Gorliz en Santander
Verhuizen op de camping en dan bijkomen in de hitte.
Op weg naar Santander via de oude weg langs de kust. In Santander na gezoek de camping vinden waar Karin verblijft, en de zee bekijken, met kliffen en al. Bosbranden en enorme hitte op de terugweg.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Zondag 3-8-2003
Als we opstaan zie ik dat het mooiste plekje van de camping vrijkomt, vlak, met aan beide kanten bomen, altijd schaduw.
Ik ga aan de campingbaas vragen of het in orde is dat we de tenten verplaatsen, en dat is prima. En zo zijn we in de brandende zon hard aan het werk
met heen en weer slepen en tenten opzetten (Ernst natuurlijk het meest).
Koffie drinken in de bar, om bij te komen. Lekker lang blijven hangen, want het is heet.
Het plan om eerst naar het strand te gaan en daarna pas naar Santander laten we maar schieten: daarvoor is het al veel te laat.
Voor de bar is een met blauw-wit doek overdekt terras, bijzdoner aangenaam. We vragen naar bocadillos, die er om 2 uur zullen zijn. Prima, dan gaan we daarna op weg.
Gorliz,
Plentzia
, Sopolo (trouwens nergens een andere camping gezien), en dan komen
we op een snelweg-achtig iets naar Bilbao terecht.
Ernst neemt een afslag naar het vliegveld, nog wat afslagen, dan rijden we door Bilbao, en op wonderbaarlijke wijze zitten we dan opeens op de goeie
weg, de N634 naar Santander.
Dat is de oude doorgaande weg, waar nu de snelweg naast loopt.
Eerst vraag je je af waar je aan bent begonnen: één en al bebouwde kom, vaak met lelijke flats (waarvan ik me steeds afvraag of
mensen daar nou graag willen wonen vanwege comfort, modern, of dat er gewoon niks anders betaalbaar is), soms oude stadsgedeelten.
Vaak met stoplichten, en niet altijd van de soort die alleen op rood gaan als je harder dan 50 rijdt (een prima oplossing voor doorgaande wegen door
oude stadscentra trouwens).
Maar dan rij je opeens in het groen, na een haarspeld steil omhoog, een Baskische binnenweg met veel bochten.
En even later heb je rechts uitzicht op de Golf van Biskaje.
Een vissersdorpje aan een komvormige baai.
Het is eb, en de hele baai bestaat uit zand. Het strand vol mensen, die bijna een kilometer over het strand moeten lopen om te kunnen pootjebaaien.
Het is heet.
In Laredo
zien we wat tafeltjes en stoeltjes in de schaduw staan. Drinken!
Ik zie een schaal met kleine broodjes staan. Ja, honger!
Ik vraag dus om een bocadillo con queso, een bocadillo con jamon, en een bocadillo con jamon york (voor Pieter: gekookte ham).
Helaas, ze heeft geen bocadillos meer, vertelt de barvrouw tot mijn verbijstering.
Ik wijs naar de broodjes. En die dan?
Ja, die heeft ze wel.
Kleine broodjes heten dus blijkbaar anders. In Spanje moet je echt weten hoe alles heet, en precies daarnaar vragen.
Er bestaan op de één of andere manier heel veel ongeschreven regels, en als je die niet kent is het zelfs moeilijk om an eten te komen.
Die ontoegankelijke kant van Spanje is natuurlijk juist ook zo aantrekkelijk: je wordt als toerist niet als geldmelkkoe gebruikt; integendeel.
Ik loop om naar de bar aan de binnenkant.
De broodjes zijn belegd met jamon serrano. Ik vraag er 2: kijken of Pieter het ook lust. Onder een stolp zie ik een groot stuk tortilla de patatas,
aardappelomelet. Daar vraag ik een stukje van!
Ze pakt een stokbrood en wijst een enorm stuk aan. Zo veel?
Mas pequeno! Kleiner! zeg ik.
Ze snijdt een iets kleiner stuk af, snijdt het enorme stuk torilla in tweeën, en belegt dan het stokbrood met *beide* delen.
Zo krijg ik een enorme bocadillo.
Pieter blijkt zijn broodje erg lekker te vinden en wil wel meer; Ernst had toch al gehoopt dat ze alletwee voor hem waren, en zo kopen we in een paar keer de hele schaal met kleine broodjes leeg terwijl ik mijn enorme bocadillo naar binnen werk: we hadden een gigantische honger zonder dat we het in de gaten hadden.
Verder. Santander is ver.
Heel lang blijft de weg bochtig, soms met zicht op zee, soms door het binnenland, met af en toe een stadje of een dorpje.
Dan verandert de weg in een snelweg, en rijden we Santander in. Dat ligt op een landtong die naar het noorden de zee inwijst.
We rijden langs de oostkant van die landtong, langs de havens en de vertrekpunten van de veerboten naar Engeland.
Dan, aan de noordkant zo'n beetje, wordt de stad chique, met grote hotels in de vergane-glorie-stijl van Brighton, met grote stranden, primero en secundo, het eerste en het tweede.
Af en toe een bordje met een camping. Geen touw aan vast te knopen waar die bordjes naar toe wijzen.
Tenslotte rijden we omhoog, Santander uit.
Camping Bella Vista! Dicht, precies zoals Karin had gezegd. En meteen daarnaast een andere camping. Dat moet hem zijn!
We zetten de motoren bij de receptie, en gaan op een bankje zitten waar een beetje schaduw lijkt te zijn. Jassen uit, helmen af, schoenen uit, water!
En Karin proberen te bellen natuurlijk, per mobieltje. Shit, ze heeft hem uitstaan.
We sms-sen (nou ja, Pieter sms't) dat we op haar camping zitten, en wachten in de hitte die er om 6 uur nog steeds is.
Een half uurtje later een telefoontje. Ze zitten vlakbij aan het strand, Karin en Ilse, en komen er aan.
Het kleine tentje recht voor onze neus blijkt van hen te zijn. Onze helmenzooi past er zowaar in, en dan lopen we met z'n allen naar de zee.
Karin en Ilse zijn in Donostia
geweest, en wilden toen eigenlijk naar een plaatsje bij Bilbao,
vertelt Karin. In de reisgids had ze gelezen dat dat de perfecte plek was: een leuk klein stadje, een sprookjeskasteel in de buurt, en een groot strand.
Gorliz heette het. Precies waar wij zitten dus ;-) Toeval bestaat niet.
Ze laat me het stukje in haar reisgids lezen. Het sprookjeskasteel ligt in Butron, een kilometer of 7 van Gorliz, en volgens de gids zou het strand vooral aan de oostkant "bruisen".
Met de trein naar Bilbao bleek alleen via een enorme omweg te kunnen: via Plasencia en Santander, en om vandaar weer bijna terug te rijden naar waar ze vandaan kwamen hadden ze niet zo zien zitten.
Haar ervaringen met Spanjaarden zijn goed: ze kijken voortdurend, maar ze doen niets.
In Plasencia, bij het hostal uit haar gids dat dicht was, wenkten twee mannen hen om mee te komen. Ze werden een bar ingeloodsd en net toen Karin het
gevoel kreeg dat het definitief fout zat kwam iemand met een plattegrond aangerend.
Speciaal voor hen gehaald om de nieuwe plek van het hostal (verhuisd) aan te wijzen.
Als ik vertel dat kijken inderdaad de nationale hobby is hier, ook van vrouwen, en dat Spanjaarden en vooral Basken, je niet aanspreken maar stoer
en cool gaan doen, vertelt Karin dat haar was opgevallen dat ze er inderdaad altijd heel cool bijstaan:
waar zij moeizaam en onelegant uit de tent kruipen staan zij meteen losjes met de hand in de zij cool te wezen.
We klimmen naar de vuurtoren, en kunnen naar beneden kijken: de zee.
Karin kan zich in het Engels, een klein beetje Spaans, en handen en voeten prima redden.
Hier in Santander zou er volgens het boekje een bus zijn die vanaf de kathedraal vertrok en naar de campings reed. De buschauffeur aan wie ze dat
probeerde uit te leggen zei dat hij niet langs de kathedraal reed, maar haar wel naar de camping zou brengen.
Toen ze er waren zei hij, met zo'n lachje: "No catedral!".
Wij stellen ons dan voor dat die bus helemaal omreed, en de mensen in de bus morren dat de chauffeur zo nodig weer eens vriendelijk moet doen tegen
een blonde toeriste, en ze alweer later thuis komen.
We lopen boven over een met gras begroeide kaap.
Ook hier overal picknickbanken en barbequeues.
Je kunt naar boven klimmen, naar het hoogste punt van de kaap, met een enorm uitzicht over de rotsige kust en een zee met hier en daar grote schepen.
Rechts Santander, en rechts daarvan zo te zien een bosbrand: grote rookwolken.
Vanaf de kaap kun je hier en daar afdalen via steile geitepaadjes, naar kleine baaitjes met strandjes. Dat doen we nu niet: tijd voor een terrasje.
Tijdens onze terugwandeling verschijnt er een crosser tussen de picknicktafels. Niemand vindt het vreemd, niemand kijkt verstoord op.
Camping Bellavista is dan wel permanent gesloten; wat er bijhoort functioneert nog gewoon.
Buiten een drankje drinken, en binnen, in de bar, waar mensen aan het kaarten zijn en uiteraard de tv aanstaat, eten.
Ook hier weer kom je er pas achter dat je hier ook kunt eten als je er naar vraagt ("comer?", hoewel dat weer tot misverstanden kan leiden omdat je buiten niet kunt eten en binnen wel), of als je naar de bar loopt en daar een menukaart vindt.
We beginnen naar Spaanse begrippen veel te vroeg met eten, al om 1/2 9, maar anders wordt het helemaal zo laat om terug te rijden.
Met credit-card betalen lukt niet. De machine is roto, vertelt de ober, en ter illustratie pakt hij een servet en scheurt het in tweeën kapot.
Ernst zoekt op de aanwijzingen van de ober per motor een pinautomaat.
En dan is het tijd om afscheid te nemen. Echt heel mooi om te zien hoe Karin en Ilse overal mensen leren kennen, zich prima redden in het Spaans, op elke plek zien wat er zo eigen en bijzonder aan is, en zich niet laten kisten door de hitte en het gesjouw met de rugzakken. Petje af!
Terugrijdend zien we borden met "salidad ciudad", de stad uit. We komen op de snelweg terecht.
We stoppen bij een afslag om de kaart te bekijken. Even verder moet er een kruising komen met de snelweg naar Bilbao. Die moeten we maar nemen.
Als we borden zien met Santillana beseffen we dat we die kruising hebben gemist: Santillana ligt veel verder naar het westen. Terug.
Dan zien we de bosbrand. Een oranje vuurzee in het donker.
De kruising blijkt alleen van deze kant toegankelijk te zijn. Nou ja, we hebben nu de goeie weg.
Een terugreis vol automobilisten met teveel op om ons heen (absurde snelheidsverschillen per automobilist: het ene moment 160, het volgende
moment 60).
Het meest vreemde: het ene moment slaat de hitte op je gezicht, echt alsof je een natte hete handdoek om je heen krijgt; het volgende moment is het
heerlijk koel. Ik vermoed dat die hete gedeelten geen greintje wind van zee hebben ontvangen. Het is onvoorstelbaar heet!
In Bilbao is het nog wat dwalen. Gelukkig is Ernst eigenwijs, want ik wist, toen we om de oude stad waren gereden, zeker dat we linksaf de rivier moesten volgen, maar het bleek toch echt rechtsaf te zijn.
Het is al lang 12 uur geweest als we bij de camping aankomen.
Het grote hek gaat niet open maar Ernst weet beide motoren door het voetgangerspoortje te krijgen, met de motor uit uiteraard. De campingbaas vindt
het prachtig.
Slapen!