Nuits-StGeorge - Coussac-Bonneval
Vertrek uit de Bourgogne, rijden door de Morvan, langs de Loire, en kamperen in de Limousin.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Donderdag 31-7-2003
Ontbijt in de vorm van koffie in de bar.
Pieter blijft liever nog even slapen.
Een Engelse familie betaalt en vertrekt, en één van de zoons komt terug. Of ze zout hebben: hij heeft een vlek in z'n sok.
Zout? Nee, daar heb je niets aan. Witte wijn, dat moet je hebben, dan is die vlek zo weg,
vertelt de man achter de bar, en hij voegt de daad bij het woord, pakt een fles witte Bourgogne,
trekt de kurk er uit, en giet een flinke scheut over de vlek.
Hij poetst een beetje, en wil dan trots het resultaat laten zien.
Ehhhhh, "normalement", was die vlek echt meteen verdwenen. Hup, nog een flinke scheut,
het was zeker te weinig wijn.
Inmiddels is de kok erbij komen te staan, en de postbode, en iedereen, inclusief wij, is aan het lachen.
Wij genieten ondertussen van het interieur, waaronder deze kinderstoel: kinderen zijn welkom tijdens het eten.
Een foto aan de muur toont het hotel in vroeger tijden.
"Slok?", biedt de man tenslotte de Engelse jongen aan, ondertussen een zoveelste scheut over de sok gietend.
De fles is inmiddels voor de helft leeg, en de vlek lijkt zich er zo langzamerhand toch iets van aan te trekken.
De jongen neemt zijn wijnsok in ontvangst, en de man achter de bar houdt trots zijn fles omhoog: witte wijn is echt overal goed voor.
Wij betalen, bepakken de motoren, en worden uitgezwaaid door de baas en zijn vrouw.
Afscheid van Nuits st George.
Langs een rechte weg naar Beaune
, met wijngaarden aan weerskanten.
Als er een naam staat die ik ken (altijd met borden dat hun caves magnifiques uit de
XVIde eeuw stammen) staan er muurtjes om de wijngaard. Hoe klinkender de naam, hoe hoger
de muurtjes: die zijn vast altijd al een staussymbool geweest.
We rijden door het centrum van Beaune. Helemaal bewaard, oude huizen, kerken, heel veel restaurants.
De hoofdstad van het Bourgondische leven, waar het bijzonder aangenaam toeven is.
We vinden in 1 keer de D973 naar Rochepot (altijd lastig om een kleinere weg een plaats uit te vinden;
deze gaat door naar Autun, wat het makkelijk maakt omdat dat overal op de borden staat).
De D973 is een superweg. Eerst met heerlijk overzichtelijke bochten door de wijngaarden. Af en toe een dorp.
Het ziet er naar uit dat alles dat hier ooit gebouwd is bewaard is gebleven zodat er niets nieuws bijgebouwd hoeft te worden.
Geraniums aan de huizen, wilde wingerd die langs de gevels klimt.
Dan rijden we de Morvan
in.
Bossen in plaats van wijngaarden, de dorpjes armer en kleiner, de bochten korter.
De zon schijnt, de weg is droog, hier hoeft geen einde aan te komen.
Dat komt er wel in Autun
,
waar we recht op de McD afrijden waar we al vaak hebben gezeten, met uitzicht over het meer.
Door Autun heen, oud centrum, groot plein met veel groen en statige huizen in het midden.
De D978 richting Château Chinon
,
nog steeds door de Morvan: bossen, heuvels, bochten, boerderijen.
Alles doet armer aan dan de Bourgogne van de wijn. Boerderijen in plaats van chateau's, bossen waar je je truffelzoekende
varkens in verbeeldt in plaats van wijnstokken.
Voorbij Château Chinon houdt de Morvan op, wordt het landschap opener, en de bochten minder talrijk.
In Nevers steken we de Loire over, waar brandweerlieden bezig zijn vanaf de brug iets omhoog te takelen.
Ik wil de D920 naar Sancoins hebben, maar al snel na Nevers zie ik een wegwijzer naar Saucoins via een kleiner weggetje, langs het water.
Af en toe een bochtje, sappige bossen, en dan een lieflijk plaatsje met keienstraatjes en al: Apremont sur Allier .
In Sancoins
gaan we de D951 op, en wordt de weg recht.
Links en rechts glooiien stoppelvelden vaag naar beneden, hier en daar fleuren zonnebloemen de boel op,
samen met wat korenbloemen in de berm.
Op zo'n rechte weg ga je steeds vaker op je dagteller kijken, en herinner je je dat Frankrijk bij het er doorheenrijden inderdaad steevast wel eens zijn saaie kant laat zien, en op dat soort momenten besef je ook hoe onmetelijk groot het ook alweer is.
Eindeloos lang duurt het voor we in St Armand Montrond zijn, een saaie plaats die zijn naam geen eer aandoet, en de D925 die we daar nemen is net zo saai en recht als de weg daarvoor.
Déviation. We worden en enorm eind naar het noorden geleid, over nog steeds saaie wegen, en dan weer terug, waar we de D925 moeten kruisen en weer naar het zuiden worden geleid, nog steeds over dezelfde saaie wegen.
Na een poos zijn (we zijn nog steeds naar het zuiden aan het rijden) komen we door een dorpje met een café. Tijd om even bij te komen.
De wc voor de heren is een echte hurkwc; ik heb gelukkig de beschikking over een echte "moderne" wc ;-)
We besluiten de route om te gooien, en niet via Lierment naar het westen te rijden (waarvoor we weer terug naar
het noorden zouden moeten), maar direct het zuid-westen op te zoeken.
"Le Châtelot"
heb ik al op de borden zien
staan op de déviation die we rijden. Die kant moeten we op, via de D3.
Nog steeds tamelijk saai rijden we door Chateaumeillant, maar na St Sévere (D26), op weg naar Guéret, wordt de weg bochtiger en bochtiger, en vreemd genoeg ga ik harder rijden (Ernst: "hehe, ze begint op temperatuur te komen", en inderdaad, het is eindelijk lekker warm).
De D940a daarna richting N141, en het stuk van de N141 daarna richting Limoges, vallen onder de categorie superweg: heerlijke bochten, de meeste overzichtelijk, en zo niet, dan voel je op de één of andere manier aan hoe ze lopen (wat komt door de Franse manier van wegen aanleggen: nergens kunnen ze dat beter dan hier).
Ik moet de D7a zien te vinden, naar Pierre Buffiere, en in een dorpje zie ik een bordje linksaf die richting aangeven,
via een onmogelijk smal straatje, aan één kant opgebroken.
We passen op het overgebleven stukje, rijden al snel het dorp uit, en passeren een heel eind verder borden die aangeven
dat waar we vandaan komen "barrée" is.
Het is een heerlijk kronkelweggetje waar we over rijden, door bos, met weilandjes afgewisseld, heuvelachtig. Dit is het land rond Limoges, waar de "Limousin" koeien zich lekker eten.
Op de één of andere manier mis ik een bordje naar Pierre Buffiere, en zijn we op weg naar St Germain-les-Belles. Geen probleem: zo komen we ook in St Yrieix-la-Perche.
Tijdens een stop om de kaart te bestuderen merk ik dat de steentjes, waarvan ik dacht dat ze vast zaten in het asfalt, los op de weg liggen, en ook al maakt dat de TKC's duidelijk niet uit, daarna voel ik me toch stukken minder zeker in de bochten.
We zien een leuk klein racertje voorbijkomen als we daar staan.
Het wordt laat.
Het kronkelweggetje langs st Germaine-les-Belles neemt ons onder de snelweg door,
en daarna komen we bij een plaatsje, Coussac-Bonneval
, waar volgens het bord een camping zou zijn.
Die nemen we! Ik ben doodop.
We rijden het plaatsje uit. Geen camping!
Terug dan maar: hij moet er zijn.
Dan zien we een bijna vergaan bordje, linksaf. En op die weg zie ik na een poos een echt piepklein bordje,
half verborgen achter de struiken, met "camping", dat naar een tennisveld lijkt te wijzen.
Wanneer Ernst is teruggekomen (die had het bordje begrijpelijkerwijze niet opgemerkt), proberen we het uit, en we komen inderdaad uit bij een huisje met wc's, en een weggetje omhoog met door heggetjes afgebakende plaatsen.
Er blijken zelfs twee caravans te staan, dus helemaal verlaten is de camping niet.
We zoeken een enigszins vlakke plek uit die misschien morgenochtend nog wat schaduw biedt.
Pieter en Ernst: "Hé, mooie gele klaver".
Ik: "Nee, dat is rolklaver", wat Pieter erg hilarisch vindt en steeds weer giegelend herhaalt.
Op het hokje van de réception (dicht) staan de prijzen:
0,67 euro per tent
0,84 euro per volwassene.
Je moet er wel het één en ander aan stenen onder je tent voor over hebben, dat wel.
Voor het eten stappen we op de motor en rijden naar beneden, het dorp in.
Behalve het chateau en de straat waardoor we het dorp binnenreden is er nog een plein met kerk
en mairie-école: gemeentehuis en school in één.
Een vreemde wegwijzer: Pappenheim staat hier aangegeven.
In de centrale straat een bar en een hotel-restaurant.
In de bar kun je eten, maar vandaag niet: er is een groot gezelschap.
Dan dus het restaurant van het hotel, dat voor onze begrippen erg chique blijkt te zijn.
Ernst heeft een menu met truite en papillotte, wat blijkt te betekenen dat de forel is gestoomd in aluminiumfolie. Pieter en ik hebben Limousinvlees, wat echt letterlijk op je tong smelt. Ik heb ook nog paté foie gras de canard, maar daar ben ik niet echt weg van.
Een half flesje witte wijn erbij, een erg aardige ober, voor het eten een schaaltje
met amuse-gueulles die we allemaal lusten, wat uniek is, het leven is heerlijk wanneer je o
p de juiste plek in Frankrijk zit.
Wat ben ik blij met deze afwisseling op McD!