Cormet de Roselend - les Nonières
De Cormet de Roselend blijkt naar het zuiden toe afgesloten te zijn, en op de terugweg rijden we door dikke mist en later regen.
We rijden via de Col du Télegraphe en de Col du Galibier, en zelfs de weg richting Bourg d'Oisans blijkt een aangename verrassing.
Via ondermeer de Col d'Ornon komen we uiteindelijk aan op de Col de Menée, waarna we in Les Nonières een hotelletje vinden.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
vrijdag, 27-8-2010
Om 7 uur staan de fietsers en wandelaars op; wij om 1/2 9.
We ontbijten met stokbrood, boter en koffie, en dan gaan we op weg.
Eerst rijden we het weggetje van Auberge de la Nova terug naar de pasweg en werpen we een laatste blik op dit prachtige plekje.
Het druppelt, maar het ziet er lichter uit in de richting die we op gaan, naar het zuiden.
Even verderop een staat bord: Route barrée. We rijden gewoon door: met de motor lukt het meestal wel om er door te komen.
Een kilometer of 5 verder staat een vrachtwagentje dwars op de weg, om het verkeer tegen te houden. Verderop zien we wegwerkers.
Ernst loopt naar ze toe om te vragen of we er langs mogen, maar er blijkt een hoogwerkertje naar beneden gelazerd te zijn, en die zijn ze naar boven aan het takelen.
Daar kunnen we niet langs, en ze zullen minstens 2 uur bezig zijn, is de verwachting.
Achter ons zijn al een aantal auto's aangekomen. Die kunnen hier niet keren, en zullen hier uren moeten wachten. Wij kunnen gewoon terugrijden.
Een van de automobilisten maakt ruzie met de opzichter: er zou geen bordje hebben gestaan...
Nu zullen we de regen tegemoet rijden: we trekken de regenspullen aan.
Op de terugweg rijden we weer langs het bordje. Het stond er bepaald niet voor niets, en ook bepaald niet onzichtbaar...
Het gaat harder regenen, en dan rijden we in hele dikke mist.
Ik rij stapvoets voorop en kan op een gegeven moment echt niets meer zien. Tenslotte zet ik m'n bril (voorzien van binnenbrilletje, zodat de mistdruppels tussen de beide glazen blijven zitten) af.
Ernst gaat voorop rijden, en ik volg z'n achterlichtje.
We komen weer langs het meer als de mist iets is opgetrokken. Overal zwarte wolken, en mist boven ons: volslagen anders dan op de heenweg!
We rijden weer door Beaufort, en rijden daar door via de D925 naar Albertville, in de stromende regen.
Een vrachtwagen met hout, vol lichtjes (helaas zie je ze op de foto nog minder dan ik ze in de regen zag; je ziet wel meer weg dan ik zag), rijdt voor me, en hij rijdt behoorlijk door. Hij is mijn perfecte gids (tot hij wordt opgehouden door een personenautootje).
Bij Albertville rijden we via een tamelijk rechte weg dwars door allerlei dorpjes. Veel verkeersdrempels, overal 50.
Tenslotte komen we uit op de N6. Die is lang en saai en vrij druk.
Maar de regen wordt steeds minder.
Het duurt eindeloos lang voor de Becker eindelijk meldt dat we er af mogen.
Eindelijk rijden we dan de Col du Télégraphe op.
Als tegemoetkomend verkeer krijgen we een enorme stroom Landrovers die een ritje in de regen rijden, en motorrijders ophouden.
Voor ons is er een rij auto's achter een camper.
Het is zo druk en de weg is zo nat en ik kan zo weinig zien dat ik besluit niet in te halen.
Een Duitse motorrijder achter ons geeft het goede voorbeeld en haalt alle auto's in één keer (tamelijk onverantwoord, dat wel) in. Ik zie hem met jaloezie de bochten tegemoet rijden zonder verkeer voor zich.
Dan komen er stukken waar ik steeds een of twee auto's in kan halen, en tenslotte, nadat we nog een brommertje voorbij moeten, rijden we alleen.
Al snel arriveren we bovenop de Col. Het is dus meer een colletje, maar het colletje heeft wel erg mooie bochten, en een erg mooi uitzicht op een fort, nu in de mistflarden.
Bovenop is een gedoetje waar we stoppen om koffie te drinken.
Het blijkt al 1/2 1: we nemen er meteen maar een menuutje bij.
We zitten daar tussen mede-motorrijders. Iedereen heeft extra stoelen nodig om de natte spullen te drogen te hangen.
Terwijl we binnen eten trekken de wolken weg en wordt alles blauw, en even later zitten we weer in de mist, maar het blijft droog.
Mijn regenbroek lekt door, zodat precies de binnenkant van de pijpen en het kruis nat zijn.
Er stoppen veel motorrijders hier bovenop de pas. Vaak maken ze een foto van hun motor bij het bordje met de naam van de pas, zoals deze R80 Basic-rijder.
Het is een erg mooi en aangenaam plekje hier, voor een lunch. Aan te raden bij elk soort weer!
Dan rijden we verder, met alleen de regenjas: de regenbroeken bergen we op. Het is droog. Op naar de Col du Galibier!
Eerst kom je dan door Valloire, een wintersportplaatsje, met nu overal rugzakkers die bergwandelingen maken.
Bij het uitrijden van Valloire komen we al de ene na de andere motorrijder tegen. De Col du Galibier is duidelijk erg geliefd.
Je rijdt eerst vrij lang door een dal, maar tenslotte beginnen de bochten.
Ook onze richting uit komen we veel motorrijders tegen.
Deze Scooterrrijder was hopeloos: heel hard gas geven uit de bocht, en dan kruipend de bocht door. Tsja, dan wordt het inhalen *in* de bocht...
Het is een woest landschap: hoge bergen met puinhellingen.
Het is altijd leuk om overal motorrijders tegen te komen. Hier op de Col du Galibier zie je meer motorrijders dan automobilisten.
Heel vreemd, die natuurlijke puinhellingen, met die kartels erboven.
Tenslotte rij ik, op aanwijzingen van de Becker, bijna de tunnel in. Net op tijd zie ik dat er een veel aantrekkelijker optie is: de pasweg loopt boven de tunnel. Die nemen we!
De pasweg heeft nauwe haarspelden, is afschuwelijk hoog, en steeds is er een afgrond vlakbij. Ik kijk strak op de weg en haal het. Dit is geen pas voor hoogtevrees!
Maar wat een ongelofelijk mooi weggetje!
Tenslotte kom je dan aan bij het stoplicht dat het verkeer regelt dat uit de tunnel komt of door de tunnel wil.
Ook aan deze kant naar beneden is de Col du Galibier bijzonder de moeite waard.
De zuidkant van de pas is veel korter dan de noordkant. Deze motorrijders willen nog even van het uitzicht genieten. Wij rijden door, en voor we het weten zijn we aan het einde van de pasweg.
Wanneer je beneden aankomt, vanaf de Col du Galibier, kom je terecht op een andere col: de Col du Lautaret. Die loopt over de D1091 waar je op uitkomt, die tussen Briançon en Les Deux Alpes loopt.
Die weg (heet ook wel de N91) is rood op de Michelinkaart, en we moeten hem vrij lang volgen, dus ik bereid me voor op een saai stuk rijden.
Maar de N91 blijkt erg mooi en aangenaam te zijn. We beginnen met de afdaling van de Col du Lautaret, in grote haarspelden.
Er is weinig verkeer, en wat er rijdt kun je gemakkelijk inhalen.
Na de Col du Lautaret rijd je door de Combe de Malaval. Overal om ons heen besneeuwde bergen.
Hier en daar rij je even door een tunnel.
De Barrage du Chambon levert een groenblauw meer op dat mooi contrasteert met de bergen er omheen.
Soms komen de rotswanden aan weerszijden van de rivier dichter naar elkaar toe, en rij je door een gorge.
Vlak na Alpe d'Huez slaan we linksaf, een kleine pas op, de Col d'Ornon.
Hij begint prachtig, als een smal weggetje langs loodrechte rostswanden.
Verderop rij je door een vrij breed dal, met aan weerszijden uitzicht (links het Massif des Écrins).
Het is hier bijzonder aangenaam rijden, en het wordt warm. We hebben uitzicht op rotsen met schuine grijze stroken.
Ik spot een paar picknicktafels, en daar stoppen we. Ons water blijkt bijna op: we moeten een benzinestation zien te vinden binnenkort.
We drinken en eten wat. Er komt een fietser aanrijden, een Nederlander. De auto van z'n vriendin staat er maar de vriendin zelf is nergens te zien. Ernst had haar nog even gezien toen we hier aankwamen.
De fietser wordt langzamerhand ongerust: haar telefoon doet het niet, en ze duikt maar niet op.
We wensen hem sterkte en succes als we wegrijden, en dan zien we een paar kilometer verderop later de vriendin lopen.
Ernst rijdt terug om te vertellen dat de fietser z'n vriendin tegemoet kan fietsen, maar als Ernst terug naar mij rijdt ziet hij haar een bospad induiken, zodat Ernst weer terug moet om te zeggen dat de fietser bij de auto moet wachten.
Eind goed al goed ;-)
Tenslotte eindigt de colweg, en rijden we via allerlei kleine weggetjes.
Ergens onderweg komen we deze overdekte brug tegen, waar we een riviertje oversteken.
Er is erg weinig verkeer op de weg, maar het blijft uitkijken. De actie van dit busje, achteruit de weg oprijden, naar me kijken, en dan doorrijden in plaats van stoppen of weer even vooruit, verraste me nogal.
Als je op de Crocodile rijdt heb je veel minder idee waar je bent dan wanneer je de route met de kaart probeert te rijden. Ik probeer aan de hand van de borden die we tegenkomen nog een beetje gevoel te houden voor mijn plaats op de kaart.
We blijven overal om ons heen de bergen zien.
Voortdurend zijn er hier bochten om van te genieten.
Bij de Pont de Cognet steken we de Drac over. De Drac loopt daar in een kloof.
Ook nadat we de kloof zijn overgestoken blijven de vreemd gevormde rotsen ons nog vergezellen.
Af en toe is de weg vlak en recht, maar steeds zijn er de bergen om naar te kijken.
We komen weinig bebouwing tegen. Soms is er een klein dorpje.
Na zo'n stukje vlakke weg zijn er weer beklimmingen en afdalingen.
Tenslotte rijden we door Clelles, en dat betekent dat we bijna bij de N75 (D1075) zijn.
We zijn eigenlijk al een flinke tijd op zoek naar benzine, en ons water is al op sinds de Col d'Ornon, en we zijn erg hard toe aan drinken. De route laat ons de N75 oversteken, en de kans dat we daar snel iets zullen vinden lijkt me klein.
Ik vraag Ernst of hij op z'n Crocodile naar POI's wil zoeken voor benzinestations, maar door de oordopjes is er miscommunicatie, en rijdt hij op goed geluk naar het noorden.
We rijden tientallen kilometers over de N75, en pas in Monestier de Clermont vinden we eindelijk een benzinestation. Met een winkel die flessen water verkoopt.
We drinken samen een volle liter en rijden weer terug met een flinke voorraad.
We hebben op de terugweg een mooi uitzicht op de kammen van de Vercors, met de zon er op.
Dan slaan we, op het punt waar we uitkwamen, rechtsaf, de D7 op.
We kijken steeds vanuit een andere hoek op deze vreemd gevormde berg, de Mont Aiguille.
De D7 loopt via de Col du Prayer naar de Col de Menée.
Het is een erg mooie weg, met zicht op rotsen in verwrongen lagen.
De rotsen lijken zich als wachters over de weg te buigen, alsof ze er voor zullen zorgen dat je niets overkomt.
Het duurt heerlijk lang voor je bovenop de col bent.
Helemaal bovenop is een tunneltje.
Als we uit het tunneltje naar beneden rijden kleuren de rotsen oranje in het avondlicht.
Ik spreek met mezelf af dat we het eerste hotelletje dat er leuk uit ziet gaan proberen, en om 1/2 7 vinden we er eentje, Hotel du Mont Barral.
De kamers hebben allemaal een terras met grandioos uitzicht over een dalletje en de bergen aan de overkant. Ik zit dit te typen op dat balkon; net zijn de geiten naar huis gebracht, en de laatste zon schijnt op de berg tegenover ons.
We kunnen hier vanavond ook eten (erg lekker), er is een bad, en de kamer is enorm.
Er staat zelfs een kinderledikant, dat we als droogrek hebben ingericht voor alle natte spullen (via je hals en nek wordt uiteindelijk alles kletsnat).
Toen de bazin van het hotel me de kamer liet zien, waarbij je buitenom langs het zwembad loopt, kwamen er twee mensen uit dat zwembad lopen. Ze werden meteen gekapitteld: ze liepen via de ingang naar buiten in plaats van via de uitgang!
De bazin bleef mopperen: ze had het ze zo duidelijk uitgelegd, en dan nog doen ze het verkeerd. Deze bazin heeft liefst een perfect georganiseerd hotel zonder gasten die de boel alleen maar in het honderd laten lopen, dat is duidelijk. En toch mag ik haar graag ;-)
Na het eten maken we nog een wandeling door het dorp, les Nonièrers. Het is een erg klein dorpje: het wordt een klein wandelingetje.
Hier nog het vooraanzicht van het hotel.