het hotel, pakken de bagage er af, en dan rijdt Ernst ze naar een smal straatje in de buurt, waar ze aan een lantarenpaal worden gebonden. Daar kun je niet met een busje komen: die staan wel veilig zo.
Het hotel heette destijds Las Torres, maar nu Nastasibasic (ik vind de oorspronkelijke naam een stuk beter...).
Onze suite zit aan de zijkant, en heeft uitzicht op een statige, overdekte winkelgalerij.
Het mooie daarvan is, dat het zaterdag is, en dat de enorme kerk tegenover het hotel, de Basilica del Pilar, een van de meest geliefde plekken is om te trouwen, voor Spanjaarden. De kerk is gewijd aan Nuestra Señora del Pilar (onze lieve vrouwe van de pilaar), en die is zo geliefd dat veel Spaanse meisjes Pilar heten (pilaar dus). De galerij wordt dan ook gebruikt als decor voor trouwfoto's, zoals je hier ziet.
Bruid en bruidegom gaan samen ook nog even op de foto. Geweldig om dat allemaal te zien vanuit het raam van je hotelkamer!
De suite is niet supergroot, maar erg luxe: een kroonluchter, een flatscreen tv, een bureautje, gratis Wifi, en vooral een enorm bubbelbad.
Het hotel ligt aan een enorm plein, de Plaza del Pilar. De kerk die je hier ziet, de Basilica del Pilar, is enorm groot. Ook aan het plein (hier niet zichtbaar) ligt de cathedraal van Zaragoza, die ouder is. Oorspronkelijk woonde Nuestra Señora del Pilar in de cathedraal, maar er kwamen zo veel bedevaartgangers op haar af, dat er een nieuwe, veel grotere kerk is gebouwd, in de 17de eeuw. Dat is deze basilica, die co-cathedraal mag heten.
Aan het plein zie je verder heel veel bars met terrassen, en winkels, vrijwel zonder uitzondering met souvenirs die te maken hebben met de Nuestra Señora del Pilar: er zijn nog steeds enorm veel bedevaartgangers, ook al noem je ze nu toeristen.
Die toeristen zijn vrijwel allemaal Spaanse toeristen. Zaragoza is geen trekpleister voor toeristen van buiten Spanje, en dat maakt het een extra leuke stad.
Een goed plein kan niet zonder performers, en ook die zie je hier. Deze man was een kunstenaar, met z'n piano-spelende kikker.
Die onze-lieve-vrouwe-van-de-pilaar is zo geliefd dat erg veel Spanjaarden hier willen trouwen. Een zaterdag in Zaragoza houdt dan ook in dat je overal bruiloftsgasten ziet.
En bruiloftsgasten in Spanje zijn gekleed als bruiloftsgasten: in het lang, en liefst zwierig, en geen grijs!
In de binnenstad kom je heel veel moderne beelden tegen, waarvan veel erg mooi.
Dit vonden we een van de mooiste, Muchado sentado mirando al la torre nueva.
De man zit op een plein, en kijkt in de richting waar vroeger de Torre nueva stond.
De Torre nueva is niet meer. Er zijn nog wel foto's van, maar hij is in 1892 afgebroken, omdat hij op het punt stond om te vallen.
In een hoekje van het plein is hij geschilderd, en de stenen puisten die je ziet geven aan waar hij stond: het was een grote toren!
Je ziet dat hij in mudejar was, Moorse stijl, van baksteen. Erg mooi.
Dit is de Mercado Central, de overdekte markt in het centrum.
Hij is van het begin van de twintigste eeuw, en functioneert nog steeds.
Hier zie je het enorme Plaza del Pilar. Er staat trouwens een webcam, en er is ook een Visita Vitual mogelijk.
Links zie je de Basilica de Nuestra Señora del Pilar, en je kunt hier goed zien hoe ongelofelijk groot die kerk is.
Helemaal aan de overkant die je de toren en de gevel van de Catedral de San Salvador, of "La Seo". Die is aan het einde van de twaalfde eeuw gebouwd op de plaats waar een moskee stond (en daarvoor een Visigothische kerk, en daarvoor een Romeinse tempel). Hij is in mudejar-stijl gebouwd: Moors.
De enorme stenen wereldbol op het plein is voortdurend bezet door mensen die op de foto worden genomen.
En dit is de gevel van het hotel.
Direct aan het plein dus: centraler kan niet.
We lopen de Basilica de Nuestra Señora del Pilar binnen. Er zijn veel mensen en er is een soort vreemde dienst aan de gang (met gitaarmuziek, en gezwaai met stropdassen: we kunnen er geen touw aan vast knopen).
Een vrouw neemt ons bij de arm en vertelt dat we morgen de Seo moeten bekijken, de cathedraal. Die is veel mooier, zegt ze, en achter de cathedraal zijn tapijten.
Dat nemen we ons voor, als we de kerk weer uitlopen: morgen zullen we dat doen. We moesten het haar tenslotte beloven.
Tussen de basilica en de kathedraal staat dit gebouw, de Lonja, oftewel de Korenbeurs.
Hij is in de Renaissance gebouwd, en ik vind het een ongelofelijk mooi gebouw.
Hij is dicht, en ook de volgende dag kunnen we er niet in. We zullen ooit terug moeten komen naar Zaragoza!
We lopen naar de oude kathedraal. Je kunt hier al duidelijk zien dat de witte gevel voor de eigenlijke gevel is geplakt.
Als je dichterbij komt, zie je de oude gevel nog gewoon achter de nieuwe, witte gevel zitten. De oude is van basteen, met bakstenen versieringen, en mozaïek-tegeltjes. Moorser kan bijna niet, ook wat motieven betreft.
Zaragoza is een heel levendige gezellige stad. Er zijn heel veel mensen op straat. Je ontdekt van alles als je er doorheen loopt: mooi opgeknapte oude Aragonese huizen (van baksteen, met heel mooi versierde houten randen die het dak dragen), mudejar torens, mudejar kerken (of misschien wel ooit moskeeën), en daartusen ook nog resten uit de Romeinse tijd.
En waar nieuwbouw staat, zoals hier, hebben ze erg hun best gedaan om die er tussen te laten passen. Deze poging vind ik bijvoorbeeld erg geslaagd.
We dwalen door de stad, op zoek naar een plek om wat te eten. Smalle steegjes, en overal heb je wel zicht op het een of andere monument.
We vinden tenslotte de Plaza Santa Marta, vol terrasjes, en strijken neer bij Taberna El Lince, die een enorme hoeveelheid tapas aanbiedt, op schoolborden, buiten.
De bar ziet er prachtig uit...
Op zaterdagavond is echt iedereen op straat, van jong tot oud. Je hebt er voortdurend iets te kijken.
Een terrasje is natuurlijk *de* plek om dat te doen.
De tapas zijn hier erg lekker, er is bier, er is wijn, de temperatuur is zelfs 's nachts aangenaam, dit is het Goede Leven!
Ook op weg naar het hotel kom je dan op elke hoek wel weer een verrassing tegen.
Hier een tapijt (!) met een voorstelling van wat hier vroeger stond.
En hier stuiten we op de Iglesia de San Nicolas de Bari, met een barokke gevel, waar Sint Nikolaas onder een schelpenplafond staat.
En dan komen we weer op het Plaza del Pilar, nog steeds druk met mensen.
De motoren staan op hun plek.
Wij gaan slapen. Het bubbelbad laten we voor wat het is: we zijn te moe; dat komt morgen wel.
Heerlijk idee dat we morgen de hele dag door de stad kunnen zwerven!