Tuejar - Oliana - naar huis
In Spanje doen we nog kalm aan: kleine weggetjes, en een bijzonder aangename stop in Montblanc, met een Middeleeuws centrum binnen muren die nog helemaal intact zijn.
Slapen in Oliana, aan de voet van de Pyreneeën, en dan zijn we al snel in Frankrijk, en verandert de vakantie langzamerhand in een naar-huis-rij-rit.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Donderdag, 23 mei 2002
Ontbijten in een lege zaal. Achter deze zaal is zelfs nog een extra zaal, ontdek ik: alle trouwpartijen en andere feesten worden hier gehouden, dat is duidelijk.
Ernst rijdt voorop, met de kaart, wat betekent dat ik me eigenlijk niet meer bewust ben van waar we rijden. We volgen nog steeds de door mij voor vertrek ingetekende route, en hij is ongelofelijk mooi Eén en al kleine weggetjes door Sierra's.
Voor wie de route wil volgen: Vanuit Tuejar de CV35 naar het noordwesten, naar Tiguas. Daar linksaf naar Aras de Alpuente, en dan rechts via de CV365 naar Losilla de Aras.
De A1514 op, langs de Rio de Torijas, naar Estacion de Mora de Rubielos. Verder via de A1615 naar Rubielos de Mora (ja, die naam wordt duidelijk hergebruikt), via de A1701 door de Sierra de Nogueruelas, helemaal door tot La Iglesuela del Cid , en dan via de CV125 naar Morella.
Een enorm Castillo boven de stad (zie foto bovenaan).
Via een rode weg, de N232, bochten bochten bochten bochten bochten, waarbij ik merk dat ik, doordat ik me tijdens de vakantie zo heb geconcentreerd op hoe die rare TKC's zich gedragen, helemaal vergeten ben ver te kijken, door de bocht te kijken. Ik kijk weer net als helemaal vroeger vlak voor mijn voorwiel, idioot die ik ben!
Rechtsaf, de N420 op, een grote weg, uiteraard met bochten, en dan, precies op het moment dat we echt verschrikkelijk genoeg hebben van die brede weg, slaan we, in Falset, linksaf, een supersmal weggetje op.
Zo snel als we net reden, zo langzaam gaat het nu: je rijdt langs de rand van de bergen, zo'n beetje halverwege, en kronkelt mee met de plooien in die berg, en deze zijn heel erg geplooid.
Ernst is veel sneller dan ik hier, en hij probeert zich af en toe op onmogelijke plekken te verstoppen om me dan aan het schrikken te maken door vlak voor me de weg op te spurten.
De eerste keer rijdt hij zichzelf daarbij bijna vast een greppel in (en ik: "Huh, wat doe jij daar?" ;-), en de volgende keer zie ik hem zijn schuilplekje inrijden ("Joehoe, wat doe jij daar?").
Sturen sturen sturen, de hele Sierra del Montsant door, en tenslotte komen we aan op de volgende rode weg.
Even verder ligt Montblanc , en dat rijden we in op zoek naar een pauzeplekje.
Montblanc blijkt een binnenstad te hebben die nog helemaal ommuurd is, volkomen intact, en, wat het mooiste is: je mag daar met de auto of motor naar binnen!
Alle straatjes zijn eenrichtingverkeer, dat wel, maar op die manier rij je zonder dat je daar moeite voor hoeft te doen via woonstraten en winkelstraatjes naar het centrale plein.
En daar ligt ons terrasje...
Het is een uur of 7 's avonds, en we zitten in Catalonië. Dat betekent: kinderuitlaattijd.
Heel vreemd: in Bilbao hebben we dat gezien, en in Barcelona, maar nergens in Andalucia. Daar zag je tieners en mensen die uit de kinderen zijn in de bars, maar nergens kleine kindertjes en hun ouders.
Rond deze tijd gaan hier ouders, soms met grootouders, naar pleinen zoals dit, met alle peters en kleuters die ze in huis hebben. De ouders kletsen, en vangen het gestruikelde kroost op, en het kroost rent en speelt en struikelt.
Eén vader loopt met zijn dochtertje van bijna één jaar rond. Hij met gekromde rug om bij die armpjes te kunnen, en af en toe krijgt hij de gelegenheid iets tegen een collega-vader te zeggen, maar als hij te lang stilstaat maaien de kleine beentjes daaronder steeds harder, en geeft hij toe en maakt geduldig het volgende rondje.
Ouders hier in het noorden zijn extreem geduldig voor hun kinderen.
Veel ouwe mensen zitten te genieten van het schouwspel, en het toneel van dit alles wordt dan ook nog eens gevormd door een plein tussen middeleeuwse bouwwerken. We beslissen ter plekke dat onze plek, als wij van die ouwe mensjes zijn, hier in Catalonië is.
En verder gaan we, de C240 op. de C241 op, en dan via de T243 en de L243 naar Cervesa (wat Bier betekent). Mijn route loopt vanaf hier via hele smalle weggetjes de Pyreneeën in, maar het is al erg laat.
De Pyreneeën zijn al zichtbaar in de verte, en dan zit er niks anders op, dan wil je *daar* slapen, dat kan dan niet anders. We nemen dus een geel weggetje dat ons naar de rode C1313 brengt, de grote weg vanaf Lerida naar Andorra.
De bergen komen dichter en dichterbij; de Pyreneeën zijn toch wel verschrikkelijk mooie bergen; ze staan daar heel superieur en woest op je neer te kijken, en dan rij je er in via een kloof die door een rivier geslepen is, met enorme wanden aan weerszijden.
Wanneer we Oliana binnenrijden is het al ver na tienen: tijd voor een hotel.
Aan het begin van het dorp wat lelijke nieuwe wintersportdingen; aan het eind van het dorp een eigenaardig gebouw, met het bord "Hotel Truc". De muren lopen boven in vele punten uit, die met rode dakpannen bedekt zijn, en er zijn hoge en lagere gedeelten, zodat het hotel iets wegheeft van een mislukte poging tot nabootsing van een kasteel. Zoiets moeten we bekijken!
Ze hebben een kamer, vertelt de aardige mevrouw aan de bar me, en wanneer Ernst de motoren aan elkaar heeft gebonden op de parkeerplaats kunnen we onze plek voor één nacht in bezit nemen.
We mogen eten in het lege restaurant, veryelt de baas, maar we kiezen uiteraard voor een maaltijd aan een tafeltje in de bar.
Het eten is heerlijk, de baas ebn bazin prachtig, de klanten aan de bar zitten lekker te kletsen en de tv staat aan: we zijn nog helemaal in Spanje.
Achter ons zit de moeder van de baas te eten, een helemaal kromgegroeid verbazingwekkend oud vrouwtje. Wanneer ze naar bed wil wordt de rollator gehaald, em ze staat er op *zonder hulp* van haar stoel op te staan en dan met die rollator de bar uit te schuifelen. Het duurt alles bij elkaar minstens een kwartier, en de baas en zijn vrouw staan er al die tijd heel geduldig en trots bij. Het is echt ongelofelijk: ze is echt helemaal krom en versleten, maar ze redt het: ze doet alles zelf!
Zo wil ik later ook worden, besluit ik, en dan brengen we onze laatste nacht, deze vakantie, door in Spanje.
Voorlopig ons laatste ontbijt in Spanje, dus we genieten extra van de tostada's, en zijn ondertussen getuige van het ochtendritueel van ons omaatje, die helemaal zelfstandig de afstand van de lift tot haar tafeltje achter ons in de bar aflegt met haar looprekje.
We hebben nog even een gesprekje met de bazin, die folders laat zien waarop ze, twintig jaar geleden, stralend in de dan net nieuwe bar staat: dit hotel is een droom van haar en haar man, en twintig jaar geleden hadden ze zoveel bij elkaar gespaard dat ze het er, samen met geld van de beide families, op konden wagen.
Het is gewoon een hele goeie plek hier ;-)
De folder is tweetalig: Catalaans en Spaans. Ze spreken hier allemaal in de eerste plaats Catalaans.
We zijn de Pyreneeën nog niet door gelukkig. De rode weg naar La Seu de Urgell en dan verder naar Puigcerda heeft een groene rand, en die is echt volkomen terecht.
Alles is groen hier, en druipt van het vocht. Vooral aan de linkerkant kijken de grijze rotsen vanaf grote hoogten op jou, nietig mensje op motor, neer. Ze bevinden zich dan ook in het Reserva nacional Cerdanya.
De weg (na La Seu de Urgell de N260) baant zich er met moeite doorheen, kronkels, en hier en daar een tunnel.
Na Puigcerda is Bourg-Madame, en dan zitten we in Frankrijk! Aan de Spaanse kant zit een bezinestation, en daar tanken we, en dan ligt Spanje echt alweer achter ons.
In Bourg-Madame linksaf, en dan zitten we op een smal weggetje dat via Font Romeu naar Mont Louis loopt, de D618.
Op de kaart zie ik trouwens nog rechts daarvan een Spaanse (of Andorraanse?) enclave in Frankrijk, dat moeten we een volgende keer eens gaan onderzoeken.
De D618 is duidelijk aangelegd om mensen die Spanje verlaten te troosten. Je rijdt hier langs een riviertje, en ziet de Pyreneeën op hun mooist. Watervallen, glashelder water met een bodem van bruine ronde rotsen, links en rechts hoge wanden, en alles donkergroen. Hier en daar kleine krachtcentraletjes van lang vervlogen tijden.
In Mont Louis linksaf, de Col de la Quilane op, over de D118, en alles voelt nog steeds lekker Pyreneeërig aan, maar dan komen we op de D117 die uit Perpignan komt en die we een stukje linksaf nemen, en vooral vanaf Quilan (waar we de D118 naar Carcassonne nemen) is het heel erg druk, met maar af en toe mogelijkheden om in te halen of langs de rijen te rijen.
Deze weg hebben we vaker gereden, en het is er altijd zo geweest. Je komt door veel plaatsjes, wat wel leuk is voor de afwisseling, maar op de terugweg heb ik daar geen zin meer in, wil ik doorrijden... Eigenlijk moet ik eens wat vergelijkende testen opschrijven van wegen die de Pyreneeën in en uitgaan... Dit is een belangrijke toevoerweg naar Andorra, en er willen altijd errug veel mensen naar Andorra...
Gelukkig is hier het Franse systeem van af en toe een stukje een strook erbij zodat je veel tegelijk kunt inhalen. Voor de ongeduldigen onder ons geven ze steeds aan hoe lang het nog duurt voor het volgende inhaalstukje er is.
In Carcassonne staat de weg naar Castres en Albi nergens aangegeven, waardoor ik helemaal misrij en we ons opeens op de snelweg naar Narbonne bevinden (inmiddels reed ik weer voorop, blijkbaar). Die Fransen zijn verdomme zo goed in het plaatsen van borden, en dan zijn ze hier te beroerd om die lullige twee plaatsnamen erbij te zetten!
Nou ja, Ernst neemt het voortouw, en brengt ons via een omweg (via de D629 en D103) naar de juiste weg, die alweer druk is, en hier en daar voorzien van stukjes om in te halen.
Ik geloof dat het in Castres was dat we een McDonalds opzochten. We hebben uitzicht op de motoren buiten, en die hebben heel veel bekijks hier. Een paar jongens kijken speurend naar binnen wanneer ze de R3B aan alle kanten hebben bekeken, en steken dan hun duim op naar ons, en we zien jongetjes op scootertjes zich bijna in een geparkeerde auto boren wanneer ze hun halzen rekken om al rijdend zoveel mogelijk van die motor te zien. (of was dat nou ergens anders en had ik dat al gezegd?)
Een enorm verschil tussen Frankrijk en Spanje is dat niemand in Spanje de R3B een blik waardig keurde: daar was ik de bezienswaardigheid, op de Roadrunner. Hier heeft niemand daar oog voor, en is het de R3B waar ze helemaal weg van zijn. Blijkbaar is het hier veel gewoner dat vrouwen motorrijden ;-)
Het regent als we bij Albi zijn, en het is file, file, file, maar dat klopt ook wel, want het is zo'n beetje tijd om van het werk naar huis te rijden voor de Fransen. In Frankrijk kun je heel erg lekker doorrijden, tenzij je op van die bottlenecks zit zoals we vandaag steeds hebben. Elke keer bedenk ik dat ik die bottlenecks moet onthouden, want je kunt op de kaart niet zien of iets zo'n bottleneck is, en elke keer vergeet ik het weer...
Nou ja, na Albi nemen we de D988 linksaf, door het Massif Central op weg naar St Flour, via de D920 en de D921, en het is meteen leeg en mooi en lekker en bochtig.
Wanneer we in St Flour aankomen is het al een uur of tien, dus nemen we de snelweg langs Clermont Ferrand, naar Vichy, waar we willen overnachten.
Het is al lang donker. Het eerste hotel dat we zien zit boven een bar. Mooi, dat doet een beetje aan Spanje denken. Tot mijn grote verbazing is er geen kamer meer, het is vol!
We rijden tot aan een straat langs een soort langgerekt park, met veel hotels, en kiezen de eerste. Godzijdank, er is plaats.
Het blijkt zo'n echt vergane-glorie hotel te zijn. Vichy was natuurlijk in de eerste helft van de vorige eeuw een hele chicque plaats, met geneeskrachtige baden enzo, en dit hotel stamt uit die tijd. Daarna heeft Vichy in de oorlog uiteraard zijn goeie naam verspeeld...`
Zo'n enge lift in een kooi, een enorme trap, de hal daaromheen een zaal, tapijt en behang waar je met veel moeite de bloemen nog in kunt ontdekken, alle houten vloeren scheefgezakt, en op de kamer een lelijk elektrisch radiatortje omdat het hotel geen CV heeft. Prachtig!
In Frankrijk is eten om 11 uur 's avonds niet zo vanzelfsprekend als in Spanje. We vinden een soort trendy Grand Café in het park, waarvan het restaurant nog open is. Het blijkt een kille met neon verlichte zaal, waar wij de enige gasten zijn. Je betaalt hier een vaste prijs voor een buffet, wat we maar doen.
Het warme eten is al weg, vertellen ze wanneer we betaald hebben. Shit, een prijs waarvoor je in Spanje driemaal in een heerlijk restaurant kunt eten, en daar krijg je hier een koud buffet voor...
We nemen gedesillusioneerd wat hapjes, en dan kapen ze de halfvolle borden voor onze neus weg: het is afgelopen, we moeten maar opdonderen. Wat een ongelofelijke anti-climax van een Spanjevakantie :-(
Tip: ga nooit eten in een trendy Grand Café! (dat wisten we eigenlijk al...)
De volgende dag, daar weet ik eigenlijk weinig meer van. Het rijden ging heerlijk, via binnendoorwegen die waanzinnig opschoten, we vlogen vooruit over de kaart, terwijl de schaal nu toch echt 1:1.000.000 is.
Moulins, Decise, St Saulge, Brinon, Clamecy, Auxerre, Troyes. In Troyes rijden we een half uurtje rond op zoek naar het restaurant waar we die winter op weg naar Bilbao zo heerlijk speenvarken hadden gegeten met Steffen en Pernette en Hans. Troyes heeft een absurd grote Middeleeuwse binnenstad, blijkt bij dat rondrijden, echt ongelofelijk groot en mooi bewaard.
Tenslotte vinden we het restaurant, maar de keuken is dicht: het is drie uur, en we zijn niet meer in Spanje ;-) Het restaurant ernaast is open, en daar zijn ze net zo aardig, en Ernst eet zich ongans aan de choucroute, en ik aan de gehakte biefstuk, en we nemen er lekker een fles bier bij, en het leven is goed, het leven is heel erg goed.
Via rode wegen gaat het nu door naar Chalons. Reims, Vervins, Mons, en dan wordt het snelweg, via Brussel en Antwerpen en Steenbergen naar huis.
We zijn nog nooit zo vroeg thuis geweest, het is een uur of 9, volkomen uitgerust, van een vakantie in een andere wereld.
En we raken er steeds meer van overtuigd dat we ons daar ooit echt thuis zullen voelen, later als we groot zijn...