Auxerre - Mont de Marsan
We hebben een afspraak in Bilbao, en dus een deadline. De kilometers rollen veel te traag onder onze wielen door.
We rijden daarom tot diep in de nacht door, en doorkruisen zo een groot deel van Frankrijk in het donker.
Eindpunt is Mont de Marsan.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Woensdag 29-12-1999
Ontbijt: een overheerlijk croissantje, stokbrood met boter, jus d'orange, zoveel koffie als we willen, en zelfs vleeswaren voor Ernst.
Tien uur vertrekken lukt niet; het is tegen elven. Gisteren is het niet gelukt om iets "in te halen", dus vandaag moeten we echt veel kilometers gaan maken willen we de derde dag niet tot de snelweg veroordeeld worden. Eerst op naar Clermont-Ferrand dus.
De weg is lekker snel. Nog steeds zien we overal omgewaaide bomen. Bij de benzinepomp doen de pompen het weliswaar wel (ging dat
niet op handbedienig?),maar de credit-cards niet. We hebben nog cash, dus dat is geen probleem.
Zoals altijd komen we weer alleen aardige Fransen tegen.
Ook hier staat het water weer absurd hoog, en kolkt woest, bij een watermolen, waar Ernst een foto van neemt.
Vlak voor Clermont-Ferrand zie ik een klok (mijn displaytje heeft het begeven): tien voor twee!
Tegelijkertijd wordt de weg semi-snelweg, en druk. Ik krijg de pest in dat alles zo lang duurt: tanken om de 100 km, elke tankbeurt
minstens een half uur, enzovoort. Ons doel van gisteren is nog niet eens bereikt en het is al weer bijna 2 uur. Ik ben de
enige die voortdurend probeert ervoor te zorgen dat we kunnen opschieten, terwijl ik vind dat de anderen zich net zo
verantwoordelijk zouden kunnen voelen tegenover die hotelmeneer die heeft beloofd speciaal op ons te wachten.
Ik ga hard rijden en minder verantwoord inhalen.
Aan het begin van Clermont-Ferrand staat een bord met de aanwijzing dat McDonalds zich in het centrum van Jaumes (oid) bevindt. Ik volg de borden Limoges, maar vergeet ondertussen naar welk centrum we ook alweer moesten voor die McDonalds.
Zo kom ik buiten Clermont-Ferrand terecht zonder de bekende M gezien te hebben. Ik stop bij een bord dat naar een restaurant wijst.
Ernst is boos omdat ik het centrum niet ben ingegaan, en omdat ik verkeerd ben gereden: ik heb ergens een bord Limoges voor zwaarder
dan 3.5 ton gevolgd.
Ik ben boos omdat het zo laat is, en zeg dat het centrum uren gekost zou hebben.
Het restaurant is ongezellig. Ze doen niet eens het licht aan, maar zijn wel bereid de keuken voor ons open te doen, wat weer meevalt, want het is inmiddels 3 uur. We besluiten omelet te nemen, dat is snel klaar te maken.
De stop kost maar 3 kwartier, en Ernst zegt dat benzinestops in het vervolg korter moeten, omdat het zo niet opschiet, en dat we
vandaag nog veel kilometers moeten maken, dus lang in het donker rijden.
We waren heel hard toe aan een maaltijd, en ik ben blij dat ik niet de enige ben die op tijd wil zijn in Bilbao:
ik voel me helemaal opgelucht.
Mijn bui is dus helemaal over als we weer opstappen. We rijden tussen de sneeuw. Ik ben toch een beetje bang voor ijzel merk ik, en één keer rijden we zelfs over een dik stuk ijs dat dwars op de weg ligt: een bevroren beek! Gelukkig is er overal zoveel zand op de weg gestrooid dat dat ijs geen probleem is.
Helaas blijkt dat Ernst gelijk had: we rijden inderdaad een heel stuk om. Nou ja, de weg (de N89) is in ieder geval mooi. Het schiet niet erg op. Dorpjes, veel verkeer, maar het is prachtig overal om ons heen. Auvergne in de sneeuw. Er is een webcam van de streek hier.
We tanken bij een benzinestation waarvan de eigenaar Goldwingfreak blijkt te zijn. Binnen is een enorme verzameling Goldwingspulletjes te koop (waarom blijven Steffen en Pernette daar zo lang binnen, vragen wij ons af: uitgekeken op de CB???). De vrouw achter de toonbank is erg geïnteresseerd in de motoren, en kent camping Moto 99 (voorheen Moto Touché) , die daar in de buurt ligt.
De zon begint onder te gaan. De wolken in de buurt daarvan zijn dieppaars, en af en toe zien we de zon in volle glorie recht voor ons, oranje en paars. Sneeuw, paars en oranje: veblindend mooi (ook letterlijk).
In Brives
spotten we een McDonalds.
Op het terras staat een sportwagentje te koop aangeboden, dus dat vinden we de perfecte parkeerplek voor onze motoren: daarnaast.
Natuurlijk wordt Hans daar meteen op aangesproken, en die zegt braaf dat we de motoren daar zullen weghalen.
Als we zitten te eten komt de bazin weer vertellen dat de motoren weg moeten, en ik verzeker haar tot drie keer toe
dat we dat "en deux minutes" zullen doen: we zijn zo klaar met eten en ik vind het belachelijk om allemaal
tussendoor naar buiten te moeten om die motoren, die niemand in de weg staan, te verplaatsen.
Dan geeft ze het op. De bedrijfsleider, aan wie ze hulp vraagt, vindt het prima zo, en hij heeft groot gelijk, want
niemand heeft er last van, en we zijn ook zo weg.
Het mooie is dat we nu snel hebben gegeten, het is een uur of 7, dus we kunnen nog veel kilometers maken.
De tocht gaat verder in het donker, naar Perigueux. Nog steeds omgewaaide bomen, maar geen sneeuw meer. We moeten Perigueux in om te tanken, en ik heb intussen Pernette achterop gekregen.
Van Perigueux richting Bergerac komen we in dichte mist terecht. Ernst gaat nu voor me rijden, maar ik wil niet kompleet blind op zijn achterlicht rijden, maar op wat ik zelf zie. En dat is bitter weinig. Lampen van tegenliggers en straatlantarens verblinden me volledig.
Ik veeg af en toe de mist van mijn vizier, maar daardoor komt het los te zitten, want vlak voor Bergerac vliegt het van mijn helm als ik opzij kijk. Gelukkig wordt het gevonden, en het is nog heel ook! Maar met afvegen word ik nog voorzichtiger.
Ernst stelt voor dat ik achteraan ga rijden zodat ik 3 achterlichten heb om te volgen, maar ik voel dat natuurlijk als kritiek op mijn tempo, dus ik zeg dat dat niks uitmaakt, dat ik toch niet harder ga rijden, wat voor trucs hij ook verzint.
In Marmande stoppen we om even wat te eten en drinken. Steffen en Hans gaan vanaf nu vooroprijden, naar Mont de Marsan, ons einddoel van vandaag. Meteeen bij de eerste kruising zien ze het bord niet, wat ik natuurlijk erg leuk vind. Maar daarna is het eigenlijk bijna alleen maar rechtdoor.
Ik moet toegeven dat het toch wel veel makkelijker rijdt, 3 achterlichtjes, en vooral 3 koplampen voor je, die stukken weg verlichten.
In Casteljaloux probeer ik het water van mijn vizier te vegen, maar dat gaat niet: het zit vastgevroren! De lucht is helemaal helder geworden, met gigantisch veel sterren (wijst Pernette me op, als we buiten zijn). Het vriest, een paar graden. De weg blijft recht, recht, recht. Nog steeds zien we omgewaaide bomen trouwens, wat heeft die storm door een ongelofelijk groot deel van Frankrijk gewoed!
Na vele tientallen kilometers rechte weg (wat een geluk dat we dit stuk in het donker, en stukken in de mist hebben gereden) komen we op een T- splitsing uit, met een stopbord.
Steffen en Hans draaien zo de weg op, naar links. Als ik wil volgen zie ik een auto van rechts komen, maar op de een of andere manier weet ik niet goed meer hoe ik moet stoppen, net of mijn voeten zitten vastgevroren op de stepjes, en er niet meer van af willen. Ik draai dus maar links de weg op, maar dan aan de linkerkant daarvan. Alles gaat goed. Zelfs Ernst, die nogal door mijn actie wordt verrast, botst niet tegen me aan.
Even later komen we op een rotonde met een omgewaaid bord. Terwijl Steffen, Hans en Ernst uitpuzzelen hoe dat bord ooit moet hebben gestaan, rijden Pernette en ik naar een werkende lantarenpaal (sinds die ene keer check ik wel eerst even of ze het doen). Daar zoek ik in het Michelinboekje een hotel voor ons uit: hotel Siësta, mooiere naam kan toch niet.
We zijn erg moe als we Mont de Marsan binnenrijden. We volgen maar de bordjes Centre Ville, want erg duidelijk is het kaartje uit dat Michelinboekje niet. Zo rijden we tegen Hotel de Richelieu aan, met parking.
Dan maar geen siësta, de Richelieu klinkt eigenlijk nog mooier. Er is plaats, en de motoren mogen worden gestald (alweer gratis). We hebben kamers naast elkaar, in een overduidelijk prachtig vergane-glorie- hotel.