Requista - thuis
Het stuk van Requista tot Clermont-Ferrand is erg mooi rijden.
Dat stuk wordt symbolisch afgesloten wanneer we, tijdens een stop, met beide motoren omvallen.
Vanaf dat moment rijden we over rechte wegen naar huis, met ter afwisseling een groot aantal motorrijders rond Nevers, voor de Bol d'Or die op dat moment plaatsvindt.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
vrijdag 10-9-2010 en zaterdag 11-9-2010
Als we opstaan is er een dikke mist. Heel dik: je kunt maar een paar meter voor je uit kijken.
We ontbijten lekker, in Auberge la Planquette. Ons medegezelschap zijn de motorrijders die we gisteren tijdens het eten zagen, maar ze geven geen enkele sjoege als we ze groeten. Bang voor een gesprekje met collega's blijkbaar ;-)
Als we daarna onze spullen hebben ingepakt is de mist geweken: we kunnen wegrijden met een blauwe hemel boven ons.
Gisteren was mijn plan om eerst een flink naar het oosten te rijden, in de hoop dat de Becker ons daarna via een mooie route naar huis zou brengen. Maar hij heeft ons, toen ik de route aan hem overliet, in hetzelfde tempo naar het westen gebracht, om over Frankrijks saaiste gedeelte te rijden
Vandaag moet ik kiezen of ik de truc nog een keer over wil doen, of me er bij neer leg, en de reis naar huis gewoon zo snel mogelijk via binnenwege wil doen, zoals de Becker dat voorstelt. We kiezen voor de laatste optie.
Vanuit Requista brengt de Becker ons naar de D902. Een aangename weg, met vooral na Cassagnes-Bégonhès veel bochten.
Tussen de bochten door is af en toe een dorp, zoals Pont de Grand-Fuel hier.
Dan komen we terecht op de brede en drukke D888, en rijden op Rodez af. We hoeven er niet doorheen: we rijden er langs.
Via de D888 rijden we om Rodez heen, en komen dan op de D988 terecht, die saai is.
In de buurt van de rivier de Lot wordt het de D921, en daar wordt de weg mooi.
We dalen spectaculair af naar de Lot, met zicht op de ruïnes van een kasteel op een heuvel, Château de Calmont d'Olt.
Als je weer omhoog klimt, kom je in Espalion, een mooi oud stadje, waar we helaas voortdurend vast zaten achter een hooiwagen.
Vanuit Espalion klimt de weg in grandioze bochten omhoog. Er rijden twee motorrijders achter ons, en die blijven achter ons. Pas als we boven zijn halen ze ons in, en zwaaien vrolijk. Wat ging dat heerlijk!
We rijden dan toch nog weer in de mist. Af en toe duik je er in, en er tussendoor heb je beter zicht.
Gelukkig is het maar een kort stukje, waar die mist voorkomt. Daarna straalt de zon weer, zodat we van de aangename weg kunnen genieten.
We komen door Laguiole, de stad van de messenfabrikant, en dat is te merken: elke winkel hier verkoopt de messen, en elk restaurant refereert er aan. Er is hier een waar messentoerisme.
Bij het verlaten van Laguiole zien we dit prachtige teken dat er een autowasserij is.
De weg is weinig spectaculair, maar wel aangenaam, en af en toe kom je door een mooi plaatsje, zoals LaCalm hier.
Na LaCalm begint de weg te klimmen, en klimmen levert over het algemeen bochten op.
In Chaudes-Aigues is een benzinestationnetje, en dat doet me er aan denken dat we nog nieuwe zekeringetjes nodig hebben, en een nieuwe lamp.
Ernst geeft de Tenere een nieuwe lamp, zodat ik weer grootlicht erbij heb, indien nodig.
Verder houden we hier even een korte pauze. Je kijkt vanuit de hoogte (de weg die Chaudes-Aigues verlaat klimt omhoog) op het stadje uit.
Als we verder rijden heet de weg het Circuit des monts du Cantal, en het is terecht dat dit gedeelte is opgenomen in een toeristische route: het is een prachtig stuk weg.
Helaas volgt niet veel later een lang kaarsrecht stuk.
We draaien linksaf de D926 op, en stoppen wanneer we een McDonalds ontwaren: het is tijd voor de lunch.
De motoren staan op de parkeerplaats voor "deux roues", want ze hebben beide twee wielen tenslotte.
Even later rijden we door Roffiac, met deze Romaanse kerk uit de 12de eeuw.
Erg leuk als je zoiets gewoon vanaf de weg ziet, op doorreis ;-)
Na Roffiac is het nog een tijdje mooi rijden, maar dan wordt de weg weer lang en recht.
Tenslotte dalen we af naar het dal van de Alagnon. We zien in de verte Murat liggen, en links daarvoor een berg met een gebouw op de top, de Chapelle de Bredons.
Een verzameling oude Franse auto's is altijd leuk, maar vooral als je dat in Frankrijk ziet natuurlijk.
Even later rijden we Murat binnen. Je ziet het kerkje nu goed bovenop de "puy" liggen
Borden waarop aangegeven staat dat er passen open zijn, die zie ik graag. Helaas liggen deze twee passen niet op onze route vandaag.
Terwijl we omhoogklimmen hebben we, als we terugkijken, de "puy" van Murat mooi in het oog, de vulkaan, met de kerk er bovenop.
De D3 waar we nu over rijden is een bijzonder aangename weg.
We slaan af naar de D16, een smaller weggetje. Hier komen we door St Bonnet de Condat, met een indrukwekkende rotswand in het zicht.
Deze D16 is nog een laatste cadeautje voor we door het lange stuk Frankrijk beginnen dat saai en vlak en recht is. Dit is echt een heerlijk weggetje!
We komen op de bredere D678 terecht, die opnieuw erg mooi rijden is.
In Besse et St Anastaise zoek ik een plekje om te stoppen; geen idee meer waarom.
Ik stop op een hele brede stoep die in gebruik is als parkeerplaats voor een plaatselijk supermarktje. Ernst komt rechts naast me staan, iets verder op de stoep, maar hij heeft niet in de gaten dat de stoep naar links helt. Zijn linkervoet stapt in het niets, en hij valt om.
Doordat hij vlak naast me staat, valt hij tegen mij aan, en ook ik hou de motor niet meer. Ik val hard met m'n hoofd op de straat, maar gelukkig komt er niet net een auto aan.
Ik been kwaad weg, en Ernst probeert de motoren overeind te trekken. Het allervreemdst is dat de mensen uit de winkel wel naar buiten komen lopen, maar geen boe of bah zeggen, en geen poot uitsteken.
Ik ben vooral zo kwaad omdat dit nou precies is waar ik altijd bang voor ben: de Tenere is eigenlijk te hoog voor me; overal doe ik mijn uiterste best om een plekje om te stoppen te zoeken waar ik kan stoppen zonder om te vallen, en de moeite die ik moet doen om uit de voeten te kunnen met die te hoge motor kost me heel veel energie. En dan val ik buiten m'n schuld om, en het doet nog flink pijn ook: m'n knie is hard geraakt.
Ik begrijp uiteraard wel dat Ernst het niet expres deed, en hij heeft intussen alles perfect opgelost. Er lijkt geen schade aan de motoren te zijn, en ik stap, bibberend van de pijn in m'n knie, weer op.
De energie is nu wel op...
We rijden verder via de D5. Het is hier een echt motorrijdersgebied.
Tenslotte rijden we Clermont-Ferrand in, via zo'n Franse toegangsweg vol weilandwinkels.
Ik ben uitgeput, en Ernst gaat voorop rijden.
Via de D2009 rijden we er weer uit, en dan zitten we op een tamelijk drukke, brede weg. Tot en met Riom snelwegachtig; daarna tweebaans.
Na heel veel kilometers rechtuit rijden, tanken we in Les Combes, voorbij Gannat. Ernst controleert de bandenspanning, en we eten en drinken wat.
En dan rijden we weer verder over die eindeloze lange rechte Franse wegen.
Tsja, en op die lange rechte wegen rij je gemakkelijk te hard, dus extra belasting innen is gemakkelijk.
Als ik deze tent zie, en veel motoren, en zo te zien een barbequeue, bij een motorzaak langs de weg, denk ik in eerste instantie aan een hele slimme motorzaakeigenaar, die in staat is om veel volk op de been te brengen.
Maar als we even later (we zitten inmiddels op de N7, ten noorden van Moulins) worden ingehaald door een grote groep motorrijders die op zo'n snelheid rijdens dat ze de kans lopen een bijzonder grote bijdrage te moeten leveren aan de Franse staatskas, begin ik te twijfelen of het wel die ene eigenaar van die motorzaak is, die zoveel motorrijders op de been kan krijgen.
Pas als ik het bord zie besef ik het: het gaat om de Bol d'Or. Die wordt altijd in de tweede week van september gehouden, op het Circuit van Nevers, Magny Cours.
Overal zijn nu motorrijders. Ik rij voorzichtig, want ze rijden allemaal in groepjes, en motorrijders in groepjes zijn al gauw blind.
De motorrijders die je achter me ziet, reden voor me. Op de rotonde bleek dat ze geen bocht kunnen nemen. Ze gingen er zo extreem langzaam doorheen dat ik het te gevaarlijk vond om achter ze te blijven: ik moest ze wel op de rotonde inhalen.
Dit zijn dezelfde motorrijders die ons net met een snelheid van ver boven de 150 inhaalden. Ze kunnen totaal niet rijden!
Overal zijn nu motorrijders, en ik heb het gevoel dat ik extreem voor fouten van anderen moet uitkijken omdat ik nu weet dat sommigen hun motor totaal niet beheersen.
De politie rijdt met grote snelheid tussen de rijen door. Ik ben erg blij dat ik geen getuige van een ongeluk ben geworden. Wat zullen er hier ongelofelijk veel ongelukken plaatsvinden!
Hier nogmaals motoragenten tussen de rijen door. Nog heel lang komen ons breed zwaaiende motorrijders tegemoet. Het lijkt of heel motorrijdend Frankrijk naar de Bol d'Or komt!
We rijden over de de Loire, en zien Nevers voor ons liggen.
Vanuit Nevers draaien we de D977 op, en we komen nog steeds overal motorrijders tegen. Het is indrukwekkend!
Hier een DS-liefhebber. Altijd leuk om zo'n verzameling te zien.
De D977 is een redelijk aangename weg, helemaal als je dan onderweg dit soort kasteeltjes tegenkomt.
Het wordt laat.
Dit is Champlemy, ook aan de D977.
De weg wordt weer recht...
In Nevers hebben we een McDonalds gezien, maar het was nog te vroeg om te eten. In Auxerre zijn we erg hard toe aan een volle maag, maar we ontdekken er geen McDonalds. Pas in Troyes vinden we, na lang zoeken, een McDonalds, die erg druk en lawaaierig is. Maar we hebben te eten.
We rijden dan verder, via de lange, rechte D677. Ter hoogte van Chalons en Champagne proberen we een hotel te zoeken. Als een onaantrekkelijk, shabby uitziend hotel 92 euro per nacht blijkt te kosten beslissen we ter plekke dat we doorrijden naar huis.
Het wordt koud, en het gaat misten. We houden nog een korte pauze in Vouziers, en dan rijden we vanaf Sedan via de snelwegachtige N89 naar Luik, en dan via de snelweg Nederland in.
Ik hoop, voor dit soort terugtochten, dat er gauw teleportatie wordt uitgevonden ;-)