Col de Menée - St Pons de Thomière
We kunnen nog even van de Col du Menée genieten, maar het duurt niet lang voor we het dal van de Rhône moeten oversteken.
Daarna komen we in de Cevennen terecht, die we via allerlei kleine weggetjes doorkruisen.
Na de Cevennen komen nog een aantal heerlijke scheurwegen, en we eindigen de dag in St Pons de Thomière, in Les Bergeries de Ponderach, in een oude wijnboerderij.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
zaterdag 28-8-2010
Er is een vreemd opgesteld buffetontbijt, wat tot opstoppingen en bijna-botsingen leidt, maar het ontbijt is verder prima.
Bij het afrekenen klagen de gasten vóór mij over het weer, en met name over de mistral. De hotelière wordt bijna boos. Morgen wordt het prachtig weer, waar klagen ze over?
Als ik, wanneer het mijn beurt is, zeg "c'est comme ça dans les montagnes" is het ijs gebroken. Ze heeft het niet zo op klagende gasten ;-)
Dan vertrekken we van Hotel du Mont Barral in les Nonières.
We zitten nog steeds op de D120, naar het zuiden. De rotsen die gisteren zo mooi in de avondzon kleurden doen het ook in het ochtendlicht niet onverdienstelijk. Het is de Cirque d'Archian.
Het is heerlijk rijden. Het waait (de mistral dus), er zijn wolken en er is zon.
We zijn weer enigszins in de bewoonde wereld aangeland, en de huizen zijn erg Frans.
Via Chatillons-en-Diois, de D69 en Luc-en-Diois komen we op een heel smal weggetje, de D61a.
Dat weggetje steekt eerst een heel smal riviertje over: het allereerste begin van de rivier de Drôme.
Even later is er een waterdoorsteek: het allereerste zijriviertje van de Drôme, de Torrent de la Béous.
Ik geef veel te hard gas, en m'n achterwiel maakt een enorme zwieper, terwijl precies op dat moment Ernst bijna naast me rijdt. Gelukkig ga ik niet onderuit: ik zou zo Ernst hebben meegenomen...
Dan komen we op de D61. Een heerlijke weg, die eerst, vol bochten, omhoog gaat naar de Col de Prémol. Niet echt een pas met haarspelden; wel een heerlijke weg, met heel weinig verkeer.
Na de Col kom je in het dal dat de rivier de Establet heeft uitgesleten.
Je daalt en daalt en daalt... In het begin is het dal smal, zoals hier.
De Establet komt uit in de Oule. Het dal is dan breder, en je daalt nog steeds.
Hier en daar een plaatsje, maar nog steeds lekker rijden, en niet druk.
Via Rémuzat komen we in de Gorges van de Eygues.
We stoppen voor een kleine pauze en we zien meteen Vale Gieren (Gyps fulvus) boven de toppen vliegen.
Waar loodrechte rotswanden zijn, en een beetje warmte, zie je Vale Gieren. Alvast een voorproefje van Spanje!
We zijn ooit een andere keer op deze plek geweest, herinner ik me, met de auto.
Als we verder rijden besef ik wat een ellende dat was, hier met de auto rijden: wat een perfecte bochten, en wat een fest om die op de motor te kunnen doen!
Wat een landschap ook, met onderweg ook nog een plaatsje, St May, bovenop zo'n rotswand.
Er rijden hier heel veel motorrijders: het is een brede weg met bochten. Helaas is er wel erg veel verkeer.
Na Nyons wordt het afzien, had ik me voorgesteld, maar het valt mee.
We rijden over tamelijk rechte wegen, met toch af en toe een bocht, maar vooral met niet al te druk verkeer.
Het waait hard, van opzij. De bordjes geven al aan dat dat wel vaker het geval is, en je kunt het ook al aan de krom gegroeide bomen zien.
Links en rechts van de weg wijstokken, tot zover het oog reikt.
Die wijnstokken produceren de wijn van de Côtes du Rhône.
We komen onderweg caves tegen in alle soorten en maten. Van schuren langs de weg tot nepkastelen. Overal kun je wijn proeven, maar wij zijn onderweg, op de motor: we willen zo snel mogelijk door die Côtes du Rhône heen!
We rijden lang, door de wind, over de vlakte, via de D94. Dan is daar eindelijk de brug over het Canal de Donzère Mondragon, dat een afsteekje vormt voor een gedeelte van de Rhône.
Het einde van het Rhône-dal is in zicht, want het strekt zich verder uit naar het oosten als naar het westen hier.
Tussen het kanaal en de rivier rijden we over een weg met platanen aan weerszijden. Op de een of andere manier geeft dat het gevoel dat je in het zuiden van Frankrijk bent aangekomen (en dat is dan ook het geval).
Tenslotte rijden we de Rhône over. Hij is hier al heel erg breed.
We zijn al een poos aan het uitkijken naar een plek om te eten.
Dit restaurant-routier, met z'n "n" in spiegelschrift, alsof het Russisch is, doet het al een poos niet meer.
We vinden tenslotte, na een flink aantal saaie kilometers over de N86, een McDonald in Bagnols sur Cèze.
Het is er spitsuur.
We zitten buiten, en de mistral waait bij allerlei mensen het eten van de tafels.
Even verderop zit een Harleyrijder, met dochtertje. We zien ze even later wegrijden. Ze is misschien niet op z'n allerveiligst aangekleed, maar zo'n ritje naar de McDonalds zal voor haar een herinnering worden die ze nooit meer vergeet.
We stappen weer op, en moeten nog even doorbijten over de N6.
Het voordeel is dat er langzamerhand bochten in de weg komen, en het terrein wordt weer geaccidenteerd: we zijn uit de vlakte van de Rhône!
Via Alès komen we in Anduze, waar we langs de Gardon rijden, de D907 op, richting noordwesten.
De D907 begint al als een mooie weg, langs de Gardon, en hij wordt alleen maar mooier. Bocht na bocht na bocht rijd je hier.
We houden pauze in een schaars stukje schaduw langs de weg: het is warm geworden!
Tenslotte splitst de Corniche des Cévennes zich af van de D907.
Wij blijven op de D907 rijden: meer in het landschap vergeleken met de erboven lopende Corniche.
De D907 is nu veel smaller geworden, en blijft lang de Gardon volgen.
Tenslotte slaan we linksaf, de D19 in. Een gevaarlijke weg, zeggen de bordjes.
De weg is in ieder geval heel smal, en klimt in rap tempo omhoog, met veel uitzicht naar de weg naar beneden en de rest van het landschap.
Je rijdt hier door de brem: als die bloeit zal het hier knalgeel zijn overal.
Bovenop komen we een aantal motorrijders tegen, die daar staan uit te hijgen. Dit is de Col Salides, lees ik later.
Wij rijden naar beneden, naar het zuiden, over het smalle haarspeldende weggetje.
Na de haarspelden volgen we het weggetje nog een flinke poos, door een dal. De brem maakt plaats voor varens.
Tenslotte komen we op de bredere D18 uit, en door een verkeerd geplaatst punt in mijn route moeten we op een gegeven moment linksaf, in de richting van de Pic de l'Aigoual.
Het was hier dat we deze vreemde automobilist tegenkwamen, een Oostenrijker, die eerst door gasgeven mij probeerde te verhinderen in te halen, wat uiteraard niet lukte, en die toen Ernst van de weg af probeerde te drukken, wat ook niet lukte doordat hij toch bang was voor lakschade.
Het landschap wordt dan heel erg kaal: in het juiste seizoen is het hier vast paars van de heide.
Het vreemde was dat we, ook al doen deze foto's anders vermoeden, veel auto's en vooral veel motorrijders tegenkwamen. Op een gegeven moment zie je dan deze masten opdoemen.
Verderop een gebouwencomplex en een druk bezette parkeerplaats. Er is hier een meteorologisch observatorium, en dat trekt blijkbaar veel kijkers.
De weg eindigde daar, bij het observatorium: wij reden weer terug.
We rijden via de D986, en slaan dan af de D710 op. Een weggetje met veel bochten.
Behalve veel bochten heeft het weggetje helaas ook veel grind in die bochten.
Ergens, wanneer we door het bos rijden, steekt vlak voor me een Havik over. Een enorm beest, en we hadden bijna een botsing met elkaar!
Je rijdt hier door het Parc Nationale des Cevennes, en daarna door het Parc National des Causses des Cevennes.
De uitzichten zijn fenomenaal.
We komen uiteindelijk in St Jean du Bruel, waar we een heel smal weggetje nemen naar Nant.
Daar rijden we via de D55 naar het zuiden, door een droog heuvelig landschap. De weg is iets breder, maar ik was blij dat ik deze bus nog voor de bocht tegen kwam.
We houden pauze bij een smal zijweggetje, waarvan we ons niet kunnen voorstellen dat er veel verkeer langskomt. Het tegendeel; blijkt het geval te zijn.
Het mooie is dat ik achteraf zie dat we hier bij een van de toegangsweggetjes stonden naar La Couvertoirade, een van de allermooiste dorpjes van Frankrijk, uit de tijd van de Tempeliers.
Hier twee automobilisten die elkaar tegenkomen op het eenrichtingverkeers weggetje, en daar niet moeilijk over doen; integendeel, ze gebruiken de gelegenheid voor een kletsje.
Via de D185 steken we de snelweg over. Altijd een mooi beeld: al die mensen daar in hun eigen wereld, geen weet hebbend van het landschap hier, van de weggetjes, van de geur.
We zitten dan op de D151. Er steken vreemde puisterige witte rotsen uit het droge gras. Een landschap waarin je gemakkelijk aan dwergen en kabouters kunt gaan geloven.
We halen twee motorrijders bij. Ik haal ze niet in want ik zie op de Crocodile dat we zo moeten zo afslaan (in les Rives).
Zij slaan helaas ook af, in dezelfe richting die wij op gaan. De D142.
Ze doen daarna alle mogelijke moeite om niet te worden ingehaald (gas geven als je aanstalten maakt, links op de weg gaan rijden), heel erg flauw.
Uiteraard komen we er toch langs...
De D142 blijkt een absurd mooie weg te zijn. Het landschap is kaal, dus we kunnen alle bochten doorzien. We rijden bocht na bocht.
Het is super asfalt, wel met hobbels en kuilen, maar met perfecte grip, en nergens grind te bekennen.
Onderweg komen we nog dit lieve Volkswagenbusje tegen dat, in tegenstelling tot de motorrijders, vaart mindert en rechts gaat rijden om ons er gemakkelijk langs te laten.
We rijden de D142 helemaal uit. Onderweg komen we nog een Boeddhistisch klooster tegen (te herkennen aan de witte sjaaltjes aan een boom, en vooral dankzij een bord dat er naar wijst).
Deze weg betekent genieten, en dat doen we, en we mogen de hele weg afrijden. Dit is gewoon volkomen super!
Er komt helaas een einde aan de D142. De D35 via Lunas is nog prima te doen, maar op weg naar Bédarieux komen we al in de bebouwing terecht.
Dat wordt nog erger als we de D908 opdraaien, langs de Orb. Hier Lamalou les Bains, waarvan de naam mooier is dan wat wij van het plaatsje te zien kregen.
Pas na Le Poujol wordt het een beetje minder druk. Hier rijden we door Mons, en vanaf dat moment is de D908 zelf een heel erg mooie bochtige weg.
We zijn alleen moe: het wordt tijd om een hotelletje te vinden!
Er dient zich geen enkel hotel aan, althans, geen enkel hotel dat door Ernst wordt goedgekeurd (en terecht).
Ik vraag Ernst om voor te rijden zodat hij kan kiezen waar hij wel of niet wil slapen.
Hij interpreteert mijn verzoek anders, namelijk dat er nu een hotel gevonden moet worden, en hij begint een wilde zoektocht door St Pons de Thomières.
Dat is bepaald niet waar ik op zit te wachten: als ik helemaal op ben: straatjes keren en stijle steegjes door, met de Tenere.
Daarom ga ik weer voorop rijden. De stemming is inmiddels enigszins tot het nulpunt gedaald.
Ik rij St Pons de Thomière uit, en zoals dat vaker gaat: als je er echt aan toe bent is de oplossing om de hoek. Na de eerste bocht is er een bordje dat naar een hotel wijst.
Je moet via een afrit naar beneden, en daar staat een enorme boerderij, met wat auto's buiten de poort.
Ik loop naar binnen, over de binnenplaats naar een receptie, en vandaar, omdat ik niemand kan vinden, de keuken in, en dan komt er een hele aardige meneer naar me toe, die vertelt dat hij eigenlijk alleen nog een vierpersoonskamer heeft, maar dat hij die voor een speciale prijs kan aanbieden, inclusief avondeten, wijn en ontbijt. En de motoren mogen in de garage, zegt hij nog voor ik op het idee was gekomen er naar te vragen.
We eten buiten, onder een afdak, met zicht op de sterren.
De kaart laat vrijwel niets zien wat wij lekker vinden, maar met een speciaal voor Ernst samengesteld voorgerecht (tomaat met ui), een geitenkaas-salade voor mij, voor beiden de Magret de Canard die voor vandaag op het menu stond (en die ik heel erg lekker blijk te vinden, maar dat ligt volgens mij vooral aan de kok hier), en fromage toe voor mij, is het een superlekker diner.
Onze gastheer is echt een perfecte gastheer. Hij spreekt naast Frans ook uitstekend Engels, zorgt er voor dat iedereen zich op z'n gemak voelt, en hij is niet alleen een heel erg plezierig iemand om mee te praten, maar hij laat z'n gasten ook steeds op het juiste moment weer met rust.
Een geweldige plek hier, ik kan het iedereen aanbevelen!
Het hotel heet Les Bergeries de Pondérach, en het heeft - helaas - nog geen website.
De kamer heeft een eigen halletje, een mooie badkamer, vochtplekken in het plafond, en een inglenook (zo wordt zo'n enorme haard, met ruimte om te zitten, in Britse programma's over huizen "in the country" genoemd).
Ik vind het echt verschrikkelijk mooi hier.