Gorliz
Ernst is jarig. We klimmen naar het Casillito roto in Gorliz, en eten bij een Baskisch restaurantje, en maken kennis met Txakoli, de Baskische witte wijn.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Zondag 10 augustus 2003
Ernst is jarig, maar we hebben geen kadootjes voor hem: gisteren in Gasteiz waren de winkels dicht en in El Corte Ingles hebben we niks gevonden.
Dat is de prijs van in de vakantie jarig zijn...
We zitten weer lang op het terras van de bar, waar we toekijken hoe er een spel wordt gespeeld waarbij je schijfjes in een kikkerbek moet zien te gooien.
We zien het geen enkele keer lukken, maar volgens de spelers komt dat doordat wij kijken.
Lang na het heetst van de dag lopen we naar het strand.
Het barbecuepark is al vol mensen die met de voorbereidingen bezig zijn of zelfs al (of nog?) aan het eten zijn, of lekker in de schaduw luieren. En ook het strand is bommetje vol uiteraard.
Deze keer is een klein Baskisch meisje de bezienswaardigheid: die graaft een kuil waar ze bijna staand in past, door op de rand liggend vanaf haar middel het gat in te duiken, een schepje zand te scheppen, omhoog te klimmen, en het zand op de berg voor haar te gooien.
De zon staat alweer laag en het licht is alweer goud.
Ernst en ik klimmen omhoog om deze keer te kijken of we het castillito roto wel halen, terwijl Pieter aan het strand blijft.
Ernst vindt onderweg een pijlpunt: het ziet er echt uit als zo'n stenen pijlpunt uit lang vervlogen tijden. Toch nog een soort kadootje.
Op de balustrade van het eerste mirador over de baai staat een klein Hulkje. Eentje die je bij de Burger King krijgt, aldus zijn voetzooltje.
Nog een kadootje! Tenzij we een klein Baskje tegenkomen natuurlijk, maar dat blijkt niet het geval.
Zo klimmen we met pijlpunt en Hulkje verder. Na verloop van tijd een uitzichtpunt met bankje.
Onderweg een rennende Bask. Een berg op rennend dus: wat een watjes zijn we eigenlijk in Nederland. Voor het echte stoere werk moet je in Schotland (daar doen ze toch ook aan mountain running of zo?) of Baskenland zijn.
En uitzicht op de vuurtoren, en hier en daar een Torenvalk.
Het lijken kale heuvels, maar er groeien kleurige bloemen.
Tenslotte zien we een landtong de zee insteken, met helemaal aan het einde de schamele resten van een kasteel: het castillito roto.
Het is nog ver lopen naar de ruine, en Pieter is al lang alleen: we blijven hier even zitten om het uitzicht op ons in te laten werken, maar dan moeten we terug, vind ik.
Uitzicht op de terugweg.
Onderweg komen we zo nu en dan geheimzinnige metalen dingetjes tegen. Soms op de grond; hier op een bankje.
Verder afdalen, nu zonder uitzicht.
Op de terugweg zien we vanaf de balustrade Pieter als miniem stipje op het strand liggen op zijn rode handdoek, maar hoe we ook zwaaien, hij ziet niets.
Helaas voor hem zijn ook vandaag de voetbalvrienden niet verschenen.
Waar we vandaag gaan eten is aan Ernst: het wordt zijn verjaardagsmaal tenslotte. Het wordt, tot grote vreugde van Pieter, het restaurant aan het water waar we zo ongelofelijk lekker hebben gegeten de vorige keer.
Het strand wordt langzamerhand door iedereen verlaten.
Op de parkeerplaats bij het strand worden de laatste handeltjes afgerond.
We zijn niet de enigen die op weg zijn naar een hapje eten, zo te zien.
Dit CB-1-tje denkt anders over parkeerplaatsen voor motoren.
Ernst heeft een talent om mensen niet-flatteus op de foto te krijgen: hier is hij daar bijzonder goed in geslaagd.
Het plein voor het restaurant dat we op het oog hebben, het plein met de muziektent, is leeg.
Er is plaats zat. Vreemd eigenlijk: niemand zit op het terras.
Er loopt ook geen ober rond, merken we na verloop van tijd. Tenslotte merkt één van de cafégasten onze verbazing op, en vertelt dat het restaurant op zondag gesloten is: alleen drinken is mogelijk vandaag, en dan alleen aan de bar.
Ernst merkt op dat dat precies iets is voor een verjaardag van hem: hij is voor pech geboren.
Ik ben het daar niet mee eens natuurlijk, maar voorlopig zitten we wel met de vraag waar we dan zullen gaan eten (en nu ik dit opschrijf moet ik toegeven dat het wel typisch is dat het precies de dertiende dag is).
De cafégast had verteld dat er nog wat restaurants bij de brug - van de duikers - zijn, en dat verder de buurt tegen Gorliz aan, waar we al vaker hebben gegeten, de aangewezen plek is.
Bij de brug is een gril-restaurant open, maar daar kun je, zo vermoedden we al en zo bevestigt de kok die buiten aan het grillen is, alleen maar vis krijgen.
Bij de brug een jongetje aan het oefenen voor de GP.
Naar boven lopen, naar het plein met de kerk, levert een café op waar je niets kun eten.
Wanneer we in de richting van de ons bekende restaurantjes lopen nemen we ter afwisseling één straat verder dan de hoofdstraat waar we normaal lopen, en dat levert een bomvolle bar op. Met op zondag niks te eten, aldus de barman.
Even later ploffen we dus maar neer op het terras waar we al tweemaal hebben gegeten. Geen borden met gerechten buiten.
Voor de zekerheid vragen we maar even aan de bar, en: op zondag geen eten, en geen bediening op het terras. De kok en de obers hebben vrij op zondag. Tsja, daar zit eigenlijk wel wat in, als je ziet hoe hard ze de rest van de week werken.
Aan de overkant van de straat zit ook een bar, met terras, waar ik het eten al eens had willen proberen. Het ziet er een beetje snackbar-achtig uit, qua aankleding.
Na wat verwarring (er blijkt eten te zijn, en eerst denk ik dat je het aan de bar moet bestellen en dan mee moet nemen naar buiten, maar er blijkt achter de bar nog een apart eetzaaltje te zijn) zitten we aan een tafeltje, met een menukaart voor onze neus. Hoe bestaat het!
De jongen die ober speelt is niet het grootste licht ter wereld, maar uiteindelijk valt toch nog zo'n beetje over te brengen wat we graag willen eten.
Alleen de Baskische witte wijn snapt ie niet: in de culinaire folder stond dat er een speciale witte wijn uit Biskaya komt, Txakoli, en die wil ik wel eens proberen.
De eigenaar wordt erbij gehaald, en die weet onmiddellijk wat we bedoelen.
We krijgen een fles Txakoli, hij schenkt onze glazen vol, en als ik vervolgens in mijn Stuurman-onhandigheid mijn volle glas over de tafel gooi krijgen we een nieuwe fles.
De enige andere gasten zijn ook toeristen. Verder weet iedereen natuurlijk dat je op zondag niet buiten de deur eet.
De entourage is heel speciaal: groene tegeltjes aan de muur, groenige wanden daarboven, en tegels op de vloer die van een parket-motief zijn voorzien (stenen tegels dus).
Het eten is prima, en de bareigenaar komt erbij staan.
Waar we vandaan komen?
Nederland, ah, dat kent hij, hij heeft een poos in Rotterdam gewerkt. Coffeeshops, die kent ie wel.
Rotterdam is great! Music all night!
Af en toe is hij nodig aan de bar en af en toe komt hij even bij ons kletsen. Hij leert ons dankjewel in het Baskisch zeggen: efkarikasko.
Tenslotte krijgt Pieter een ijsje van hem en wij allebei een glas van iets dat hij veelt beter vindt dan Txakoli. Het is iets roods, iets erg sterks, en doet een beetje denken aan Italiaanse Grappa, en is heel erg lekker.
Helaas ben ik de naam vergeten, maar het is dus een Baskische sterke drank.
ls we weer naar huis gaan worden we door 'm uitgezwaaid: Ernst heeft toch absoluut geen pech op z'n verjaardag ;-)