Hospital de Benasque
Vandaag proberen we een bergwandeling te maken.
Dat betekent hier: klimmen.
We bereiken de Torrente Gorgutes, en dan geven we het op. Het is hier een paradijs voor wie van bergwandelen houdt!
Dit reisverhaal begint met dag 1.
dinsdag 31-8-2010
Het ontbijt is in het cafetaria (de ruimte bij de bar), waar je aan houten tafels zit. Ook hier, net als in het restaurant, is overal houtsnijwerk.
Er is een soort van buffet, en de koffie bestel je aan de bar. Koffie in Spanje is altijd goed, en het ontbijtbuffet is geweldig, zeker voor Spaanse begrippen. Sinaasappelsap, ananassap, allerlei soorten broodjes, roerei, gebakken spek, allerlei vleeswaren, een super ontbijt!
Bij de receptie liggen folders met wat wandelingen er in, op een tamelijk vaag kaartje. We gaan zo'n wandeling uitproberen. Een klein stukje, zeggen we tegen onszelf: dit is een uitrustdag!
De wandeling waarvan we een stukje gaan doen loopt naar het Ibon de Gorgutes. Dit kaartje laat het erg mooi zien (veel beter dan het kaartje dat we bij ons hadden).
We lopen daarom de Plano del Hospital op, de vlakte waarin het hotel ligt, en die gevormd is door de Rio Esera.
Overal bloemen, zoals deze wilde Campanula's.
Er groeien hier absurd veel verschillende bloemen, die we lang niet allemaal thuis kunnen brengen. In de vroege zomer moet het hier helemaal één kleurzee zijn: eind augustus is tenslotte nou niet bepaald de bloeimaand, zelfs niet hoog in de bergen.
Dit is, als we het goed hebben opgezocht, de Stengelloze Zilverdistel.
Dit is een Crocus-achtige bloem. Misschien een Herfstijloos?
We zien ook veel kleine bruine vogeltjes: altijd moeilijk thuis te brengen. Er zat in ieder geval een Alpenheggemus tussen (Prunella collaris), en een flink aantal Citroenvinken ( Carduelis citrinella).
De Rio Esera houdt zich, uiteraard, niet netjes aan één waterloop hier op de Plano del Hospital, zodat je voortdurend kleine stroompjes oversteekt.
Soms kun je gewoon springen, soms zijn er stapstenen, en soms is er een bruggetje.
Dan wordt het klimmen, en ik merk dat ik geen enkele conditie heb.
Bijna ter hoogte van de weg is er een rots die tot zitten uitnodigt. De rots is begroeid met vetplantjes.
We klimmen naar de weg, die hier eindigt. Het is eerst even zoeken hoe we hier verder moeten. Er staat een pijl, maar bedoelt die pijl dat je links omhoog moet (na een paar stenen lijkt dat in stekelige struiken te eindigen) of rechts omhoog (waar een soort waterval van rotsblokken ligt)?
We kiezen voor de waterval van rotsblokken, en ik merk hoe moeilijk klauteren gaat. Ik kan lastig m'n evenwicht bewaren, en vorder heel traag.
Hier denk ik er al aan om op te geven: het klauteren gaat heel erg moeizaam, en ik heb hoogtevrees, wat het er niet beter op maakt.
Een hagedis die mooi zit te wezen op zo'n rood gekleurd rotsblok is een mooie gelegenheid om even uit te hijgen.
Stenen met gekleurde strepen wijzen ons de weg, maar het is niet altijd duidelijk hoe je moet lopen.
Het is ook een poos onduidelijk of we op de juiste weg zitten, maar na verloop van tijd verschijnt er een houten bruggetje, en wordt het pad duidelijker, en ook iets gemakkelijker.
We horen gefluit, bijna als van een roofvogel, maar dan eentje die ik niet ken. Het blijkt een Marmot te zijn, die op een rotsblok boven het Plano del Hospital zit, het dal waar ons hotel in ligt.
Hij zit daar als the Lion King boven zijn rijk, om aan alle andere Marmotten duidelijk te maken dat dit allemaal van hem is.
We klimmen langzaam door. En soms word je dan getrakteerd op dit soort geweldige uitzichten. Beneden zie je het hotel liggen, en je krijgt gevoel voor de hoogte die je inmiddels hebt overbrugd.
Onderweg zien we ook veel vlinders, zoals deze oranje.
Of deze bijna zwarte.
We klimmen verder. Steeds als ik geloof dat ik het niet meer verder red is er een volgend punt om te proberen te halen: wat ligt er voorbij die blinde bocht? Als we nou bovenaan dit hellinkje zijn?
Steeds ook is er een grote steen om even op uit te rusten, en dat geeft weer energie om verder te gaan.
Er is ook de belofte van een meer, waar we langs zouden komen. Het zou toch mooi zijn als we dat zouden halen.
Op een gegeven moment zitten we uit te hijgen op een grote steen, en ben ik er van overtuigd dat we toch maar terug moeten. Het water is op, we hebben niets aan eten bij ons, ik ben totaal ongetrained, en in erg slechte conditie: verdergaan is gekkenwerk.
Op dat moment komen er twee mannen boven, vanuit een steil dennenbos. Ze lijken totaal niet moe.
Het zijn een Engelsman en een Amerikaan, die een gedetailleerde kaart bij zich hebben. De Engelsman komt hier al jaren, en heeft dit jaar z'n Amerikaanse vrienden uitgenodigd. De Amerikaan en wij zijn het er over eens dat het Hospital de Benasque een unieke plek is, en ook dat het eten niet tipt aan de standaard die ze zetten wat service en ambiance betreft.
Het meer is nog heel erg ver weg, vertellen ze vrolijk, en dan stappen ze op, kwiek en energiek
Wij blijven nog even uithijgen, en genieten van het uitzicht.
Het Hospital de Benasque ligt nu heel diep beneden ons.
En het is natuurlijk leuk om de motoren door de verrekijker te kunnen zien staan, van boven.
Steeds is er onderweg iets te zien. Ernst ontdekt deze twee.
Of deze hagedis.
In de tuin vind ik er niet veel aan, maar als je ind e bergen zo'n wilde Iris vindt zijn ze toch wel erg mooi!
OK, dat meer halen we niet, besef ik, maar ik laat me nog niet kennen; een klein stukje verder moet toch lukken!
We klimmen verder. Het blijft lastig om een punt te vinden dat als eindpunt kan dienen, ook al weten we nu dat het bergmeer niet haalbaar is.
Tenslotte, na lang zwoegen, komen we aan bij een bergbeek met waterval, de Torrente Gorgutes. Dit is het perfecte eindpunt, besluiten we.
Ik zie op deze plek nog een Slechtvalk ( Falco peregrinus) en een Steenarend (Aquila chrysaetos).
We zijn nog even jaloers op de koeien die hogerop moeiteloos door dit landschap dwalen, maar proberen dan te beseffen dat we trots mogen zijn op de afstand die we hebben afgelegd. Toen ik 5 jaar geleden dat zware motorongeluk had, had geen van ons kunnen dromen dat ik dit nog ooit zou kunnen.
Naar beneden is gemakkelijker dan naar boven, behalve waar het steil en glad is, en dat is op nogal wat plekken.
Af en toe zijn er mooie houvasten in de vorm van dode bomen.
We zijn helemaal op als we bij het hotel komen.
We bestellen op het terras buiten bier en ham en tortilla de patates. En ik vraag of het mogelijk is om een extra nacht te blijven: morgen zullen we spierpijn hebben! Dat is gelukkig geen probleem.
Ik typ dit verhaaltje op onze kamer; beneden horen we gezellig Spaanse geluiden vanaf het terras van het cafetaria.
's Avonds eten we voor Spaanse begrippen extreem vroeg: om 1/2 9. We hebben genoeg aan wat tapas en bier en salade.
Om een uur of tien vallen we al in slaap.