Pontarlier - Cormet de Roselend
We rijden via de Jura naar St Claude, en vandaar verder over de D124.
Via Bellegarde en Annecy rijden we de Alpen in, en vanaf de Col de la Croix-Fry rijden we via de Col des Aravis en de Col des Saisies naar de Cormet de Roselend.
Daar overnachten we in de Auberge de la Nova.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
donderdag, 26-8-2010
We krijgen een Frans ontbijt in Hotel Le Seaugais, en als Ernst om een plak ham vraagt krijgt hij een bord vol plakken.
Onze mede-ontbijters blijken twee scooterrijders te zijn, uit Karlsruhe. Hij heeft een Bandit 1200 en zij heeft geen motorrijbebwijs, en daarom heeft hij ook een scooter gekocht, en nu gaan ze samen op scootervakantie, vanuit Karslruhe.
Geweldig vind ik dat! Het is ook de heerlijkste manier van samen op vakantie gaan: allebei je eigen motor of scooter.
Terwijl we zitten te eten controleert madame Joly, de eigenaresse, steeds of we genoeg hebben en tevreden zijn. De postbode komt langs, en houdt een praatje. Het is duidelijk dat madame Joly bij iedereen bij wie ze spreekt eventjes de zon laat schijnen.
Bij het afrekenen vertel ik Madame Joly in mijn onbeholpen Frans dat ze haar naam eer aandoet (jolie betekent in het Frans aardig, lieflijk, vriendelijk). Ze vertelt me over haar familie: het hotel is door haar grootvader begonnen; zij is de derde generatie die het runt. Een adres om te onthouden!
Als we de bagage naar buiten brengen zien we nog net de twee scooterrijders, zodat we ze uit kunnen zwaaien.
We rijden via een saaie, brede, rechte weg naar Pontarlier, en daarna een komen we op de saaie, lange, rechte D471 terecht.
Er zijn wel mooie Jura-boerderijen te zien, met ver overhangende dakranden om brandhout droog te kunnen opstapelen. De dorpen bestaan uit grote heel vrijstaande boerderijen.
Links en rechts van ons zien we de lokkende glooiingen van de Jura. Frustrerend!
Een stuk voor Champagnole wordt het heuvelachtiger en rijden we meer door het bos, en langs rotswanden.
Bij Champagnole komen we op de N5 terecht, die hier de vorm van een snelweg heeft. We nemen de eerste afslag om er weg te komen, en komen op een smal weggetje terecht, waar deze prachtige boerderij langs staat.
Het is de D84.
We komen op een nog smaller weggetje terecht, de D277, die door het bos slingert.
Uiteindelijk komen we weer op de N5 terecht, maar die is hier erg mooi en bochtig.
Helaas is hij ook erg druk. Het verkeer kruipt vooruit, en ik heb een wit bestelbusje achter me dat z'n uiterste best doet om zich in mijn niet bestaande trekhaak te boren. Pech voor hem, want in zo'n geval laat ik juist extra ruimte voor me open.
Precies op tijd springt een stoplicht voor wegwerkzaamheden op groen (we komen net aanrijden) zodat we voor alle vrachtwagens en slome auto's kunnen komen.
Als je de N5 voor jou alleen hebt is hij heerlijk om te rijden!
We rijden het Parc National du Haut Jura in.
De N5 brengt ons door St Laurent-en-Grandvaux, waar dit mooie huis staat.
We nemen dan de D437 richting St Claude. Dat is een erg aangename weg, door de Jura, met bochten en rotswanden en al.
Het is ook een heerlijk rustuge weg: we schieten zo heel lekker op.
Saint Claude is altijd een raadsel: het ligt heel erg mooi, in een kloof in de Jura, maar het maakt altijd een hele trieste, terneergeslagen indruk. Zou het een oude industriestad zijn? Een oude mijnstad, waar in één klap iedereen werkeloos is geworden?
We rijden Saint Claude uit via de D436, en slaan rechtsaf de D124 op.
Een heerlijk rustige weg, met bochten.
Je hebt hier vaak enorme uitzichten. In de verte bergen met witte schuine rotslagen in de bergen, van dezelfde kleur als de rotsen waar we langs rijden.
Ik stop voor een pauze bij een boerderij. Het is er veel te warm voor een pauze, en er is nergens schaduw, maar het is wel een mooie plek om even een foto te nemen van de SuperTenere naast een roestige trekker van het merk Porsche.
Even verderop vinden we een bankje in de schaduw. Een Nederlandse Harleyrijder komt ons daar gezelschap houden. Hij staat met vrouw en kinderen op de camping, met twee Harleys waarvan een met zijspan, en is nu even in z'n eentje op stap.
Hij weet ons informatie over het weer te vertellen: zowel ten noorden als ten zuiden van ons regent het, en het regenvrije gedeelte trekt langzaam naar het zuiden.
Prima, dat doen wij ook!
Na verloop van tijd verlaten we de (steeds erg mooie) D124, en komen op smallere weggetjes terecht. Af en toe rij je door bos en weilanden, en af en toe is er een dorpje, en steeds zijn er steigingen en afdalingen, met de bijbehorende bochten.
Via die kleine weggetjes komen we op de D1084 naar Bellegarde. Het is een brede weg, met mooie lange bochten. Het gas kan open!
Er is wel af en toe een tegenligger, maar over het algemeen is het erg rustig. Het asfalt is breed en uitstekend: een heerlijke opschietweg.
We rijden door Bellegarde sur Valserine, waar dit huis staat.
We houden pauze in Bellegarde, bij een McDonalds. We zitten met uitzicht op onze motoren. De schaduw van de parasol is hard nodig: het is warm!
We rijden verder, in de richting van Annecy.
De weg is af en toe prima, maar het is druk: zo'n lange vrachtwagen haal je niet even in, in een bocht.
We rijden vlak na Bellegarde de Haute Savoie binnen.
Vanuit Annecy rijden we richting La Clusaz, over een weg die wel mooi is, maar erg druk, en met vooral erg veel sloom verkeer.
Het is dan ook een verademing als we op de D16 terechtkomen, die over de Col de la Croix-Fry loopt.
Zowel naar boven als naar beneden hebben we de Col de la Croix-Fry vrijwel voor onszelf.
De kale bergtoppen laten zien dat we in de Alpen terecht zijn gekomen, en ook de huizen doen erg "Alps" aan.
Dan komen we terecht op de D909, die van La Clusaz naar Flumet loopt, over de Col des Aravis.
Ook een hele mooie weg, maar veel drukker dan de Col de la Croix-Fry. Gelukkig kun je hier goed inhalen.
Zo nu en dan verschijnt de top van een besneeuwde berg in het landschap, ver weg.
We hebben de Mont Blanc in zicht!
Die is heel vaak door wolken omgeven, maar vandaag is de lucht er omheen kraakhelder.
We zijn niet de enige die de Mont Blanc in zicht krijgen: er staan veel auto's aan de kant van de weg, en mensen zijn uitgestapt om 'm te fotograferen.
Wanneer er geen verkeer in de weg zit is deze Col des Aravis een perfecte weg voor op de motor.
Helaas is de weg niet altijd leeg. Vooral wanneer we de afdaling hebben ingezet is het druk.
Automobilisten gedragen zich niet altijd even netjes op bergwegen. Dit exemplaar haalde een fietser in, in een blinde haarspeldbocht. Gelukkig voor de fietser was ik op de motor, en zat ik niet in een auto. Helaas sneed de auto de fietser toch nog bijna van z'n fiets...
De afdaling eindigt in Flumet. Daar rijden we op een rotonde eerst verkeerde kant op. Ik stop langs de kant van de weg, om de kaart te bestuderen. Ernst gaat water halen bij een benzinepomp die kort daarvoor aan de overkant van de weg lag. Ik sta in de hitte te wachten, op een schuin stukje berm, terwijl de auto's langsrazen.
Ik raak tamelijk uitgeput.
We blijken, zoals ik al dacht, te moeten keren wat daar voor mij erg lastig is.
Via een heel steil doorsteekje met hele nauwe haarspelden komen we terecht op de D218b. Ernst stopt onverwacht, weer op voor mij hopeloos punt, om me te laten afkoelen in de schaduw en te drinken te geven. Het is heel hard nodig: ik zak bijna door m'n benen.
Op dat soort momenten heb ik het gevoel dat de Tenere gewoon te hoog is: er zijn zoveel plekken waar ik onmogelijk zelf uit de voeten kan, en hoe vermoeider ik ben, hoe moeilijker ik kan anticiperen, en bedenken hoe ik de situatie kan oplossen.
Bovenop de Col ligt Les Saisies.
Ik vind het altijd een afknapper, een wintersportplaatsje bovenop een col. Juist op de plek, hoog in de bergen, waar je verlost wilt zijn van winkels, drukte, reclame en wat het leven verder zo lelijk kan maken, vind je dat in geconcentreerde vorm.
Maar het uitzicht op de Mont Blanc bij de afdaling van de Col maakt alles weer goed..
Helaas blijft de weg druk. Dit vrachtwagentje schoot vlak voor ons in een haarspeld de weg op, en het heeft een poos geduurd voor we er eindelijk langs konden.
Op een gegeven moment stuurt de Becker ons scherp naar links, en via een paar haarspelden komen we in een dorpje terecht, Hauteluce.
De weg lijkt er dood te lopen: we kunnen niet uitvinden hoe we verder moeten, wat ook wordt bemoeilijkt dat er nogal wat haarspelden zijn waar weer smallere straten of paden op uitkomen.
Ik zie later op de kaart dat er inderdaad een weggetje uit Hauteluce vertrekt: de D70, die een stukje zou afsnijden ten opzichte van de route die we uiteindelijk hebben gereden, maar we hebben die uitgang niet kunnen vinden.
We keren dus weer om, en ik lan trots op mezelf zijn dat ik die lastige haarspelden (een krap bochtje maken terwijl er elk moment verkeer kan aankomen is lastig als je weet dat je ingedraaid op een helling nooit zult kunnen stoppen zonder om te vallen) heb gehaald.
Tenslotte rijden we door Beaufort, ook een wintersportdorp.
Op de foto is te zien hoe ik op de Tenere achter iemand op een sjopper aanrij. Even later zal ik hem inhalen.
Vanuit Beaufort rij je de Cormet de Roselend op, een van mijn lievelingspassen in de Alpen.
Toen ik de sjopperrijder in Beaufort inhaalde was ik blij dat we de direct stijgende pas daarna voor onszelf zouden hebben, maar tot mijn verbazing blijft hij voortdurend dicht achter ons rijden! Dat is altijd geweldig, een medemotorrijder die jouw tempo aanhoudt, en dat het iemand op een sjopper is, is nog leuker: het is beslist een stuk lastiger om al die haarspelden op een sjopper te doen!
Aan de borden die motorrijders welkom heten, bij restaurantjes onderweg, is al te zien dat dit een ideale pas voor motorrijders is.
Je begint in het bos, en klimt in een snel tempo omhoog.
Dan rij je langs het Barrage de Roselend, een onwaarschijnlijk blauw stuwmeer, dat de bergen er omheen weerspiegelt.
Overal langs het meer staan auto's geparkeerd, en mensen zijn er aan het fotograferen, of bewonderen het uitzicht. En terecht!
Na het stuwmeer maakt het bos plaats voor gras. Hier komt de Alpenmelk vandaan van de AlpenmilchSchokolade, als je de wikkels mag geloven.
En nog steeds rijdt de sjopper achter ons aan.
We rijden alle barretjes cq souvenirshops voorbij, en de eerste kale rotsen dienen zich aan.
Dit is de reden waarom de Cormet de Roselend zo'n favoriet van mij is: dat geweldige landschap van kale lichtgrijze rotsen, in schuine lagen, de ongenaakbaarheid.
Om elke bocht is het weer anders. Het landschap wordt woester en woester.
En dan is het of je met elke meter vrijer kunt ademen.
We klimmen hoger en hoger, het landschap wordt woester en woester, en dan zien we de sneeuw op de bergen liggen.
We zitten hier vlakbij de MontBlanc, maar juist daardoor kunnen we hem niet zien: de bergen om ons heen verbergen hem.
Middenin dat woeste landschap staat opeens een rij auto's. We rijden er met z'n drieën langs, en dan blijkt het om werk aan de weg te gaan.
Het leuke is dat dat ons de gelegenheid geeft even af te stappen en een praatje aan te knopen met onze metgezel. We kunnen hem zeggen wat een bewondering we hebben dat hij ons op z'n sjopper kon volgen, terwijl onze motoren veel meer zijn ingericht voor die haarspelden.
Hij is Italiaan, en al wat ouder, net als z'n motor. Hij heeft genoten, zegt hij.
We wisselen e-mail-adressen uit.
Als we tenslotte weer mogen rijden, hebben we de vreemde gewaarwording van door een woest landschap te rijden, op maagdelijk asfalt, achter een vrachtwagen aan.
Na verloop van tijd rijden we langs de plek waar het asfalt wordt aangebracht.
Dat is de plek waar de vrachtwagen voor ons zich bij de wegwerkers voegt.
Dat heeft het grote voordeel dat we de weg nu helemaal voor ons alleen hebben.
Zo nu en dan krijgen we de Montblanc weer te zien (op deze foto zie je 'm net om de hoek verschijnen). Zonder wolken, in een prachtig-blauwe lucht: een zeldzaam uitzicht!
Puinhellingen, rotsen, en stukken begroeid met gras. Om elke bocht ziet deze pas er weer anders uit. Ik kan er geen genoeg van krijgen, en de Cormet de Roselend bestrijkt ook een flinke afstand.
Als we alweer een stukje aan het dalen zijn verschijnt er een weggetje naar links, dat een dalletje in gaat.
Ik ken deze plek van een vorige keer, toen we deze pas vanaf de andere kant deden, en het regende, en koud was, en we aan het einde van dit weggetje een herberg vonden, met warmte en eten.
We zwaaien naar de Italiaan, en slaan linksaf. Er is een groot terrein met campers, caravans en tentjes, en aan het einde daarvan zijn een paar gebouwen. Het laatste gebouw is de Auberge.
Het is een uur of 6. We kunnen hier een hapje eten, maar ik ben moe en het is een fantastisch plekje in de Alpen: het zou prachtig zijn als we hier zouden kunnen slapen, in de Refuge de la Nova.
Ernst gaat vragen of dat mogelijk is. Ik bereid me er op voor dat er geen plek is, omdat het zo'n uniek hotelletje is, waar veel mensen voor reserveren, en omdat het tenslotte nog middenin de vakantietijd is (augustus).
Maar Ernst komt terug met de mededeling dat zowel eten als slapen geen enkel probleem is!
We brengen de spullen naar boven (drie trappen op), en vragen op het terras om een groot glas bier, dat we opdrinken terwijl we naar mensen kijken die een superklein tentje opzetten, maar daar toch behoorlijk veel moeite mee hebben.
Om 7 uur is er eten, en dat houdt in dat je aan een tafel aanschuift.
Er is een tafel met Nederlanders, maar wij hebben het geluk dat we bij twee Fransen komen te zitten, uit St Etienne.
We hebben een bijzonder aangenaam gesprek, over taal, over chambres d'hotes, over haar broer met wie het niet goed gaat (ongelofelijk dat je, met de handicap van een taal die je niet goed kent, met wildvreemde mensen dat soort gesprekken kunt hebben!), over Nederlanders in den vreemde.
Er is groentensoep, draadjesvlees, mediterrane aardappeltjes, witte wijn uit de Savoie, en bosbessentaart. Heerlijk!
Na het eten, als het al donker is, maken we een wandeling richting Mont Blanc. Er zijn ongelofelijk veel sterren te zien.
We komen twee wandelaars tegen die vertellen dat ze Aigles, Steenarenden, hebben gezien. Even later zien we er zelf één, die door een Raaf wordt weggejaagd. Ik kan mijn ogen bijna niet geloven.
Op de foto kijk je terug: het lichtje in de verte is de herberg.
Als we verder lopen krijgen we de Mont Blanc in zicht, die in het donker licht lijkt te geven.
Hij staat vaag op de foto, want het was inmiddels al volkomen donker geworden.
Wat een dag!