Barèges - Figeac
Na een nacht (koud!) kamperen nemen we afscheid van de Pyreneeën. We komen daarbij door Lourdes, en laten de bergen dan echt achter ons.
We komen in dichte mist terecht, en weten uiteindelijk toch in Figeac terecht te komen, waar we een prachtig hotelletje vinden, boven een bar, met uitzicht op het marktplein.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
Vrijdag 7-1-2000
Wij hebben een tweepersoons slaapzak, die eigenlijk bestaat uit één eenperspoonsslaapzak, met een dubbel laken er onder met een naad in het midden gestikt, waar je twee matjes in kunt stoppen.
Dat lukt bij ons niet, want we hebben één tweepersoonsmatje. Dus leggen we die slaapzak gewoon bovenop dat matje, maar dan moet je als het zo koud is natuurlijk heel erg oppassen dat je dat dons om je heen houdt, en niet midden in de nacht onder dat lakentje ligt.
Elke keer dat één van ons omdraaide werden we dus allebei wakker: door dat laken (het was dan een heel gehannes voordat de slaapzak bij alletwee weer goed lag), en doordat het matje op de plek waar we lagen warm was, maar daarbuiten (waar je terecht komt als je je omdraait) steenkoud.
We zijn die nacht dus zo'n 49 keer wakker geworden...
Maar afgezien daarvan hebben we het heerlijk warm gehad ;-)
Het was een uur of 1/2 11 toen ik wakker werd gemaakt door Ernst. Die was al sinds 8 uur wakker, maar wilde ons laten uitslapen.
Even 5 minuten alle kleren in de slaapzak stoppen, zodat je lekkere warme kleren kan aantrekken, en dan naar buiten. Overal rijp, op de motoren en de tenten!
En meteen een roofvogel zwevend, naast de berg tegenover de rivier.
Als ik mijn verrekijker tevoorschijn heb gehaald is hij weg, maar een kwartiertje later zijn ze er alweer, twee. Twee Lammergieren !
De Gieren die we tot nu toe hebben gezien waren telkens Vale Gieren , grijs, met bontkraag. De Lammergier heeft een rode buik, een lange wigvormige staart, en alleen een kale kop; geen bontkraag. Hij is waanzinnig groot: vleugelwijdte zo'n 2 meter 70.
Hij was bijna uitgestorven in Europa: er waren in de Pyreneeën nog maar een paar paartjes over, door jagen natuurlijk, en vooral ook doordat er vanwege EEG-bepalingen geen kadavers meer mochten blijven liggen (schapen enzo). Na veel gebakkelei zijn er nu speciale vergunningen voor natuurgebieden: daar hoeven dode schapen niet te worden opgeruimd, en daar hebben we de enorme hoeveelheid Gieren aan te danken die we deze vakantie hebben gezien.
Helaas hoeven we niet helemaal terug naar ons mooie eenrichtingverkeer weggetje: hier in Luz St Sauveur gaat een weg naar het noorden, richting Lourdes . Dit wordt het laatste stukje Pyreneeën!
Dit is een beeje droevig rijden: de weg steeds vlakker en recher zien worden, en in je spiegeltje de Pyreneeën kleiner.
In Lourdes doen we een McDonalds aan.
Terwijl Hans en Steffen en Pernette binnen de maaltijden halen, zijn Ernst en ik getuige van een scheldende zwerver. Bij het zien
van de motoren loopt hij helemaal rood van woede aan, en wordt het schelden luider. Terwijl hij er voorbij loopt, spuugt hij naar
alle motoren!
De RoadRunner staat achter een paal, en daardoor mist hij hem.
Oei, nu zijn ze allemaal in Lourdes geheiligd, behalve de RoadRunner!
Tijdens het eten zien we een Harleyrijder, met prachtig opgetuigde Harley, en in hele coole gekleurde leren kleren. Even later komt hij weer voorbij, deze keer met AOV. Hij groet nu nog enthousiaster dan de eerste keer.
Van Lourdes zien we, behalve het dure hotel van Hans ;-) (het Hotel de Ville) niet echt veel. Wel overal bordjes naar La Grotte natuurlijk, maar verder minder heilig-water-verkooppunten dan ik had gedacht.
Waar wij zitten lijkt het een gewoon leuk oud Frans stadje.
Wanneer we Lourdes uit rijden komen we onze Harleyrijder voor de derde keer tegen ;-) Hij groet nu helemaal wild enthousiast. Volgens mij ziet hij het als zijn taak de hele dag rondjes te rijden en alle vreemde motorrijders welkom te heten.
We rijden via Tarbes naar Auch , over strakke rechte wegen. De weg voert door Auch, waar een gigantische kathedraal staat. Het is bijna een absurd gezicht: net het huis van een reus temidden van een kabouternederzetting.
Je kunt hem nog heel lang in je spiegeltje boven de stad uit zien torenen.
Van Auch voert de weg een stukje naar Toulouse, over een saaie brede weg, en dan slaan we af richting Montauban , waar de weg smaller en spannender (bochten bochten) wordt.
In Montauban worden we de rondweg opgeleid, en wanneer we daarvandaan de N20 oprijden is het verschrikkelijk gaan misten. Ik zie echt helemaal niets meer door mijn vizier. De auto's om me heen blijkbaar wel, dus ik moet wel een snelheid van zo'n 80-100 km/u aanhouden.
Ik zeg tegen Ernst dat ik niks meer zie, maar die verstaat het niet. Ik kan niet stoppen, want ik zie een plekje om te stoppen pas op het moment dat ik er alweer bijna voorbij ben. Ik moet keihard remmen voor een plotseling opdoemende rotonde: ik kon het bord niet zien, en de rotonde zelf zie ik veel te laat. Ik zie dit niet meer zitten :-(
Gelukkig wordt de mist dan iets lichter, zodat ik een plek zie waar ik kan stoppen. Vizier schoonmaken, en verder.
Het oorspronkelijke plan was om vanuit Cahors via een prachtig kronkelend wit weggetje naar Figeac te rijden, en dan door naar Aurillac. Maar ik heb het met deze weg gehad: ik wil er zo snel mogelijk af.
Daarom gaan we rechtstreekser, en slaan af bij Caussade, en dan richting Limognes over de D19.
Langzamerhand trekt de mist op, en wordt de weg mooier en mooier. Het is inmiddels donker geworden, maar de dorpjes zijn goed te zien, net als de enorme hoeveelheid muurtjes, van stenen die nog steeds overal liggen.
Dt is een gebied dat helemaal in cultuur gebracht is (overal muurtjes dus), maar dat toch heel woest aandoet: stekelige bomen en struiken overal, heuvelig, en geen biljartlakengroen gras, maar dorre gele stukken gras afgewisseld met drassige stukjes.
In Cajarc rijdt Ernst naast me en vraagt of het geen goed idee is om hier te eten, omdat ik volgens hem moe ben (het is weer donker, dus ik zie weer geen steek door mijn vizier). Ik zeg dat ik in ieder geval nog door wil naar Figeac, want als we nu gaan eten is iedereen uitgeput en is het niet slim om daarna nog veel verder te rijden.
In Figeac rijden we het centrum in, en zetten de motoren op een pleintje met zo'n overdekte markt. Van daar uit lopen we de stad in, maar, wat vreemd is, we vinden geen restaurants! Wel een pinautomaat gelukkig, die we ook hard nodig hebben, maar niks waar we kunnen eten.
Tenslotte zien we tussen de bordjes die naar bezienswaardigheden wijzen ook bordjes naar een restaurant, en die volgend komen we uiteindelijk bij een pizzeria uit (verder was er nog een creperie en een duur restaurant, en dat was het!). Heel vreemd: een prachtige middeleeuwse franse stad, met maar drie restaurants!!!
Hier blijkt dat Ernst helemaal op is, doodmoe, te merken aan het feit dat hij van te voren denkt dat het eten wel niks zal zijn. Als die negatief is, is alle energie op.
Gelukkig is het eten overheerlijk, dus iedereen komt weer een beetje bij, maar wat ik van te voren al dacht: na het eten zijn we te moe om verder te rijden, en eigenlijk zelfs te moe om een camping te zoeken.
Het toeval wil, dat er een hotel is aan het pleintje (de Place Carnot) waar we de motoren gestald hebben.
De ingang van het hotel blijkt de ingang van een bar te zijn, en daar vraag ik naar twee kamers. Die hebben ze, en ze willen graag weten waar de motoren staan. Ik ben al bang dat dat pleintje verboden is of zo, voor motoren, maar het blijkt zo te zijn dat ze vinden dat die motoren eignlijk binnen horen te staan. Ze zullen hun eigen auto uit de garage halen, dan mogen de motoren naar binnen!
De vrouw van het café loopt met ons mee naar de garage, om een en ander te regelen. Ondertussen vertelt ze trots over Figeac, dat het centrum compleet middeleeuws is, helemaal bewaard gebleven. Het was ons inderdaad al opgevallen dat je overal van die mooie huizen hebt waarvan de tweede verdieping verder uitsteekt dan de eerste, en vaak met zichtbaar vakwerk, en een bovenverdieping die open was zodat die als een soort overdekt balkon fungeert.
Het mooie hier is dat ook vrijwel alle gevels op de begane grond ongeschonden zijn (moet je eens in een willekeurige Nederlandse stad in *de* winkelstraat in het centrum gaan lopen en naar boven kijken. Je schrikt je rot, want dat zijn meestal één en al zeventiende eeuwse huizen, waar ze de een of andere hopeloze winkelpui in hebben geramd).
Ze vindt het heel jammer dat we morgen al weg gaan, omdat Figeac zo mooi is (ik heb haar al beloofd dat we een keer terug komen, dus die belofte moet een keer worden ingelost!), en als ik zeg dat we dan nu nog maar even een stadswandelingetje gaan maken, biedt ze haar diensten als gids aan ;-)
Ze laat ons de kopie van de steen van Rosetta zien die ontcijferd is door Jean-François Champollion die in Figeac leefde.
Ze wijst ook een aantal huizen aan die haar favoriet zijn.
Dit is wel de allerleukste manier om een stad te bekijken: rondgeleid worden door iemand die zo weg is van haar eigen stad ;-)
We zitten dus in een Middeleeuws huis, een hotel met 5 kamers. Trap in het midden, en telkens voor en achter een kamer.
Hans, Steffen en Pernette kijken op de voorkant uit; wij op de achterkant, wat heel speciaal is, want we kijken uit in een onwaarschijnlijk smalle steeg (een stuk smaller dan onze kamer), en het huis tegenover ons heeft op de hoek, ter hoogte van ons (derde verdieping) een hele mooie kop als versiering. Alleen maar te zien vanuit onze kamer ;-)
We drinken nog even wat in de bar, bekijken de foto's, ik laat me nog even vrijwillig plagen door de stamgasten (Wist je dat hij net je motor verkocht heeft?) (ik antwoord maar dat hij er vast niet veel voor heeft gekregen), en dan gaan we slapen.
Altijd als we besluiten in een hotelletje te overnachten hoop ik op zo'n gedoetje in een heel bijzonder pand, en met hele aardige eigenaars. En nu, zonder zoeken, maar volledig door het toeval gevonden, zijn we precies in zoiets aangeland!
Figeac, je zult me weer terugzien!