Tenere, motorrijders en grote huizen
Baskische huizen in Bertizarana

Los Arcos - Bergerac

Vanuit Los Arcos komen we via Lizarra in groen Baskenland terecht.

We rijden over de Puerto de Lizzarraga, die een scherpe scheiding tussen twee landschappen markeert, en we nemen een zijweggetje dat omhoog voert naar het Santuario de San Migel de Aralar.

Vanuit Leitza nemen we de Puerta de Usetaquieta, heerlijk groen en bochtig, en in Elgorriaga vinden we een uitstekend restaurant.

Als we de grens over zijn blijft het nog even mooi Baskenland, al is het hier drukker.

Dan komen we in de vlakte terecht. We rijden lang door, en vinden bij Bergerac een laatste overnachting voor we naar huis rijden.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

maandag, 18 mei 2009

We ontbijten op een terrasje bij een bar die gisteravond dicht was, naast het tankstation. Bouwvakkers zitten er al aan het bier, of hebben een borrel naast hun koffie staan. Er is versgeperste sinaasappelsap.

In het raam zien we een foto van het pension dat ze ook exploiteren, een paar straten verderop, voor pelgrims: we zitten hier aan de pelgrimsroute voor Santiago, en de indruk is dat die wel erg gemakkelijk geld binnenbrengen: de prijzen zijn veel te hoog voor wat er wordt geboden. Als je hier op de fiets of te voet komt heb je weinig keuze...

Naar Los Arcos zullen we niet zo snel heimwee krijgen...

 

We gaan op weg naar Lizarra (dat op de kaart Estrella heet, met z'n Spaanse naam, maar de Baskische naam vind ik toepasselijker als je in Baskenland bent).

We zien veel bepakte fietsers langs de grote weg. Het lijkt me geen pretje om langs deze wegen te fietsen, waar automobilisten op geen ekele manier rekening met je houden, en waar de afstanden lang zijn. Langs dit stuk van de weg is gelukkig niet veel verkeer: de weg loopt hier parallel aan een snelweg.

Op de een of andere manier ziet dat er erg Nederlands uit, fietsers met bepakking en rode hoofden van de inspanning.

Deze fietsers zijn maar gaan lopen: fietsen lukte niet meer. Ze zijn vlakbij het Monasterio de Irache (je kunt het zien liggen, rechts), waar pelgrims op dit moment misschien nog goedkoop kunnen overnachten, maar waar voor in de toekomst een parador zal worden gevestigd, als de kredietcrisis geen roet in het eten gooit.

 

In Lizarra stuurt de Becker ons voor een shortcut door het centrum(pje). Lizarra is de Euskadische (Baskische) naam voor Estrella. Op alle kaarten staan de Spaanse namen, maar hier kun je beter de Euskadische naam aanhouden: als er een wegwijzer is in één taal, staat er alleen de Baskische naam op, en die lijkt in veel gevallen op geen enkele manier op de Spaanse naam.

Zo'n site van een stadje in Baskenland biedt trouwens altijd de mogelijkheid om voor Baskisch (Euskera) te kiezen. Zeker een keer doen! Heel mooi is ook om te zien waar leenwoorden voor gebruikt moeten worden: "Web mapa", "Ekonomia" en zelfs "Historia".

De straat waar we door rijden hier staat helemaal vol met poltieauto's, voornamelijk donkergroene 4x4's.

 

De route die de Becker aangeeft stopt aan het einde van een steeg: daar kun je alleen via een trap naar beneden.

Althans, volgens ons stopt de route daar: volgens de Becker moeten we gewoon via de trap.

We gehoorzamen het pijltje toch maar niet, en keren om, er op vertrouwend dat hij wel weer een nieuwe route zal verzinnen, hopelijk deze keer zonder trappen.

 

We zien hier de Puente de la Carcel, een Romeinse brug die in de 9de eeuw verwoest is, en weer is hersteld, en daarachter de Iglesia de San Miguel.

We doorkruisen Lizarra nu via een grotere weg, de NA-110, en Ernst heeft van die weg deze foto genomen, rijdend.

 

Lizarra uit rijden we achter een lekker doorrijdende Bask aan, over een weg vol bochten, de NA120.

Eerst rij je dan door bos, en dan kom je langzamerhand hoger, en dan wordt het kaal: dor gras, met koeien.

Dan klimmen we met lome haarspelden. Het waait hard en het wordt heel erg koud.

 

Als je bovenop bent gekomen, op de Puerto de Lizarraga, rij je op een vlak stuk, van waaruit je heel ver kunt kijken. Het lijkt hier alsof de weg eindigt op een loodrechte rotswand.

In zekere zin is dat ook zo: aan het einde van de weg is er een tunneltje, door die rotswand heen.

 

Dan rij je dat tunneltje door, en aan de andere kant verschijnt een andere wereld: donker bos, langs een vrijwel loodrechte helling die je in een grote serie scherpe haarspelden met lange stukken ertussen heen en weer naar beneden rijdt.

We hebben deze pas van Lizarraga ooit de andere kant op gereden, in de zomer. Je kijkt dan vanuit het dal eerst lange tijd tegen die loodrechte wand aan, en tot je grote verbazing blijk je daar tegenop te kunnen rijden. Wanneer je daarna door de tunnel komt zit je opeens in een kale rode wereld. Toen was het augustus, en was het gras goudgeel en viel de rode aarde op; nu is het mei en was ook aan de rode kant alles enigszins groen.

 

We komen een aantal enorme vrachtwagens tegen, onderweg. Uiteraard precies in de haarspeldbochten.

Gelukkig gaan ze naar boven, en zitten ze ons niet in de weg.

 

Beneden stoppen we even, om op te warmen in de zon. Het was boven echt erg koud. Het flesje water is door het verschil in luchtdruk als gevolg van die kou helemaal ingedeukt.

 

De NA-120 loopt door tot voorbij de snelweg, waar we rechtsaf slaan, de NA-2410 op. We rijden dan door een redelijk bebouwd dal.

 

In Uharte Arakil slaan we linksaf, een betonnen weggetje op, met de aanduiding dat het naar het Santuario de San Miguel de Aralar leidt.

Het leidt ons in een rap tempo omhoog, en biedt al snel enorme uitzichten op een groene wereld waar granieten rotsen uit steken.

 

Je stijgt in een razend tempo, en ik moet helaas op veel plekken voor me uit kijken in plaats van naar de fantastische vergezichten: het weggetje is heel smal en heeft geen enkele rand, wat niet echt plezierig is voor iemand met hoogtevrees. Maar ondanks dat is het een geweldig mooi weggetje!

Het weggetje loopt steil langs de berg, met steeds een haarspeld aan het eind.

 

Er lopen koeien hier. De koe die mij aankijkt heeft een kalfje bij zich. Ik rijd er extra voorzichtig langs. Die koeien zijn misschien wel gewend aan verkeer, en weten dat ze niet op het laatste moment over de weg moeten gaan rennen, maar zo'n kalfje moet dat nog leren.

De verse koeievlaaien in de bochten zijn trouwens ook iets om op te letten!

 

De uitzichten zijn overweldigend mooi.

Zelfs ik, met m'n hoogtevrees, moet dat erkennen.

 

Behalve koeien lopen er ook paarden los.

 

Dit ingewikkelde bord geeft, geloof ik, aan dat je uit moet kijken voor omhoog rijdende sneeuwschuivers, en dat het dan lastig is om op tijd te stoppen.

We zijn hier net voorbij het hoogste punt. Er was een zijweggetje naar het eigenlijke santuario, dat we hebben gelaten voor wat het is. Het is een hele oude kerk, Romaans, uit de 11de eeuw, met resten van een nog oudere kerk, uit de 9de eeuw.

Het verhaal over de bouw van de kerk is als volgt: een zekere Theodosius was getrouwd met ene Constance Butron (ongetwijfeld in ieder geval familie van de Butron van het Castillo de Butron). Hij moest uit vechten, en zijn vrouw bleef in hun paleis achter, samen met z'n ouders.

Uit gastvrijheid liet zijn vrouw de ouders van Theodosius in hun grote echtelijke bed slapen.

Theodosius kreeg bezoek van de duivel, die hem influisterde dat z'n vrouw vreemd ging. Hij ging naar huis, liep naar hun slaapkamer, zag daar inderdaad twee lichamen in slapen onder de dekens, en stak ze dood. Toen hij naar buiten kwam, kwam net zijn vrouw thuis van de ochtendmis, en toen bleek wie hij had doodgestoken.

Hij ging op bedevaart naar de paus om om absolutie te vragen, en kreeg voor straf een zware ketting om zijn been.

Op een dag beklom hij de berg Aralar, en toen kwam er een draak die Theodosius wilde opeten. Theodosius ging vlug op z'n knieën en bad tot de aartsengel Michael, die niet alleen de draak doodde, maar Theodosius ook bevrijdde van z'n ketting.

Dat waren nog eens tijden... Theodosius heeft dus een kerk gebouwd ter ere van de aartsengel Michael, en wij rijden daar zomaar aan voorbij!

 

Als we lager komen rijden we weer door het bos.

Ook hier lopen paarden rond. Ik heb er een poos over gedaan voor ik - heel voorzichtig - voorbij dit veulentje was. Je ziet hem op de foto echt met z'n vier beentjes van de grond!

 

Het Casa Forestal de Aralar geeft aan dat we beneden zijn aangekomen.

Dit weggetje is absoluut de moeite waard! Je vindt het tussen Lekunberri en Uharte-Arakil.

 

We rijden nu veel vlakker, door mooi loofbos.

Euskadi, Baskenland dus, is ongelofelijk groen.

 

Het eerste dorp dat we tegenkomen is Baraibar.

Ook deze (17de-eeuwse) kerk heet de San Miguel: dit is nog steeds de streek van de Sierra de Aralar, die in het teken staat van de aartsengel Michael.

 

De mooie weggetjes zijn nog lang niet afgelopen. Vanuit Lekunberri rijden we binnendoor naar Leitza, via de NA-1700.

Het is hier weer bergachtig, maar we rijden niet meer zo steil omhoog als naar het santuario.

 

Hier, in Uitzi, zie je mooi hoe Baskische huizen in elkaar zitten. Vierkant, drie of vier verdiepingen, met groot dak, en grote stenen op de hoeken van de muren en rond de ramen. De bovenverdiepingen soms van hout.

Het huis aan de rechterkant heeft een opknapbeurt nodig, en we zien op veel plaatsen dat dat ook gebeurt. We zien zelfs dat die huizen hier en daar ook weer nieuw gebouwd worden, hulde!

 

Als we in Leitza stilstaan om op de kaart te kijken rijden er twee Nederlanders op Guzzi's voorbij; we zijn ze daarna niet meer tegengekomen.

 

Ook deze weg, over de Puerta de Usatequieta, is heerlijk op de Baskische manier: een aaneenschakeling van bochtjes.

 

Hier zijn we gestopt (in Ezkura) vanwege een restaurant, dat helaas dicht bleek te zijn.

Terwijl we de oordopjes weer in doen zijn we getuige van een KTM- en Yamaha-busje dat een invalidekarretje komt afleveren.

Je ziet hier trouwens ook weer mooi die Baskische stijl van de huizen: gepleisterd, met zichtbare steen op de hoeken en rond de ramen. En de indrukwekkende afmetingen van die huizen.

 

En de weg gaat verder (de NA-170) door groen Baskenland.

 

In Elgorriaga vinden we een restaurant dat open is, restaurant Hilarion.

Buiten staat een bord met het menu del dia op een papiertje geschreven, en binnen moet je naar boven lopen, naar de comedor, de eetzaal.

Het eten is hier erg lekker. We kunnen na afloop de chocoladetaart niet weerstaan. Een heerlijke pauze, en onze laatste maaltijd in Spanje deze keer!

 

Hier de buitenkant, met het menu del dia zichtbaar.

 

We volgen de NA-170, steken de N-121a over, en nemen dan de NA-1210 naar het oosten.

In Bertizarana komen we een hele groep motorrijders tegen.

Je kunt hier mooi zien hoe zo'n Baskisch huis wordt opgeknapt. Het zijn echt schitterende huizen!

 

De NA-1210 komt bij Irruita uit op de N-121b, die we een stukje naar het noorden volgen.

We gaan er weer af, naar rechts, de NA-2600 op, de weg die ons de Puerto de Izpequi over zal leiden.

Helaas moeten we hier toch onze regenspullen aantrekken.

 

Voor we omhoog klimmen rijden we door extreem sappig-groen land, over een smal weggetje.

 

De weg naar Frankrijk staat keurig aangegeven.

Naar huis vanuit Spanje is altijd weemoedig. Frankrijk is prachtig op de heenweg, en valt op de terugweg altijd zo tegen. Dat het bordje naar Frankrijk hier naar de vuilcontainers wijst, klopt hier dan ook met ons gevoel...

 

De Puerto de Izpegui is een erg mooie pas. We hebben hem ooit in de winter, overdag, gereden.

Maar vandaag zien we er erg weinig van, vanwege de mist, en vanwege een bestelbusje waar we niet langs kunnen.

 

Gelukkig kunnen we het busje bovenop de pas inhalen, en dan hebben we het weggetje naar beneden voor onszelf.

Als de mist ook nog een beetje opklaart hebben we een fantastisch uitzicht.

 

Er lopen hier allerlei dieren los, en van al die dieren zijn schapen het lastigst. Schapen hebben de eigenschap om pas op het allerlaatste moment te besluiten wat ze doen: aan de ene kant blijven of naar de andere kant rennen. Meestal is het dat laatste...

 

De Puerto de Izpegui is heel erg mooi, zoals je ziet: met gras begroied, met hier en daar wat rots er tussen uit stekend. Een smal weggetje, met erg mooie bochten.

 

En dan zijn we in Frankrijk.

Dat was eigenlijk al vanaf het moment dat we het hoogste punt van de pas voorbij waren, want daar is de grens. Maar toen konden we dat idee nog even voor ons uitschuiven.

Als je eenmaal beneden bent, en door de dorpen en stadjes rijdt, is het heel duidelijk: je zit in Franktrijk.

 

Er zijn nog steeds Baskische huizen hier, maar het is er veel toeristischer, met heel veel hotels, campings, fietsers.

Dat is eigenlijk vreemd: Spaans Baskenland is mooier en veel rustiger.

Hier, in Saint-Etienne de Baigorry is markt.

 

In Larribar-Sorhapuru ziet Ernst nog een gebouw dat hem aan de Moorse gebouwen in Spanje doet denken: die rood-witte banden zijn door de Moren geïntroduceerd.

 

Op het plein van Larribar-Sorhapuru staat een standbeeld van de Franse haan: Franser kun je het je niet voorstellen!

Hier zijn ook de huizen niet meer Baskisch, maar typisch Frans.

 

We rijden lekkere bochtige wegen tot aan Orthez, en kiezen dan voor binnendoor naar Villeneuve de Marsan. Hele kleine weggetjes worden het.

 

Hier eindigt zo'n weggetje zelfs in een tuin (volgens de GPS moeten we daar gewoon dwars doorheen).

Veel bos, af en toe een dorpje, af en toe boerenland.

 

Dan wordt het recht... en recht... en recht...

 

De zon komt lager en lager aan de hemel te staan. Ernst neemt de gelegenheid te baat om z'n schaduw te fotograferen, tegen de bomen van het bos waar we langsrijden.

 

Pas voorbij Marmande komen er weer bochten. Het is een uur of tien als ik een hotel zie. Ik wil stoppen, maar Ernst rijdt voor en rijdt door. Als hij even later stopt om te vragen wat er is stel ik voor om door te rijden: we zitten nu aan de N-weg naar Perigueux, en zullen heus nog wel meer hotelletjes tegenkomen.

Bergerac. Tot mijn verbazing rijdt Ernst er in, naar de oude stad. We rijden er omheen, moeten op twee punten keren, en stoppen dan. Er zijn geen hotels te vinden. Ernst wil hier een hotel vinden, en ik zeg dat ik niet meer mee wil zoeken: dan blijf ik hier wel wachten.

Ook in z'n eentje kan hij niets vinden. Ik snap niet waarom we perse Bergerac in moesten, maar Ernst blijkt verkeerd begrepen te hebben wat ik zei: ik had gezegd dat we wel het volgende hotel zouden nemen, of in Bergerac of zo. Daarmee bedoelde ik uiteraard gewoon langs de weg die we rijden...

We proberen de route weer op te pikken, en wanneer we Bergerac uitrijden zit daar, gewoon langs de N-weg, een driesterrenhotel, Hotel La Flambée.

Het is door al het gezoek erg laat geworden, dus keuze hebben we niet meer.

De prijs blijkt enorm mee te vallen, en de man bij de receptie rijdt ook motor. Er is een enorme parkeerplaats achter het hotel, waar zijn motor ook staat.

Het is hier geen Spanje meer, dus de keuken is gesloten, maar hij maakt voor ons beiden een bord met salade, kaas en charcuterie. Glas wijn erbij, heerlijk!

 

De volgende ochtend doet het pannendak ons nog even terugdenken aan Spanje...

 

Dit is het hotel. Bijzonder aanbevolen.

Hier eindigt dit reisverhaal: we zijn via snellere wegen binnendoor naar huis gereden.

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: