Tenere, kloof
Door de Congost de Tresponts

Baro - Salardu

We ontbijten in de Fonda Farré in Baro, en beseffen dan dat we op de terugweg zijn, maar Spanje nog niet willen verlaten.

We maken daarom een enorme omweg door de Pyreneeën.

Via een omweg rijden we naar Tremp, en rijden dan via de Coll de Faidella en de Coll de Boixols naar het noorden, waar we de N260 richting Sort nemen, en onderweg in hetzelfde restaurantje pauzeren als op de heenweg.

Vanuit Sort rijden we naar het noorden, de Val d'Aran in, over de Port de la Bonaigua.

In Salardu vinden we een hotel.

Dit reisverhaal begint met dag 1.

Woensdag 8-9-2010

Een uitzicht de Pyreneeën in, vanuit je hotelkamer, is natuurlijk heerlijk, zeker als het duidelijk is dat het een stralende dag gaat worden.

Fonda Farré ligt op een erg mooie plek.

 

Het ontbijt wordt verzorgd door de moeder: vers geroosterde tostada's, jamon, heerlijke koffie, zumo de naranja.

 

Ernst haalt de motoren uit de garage, en dan kunnen we op pad. Dit is een adres om te koesteren!

 

We rijden terug naar Tremp, maar dan met een omweg, via La Pobleta de Bellvei.

We moeten dan in Gerri de la Sal heel scherp naar rechts, bijna terug dus, en tegelijkertijd omhoog, afslaan. Ik zie de afslag en zie ook dat ik dat niet red. Ik rij door.

 

Terwijl ik doorrij bedenk ik dat ik die omweg toch wel erg graag wil bekijken, en ga uitkijken naar een plek om te draaien.

Als we Gerri de la Sal bijna uit zijn is er een plek waar ik veilig om kan keren, en zo komt het dat ik op deze foto in de omgekeerde richting rij van net.

 

Op de terugweg gaat de afslag gemakkelijk, en we rijden meteen steil omhoog, en klimmen via nauwe haarspelden snel.

 

In het eerste dorp staat een apartement te koop "voor de kostprijs". Ook hier heeft de crisis toegeslagen.

Deze trekker is een van de weinige tegenliggers. Een van de honden stort zich nog voor het voorwiel van Ernst, maar die weet hem te ontwijken.

 

We hebben heel mooie zigzagbochten, een tijdlang, en het lijkt alsof je voor je de hele weg steeds kunt bekijken, ook al zit er af en toe, zoals hier, een haarspeld in de weg.

 

Vlak na zo'n blinde bocht in wat verder zo'n overzichtelijke weg lijkt kom ik een vrachtwagen tegenk! Hij schrikt zich een ongeluk, en ik ook, moet ik zeggen: er was niet veel ruimte voor me over.

Blijkbaar was hij elke keer dat ik de weg kon overzien verstopt.

Alles gaat goed, en ik kan me meteen weer herpakken.

 

Het is ook makkelijk om hier je rust weer te vinden: vrijwel geen verkeer, heerlijke bochten en een grandioos landschap.

 

Tenslotte komen we op de N260, die hier niet op z'n mooist is. Wel qua uitzicht op de bergen, zoals hier te zien is, maar niet qua bochten.

 

In La Pobla de Segur moet ik even stoppen (geen idee meer waarom), en op de foto zie je mooi hoe bewust ik moet zijn van de plek waar ik stop: die linkervoet kan maar net aan de grond komen, dus de bodem moet niet hellen. Het mooist is het natuurlijk wanneer er aan de rechterkant, zoals hier, een stoep is, zodat ik de motor aan die kant gemakkelijk kan opvangen mocht hij de andere kant op vallen dan ik plan.

 

Even verder, wanneer we langs de dam van een stuwmeer aan onze linkerkant zijn gereden, rijden we langs Talarn, een dorp bovenop een berg.

 

De C13, zoals de weg hier heet, is een aangename weg: breed maar met bochten, en voortdurend een mooi uitzicht.

 

In Tremp slaan we linksaf, de C12412 op

Het gebouw waarvan je hier nog een stukje ziet is de Basilica de Mare de Deu de Valldeflors in Tremp.

 

Op de C1412 komen we deze motorrijder tegen. De weg is recht, de auto rijdt langzaam, en de motorrijder hangt er pal links achter, alsof hij elk moment van plan is er langs te gaan. Maar dat doet hij niet.

Al de tijd dat we er achter reden heb ik hem geen enkele keer in z'n spiegel zien kijken.

Tenslotte komt er dan een moment dat ik er toch gewoon langs wil. Erg gevaarlijk, dit soort situaties, want op de een of andere manier gebeurt het heel vaak dat zo'n motorrijder precies op het moment dat je hem bijna hebt ingehaald toch opeens naar links komt.

Ik merk dat hij schrikt als ik langs hem rij: hij had geen inhalers verwacht. Ik zeg sorry, maar dat hoort hij natuurlijk niet...

 

De weg blijft nog een poos lang en recht, maar de bergen komen steeds dichterbij.

 

Bij Figuerola d'Orcau slaan we linksaf, een smaller weggetje in. We klimmen daar al iets omhoog.

Even later zien we Conques liggen, of liever gezegd, de Sant Miquel de Conques, het kerkje dat er bovenuit steekt. Heel Conques ligt bovenop een heuvel.

 

En dan, als de weg al lang niet meer recht is, verschijnt een bord dat aankondigt dat er gedurende 35 kilometers bochten zijn. Het beste bord dat er maar is!

 

De weg gehoorzaamt aan het bord. Eerst kronkel je door pijnbomen omhoog, en zie je af en toe grijze kammen hoog boven de bomen uitsteken, en niet veel later rij je tussen die kammen.

Het is een verrassing, deze weg. Echt ongelofelijk mooi rijden.

 

Je stijgt eerst langs één zijde van een berg, en draait er halverwege omheen, om aan de andere kant nog een stukje verder te stijgen.

Daar heb je een grandioos uitzicht over de Pyreneeën.

Niet veel later bereiken we de Coll de Faidella.

Dit is de weg tussen Isona i Conca Della en Coll de Nargo. Een weg om te onthouden!

 

We zijn niet veel gedaald na de Coll de Faidella, wanneer we weer zo'n aangenaam bord tegenkomen. Deze keer wordt ons 26 kilometer vol bochtenplezier beloofd.

 

Op een gegeven moment rijden we door een bocht waar zebra's op de weg zijn geschilderd. Niet zebra's om over te steken, maar de dieren. Vreemd en leuk!

 

Om ons heen verrijzen enorme rotsen. Hoog daarboven zie ik een enorme donkere roofvogel zweven; dat moet een Steenarend zijn, maar ik kan nergens stoppen om hem goed te bekijken.

Doordat ik aan stoppen dacht, om die Steenarend te kunnen bekijken, besef ik dat het al lang tijd is voor een pauze. De weg is zo ongelofelijk mooi dat ik daar helemaal niet aan heb gedacht.

 

We komen door Boixols, en op de foto zie je nog net een glimp van de Sant Vicenç, het Romaanse kerkje van Boixols.

 

Even verderop vind ik tenslotte toch een plekje om te stoppen, wat te drinken, en te genieten van het uitzicht.

Hier kun je mooi zien dat het echt lastig is om van de Tenere te klauteren.

 

Er verschijnen Vale Gieren en een Havikarend, (en even daarvoor een Rode Wouw die de zon door z'n vleugels en staart liet schijnen).

 

Als we verder gaan waarschuwt een auto die speciaal met dat doel voorrijdt, voor een grasmaaimachine. De man achter het stuur daarvan zit te bellen.

Hij neemt een groot gedeelte van mijn weghelft in, maar dat is niet zo'n probleem: de Tenere is smal, en past er wel langs.

 

Hij ziet me pas als ik langs hem rij, en schrikt zich een ongeluk. Hij gooit het stuur van de trekker volkomen onnodig om, en rijdt de kant in.

Bellen achter het stuur is niet zo handig, zelfs voor trekkerbestuurders ;-)

 

We bereiken de Coll de Boixols, en als we een stukje zijn gedaald komen we (terwijl er tussen al die borden nooit een recht stuk is geweest) weer een bord tegen dat ons bochten belooft; deze keer 13 kilometer lang. Prima!

 

En, zoals we dat inmiddels gewend zijn, de weg biedt wat het bord heeft aangekondigd: bocht na bocht rijplezier.

 

Je krijgt een steeds mooier zicht op de bergen. Je ziet hier ook een heel klein gehucht liggen: Les Masies.

 

Even later rijden we, volkomen onverwacht, door een erg mooie kloof. Hij staat niet op de kaart: voor zover ik heb kunnen vinden heeft hij geen naam.

 

Tenslotte komen we aan in Coll de Nargo (in tegenstelling tot de Coll de Faidella en de Coll de Boixols gaat het hier om een plaatsje).

Dit is de Romaanse Sant Climent de Coll de Nargo, die erg oud is (uit de 10de eeuw), wat je er ook aan af ziet. Hij maakt ook een erg fallus-symbool-achtige indruk trouwens.

 

In Coll de Nargo slaan we linksaf, de vrij drukke C14 op, richting la Seu de Urgell.

De weg is een stuk drukker en een stuk breder, maar is wel voorzien van erg mooie bochten en een indrukwekkend landschap.

 

Op bredere wegen in de Pyreneeën kom je vaak erg veel motorrijders tegen. Op deze weg zijn dat er helemaal veel: dit is blijkbaar zo'n weg waar motorrijders van heinde en verre naar toe komen.

Hier, in Organya, komt ons zo'n groepje tegemoet.

 

De Congost de Tresponts is een erg mooie kloof, waar je in grandioze bochten doorheen rijdt.

 

Het is een mooie rit qua rotsen, en de weg nodigt erg uit tot veel te hard rijden (ik snap goed dat deze weg zoveel motorrijders aantrekt). Ik probeer me zo'n beetje aan de maximum snelheden te houden (dwz plm 10 km daarboven), maar dat is voor een aantal auto's en vooral motorrijders te langzaam, terwijl de meeste automobilisten aan de andere kant juist weer veel te langzaam rijden.

Dan worden we ingehaald door een Derbi Mulhacen! Ernst gaat hem achterna om een foto te maken; hij rijdt minstens 150 ;-)

 

Tenslotte slaan we op een rotonde linksaf de N260 op, en dan is meteen vrijwel al het verkeer weg. Bochten, haarspelden, zigzaggen, dit is mijn weg!

Het is alsof het tempo van de bochten precies zo is dat je hem steeds van de ene kant de andere in kunt gooien. Dit is echt een heerlijke weg (die we nu dus voor de tweede keer rijden, tijdens deze vakantie).

.

 

De weg is vooral leeg. Heel af en toe is er een klein dorpje ter afwisseling, zoals Pallerols del Canto hier.

Er is een muurtje waar fietsers uitrusten. Dit is een lange weg voor fietsers!

 

Het mooie van deze weg is dat je, zodra je eenmaal omhoog bent, vrijwel overal ver vooruit kunt kijken. Dat geeft weidse uitzichten, en de weinige tegenliggers zie je al van ver.

 

Niet lang daarna komen we bij "ons" restaurant El Mirador in Rubio.

Er staan veel auto's op de parkeerplaats. Binnen is er een lange tafel met een enorme familie, en verder zijn een behoorlijk aantal tafeltjes bezet, maar we kunnen er nog bij.

Ondanks de drukte worden we snel bediend (en herkend van de vorige keer). De vader, de moeder en de twee zoons rennen zich de benen uit het lijf. Het eten is uiteraard weer heerlijk.

 

Dan is het weer tijd om de oordopppen in te doen en verder te gaan.

 

Verder rijden over de heerlijke N260. De enkele auto die in de weg rijdt kunnen we ruim voor de bocht inhalen, en je ziet dat hij zelfs netjes opzij gaat terwijl er ruimte te over is.

 

Vlak voor je gaat afdalen is er deze rotonde, middenin een bocht. Op de een of andere manier vind ik het een surrealistisch beeld, zo'n prachtige aangelegde, vers geschilderde rotonde in een totaal verlate weg.

 

En dan gaat het naar beneden. Bocht na bocht na bocht.

 

In Sort slaan we rechtsaf, de C13 op. Het is een lekkere weg: je kunt gemakkelijk inhalen, en je hebt uitzicht op mooie bergen.

 

Na verloop van tijd rij je door het dal van de rivier de Noguera Pallaresa. Het wordt steeds mooier.

 

Bij La Guinguetta d'Aneu rijden we de Val d'Aneu binnen, en wordt de weg nog mooier: veel meer bochten, een beetje klimmen, en veel smaller.

Onderweg vielen er een paar druppels, maar we bleven steeds naar het blauw rijden, en konden de donkere wolken achter ons laten. Die donkere wolken zien er erg dreigend uit, maar steeds rijden we toch weer van ze weg.

 

En dan komen we onze eerste haarspeldbocht tegen, en het wordt meteen klimmen en klimmen, via nauwe haarspelden. Oh, wat is dit heerlijk!

 

Je klimt hier in snel tempo omhoog. Het was al niet echt warm meer, maar nu wordt het gewoon koud.

We stoppen bij de Santuari de la Mare de Deu de les Ares, waar (aan de overkant) een lelijke Refugi bij is gebouwd.

Aan de naam van dat Santuari kun je trouwens zien dat hier een speciale taal wordt gesproken, het Aranees. Aan de andere kant van de pas die we gaan oversteken ligt namelijk de Val d'Aran, en aan deze kant spreken ze dezelfde taal. De taal lijkt op Catalaans (dat weer een soort kruising tussen Frans, Spaans en Italiaans lijkt), maar is het niet. Het schijnt nauw verwant te zijn aan het Occitaans, een vorm van oud-Frans dat nog hier en daar in het zuiden van Frankrijk wordt gesproken.

 

We klimmen en klimmen, en als je dan naar beneden kijkt zie je de krakelingen liggen die de weg vormt.

 

Ik had nog nooit van deze Port de Bonaigua gehoord, en ten onrechte: het is een erg mooie pas, erg hoog ook (2072 meter), de bochten hebben steeds een andere vorm, en je rijdt van de ene haarspeld de andere in. En, doordat hij zo hoog is, gaat het maar door!

 

Als je achterom kijkt, zie je dat de pas wat de uitzichten betreft nog veel spectaculairder is wanneer je hem van het westen naar het oosten rijdt. Voor de bochten maakt het niets uit: die zijn vanuit het oosten rijdend verslavend!

 

Ik had tegen Ernst nog wel gezegd dat het zo lekker was dat de weg ook zo veilig was. Als ik een bocht om kom staat daar een paardenveulen op de weg. Heel lief: het veulen aan de straatkant van de vangrails; een mede-veulen aan de veilige kant van de vangrails. Er zijn meer paarden, en die kunnen hier dus gewoon de weg oplopen (er staat lang niet overal een vangrail tussen het gras en de weg).

 

Bovenop de pas vind je dan dit restaurant, Cap del Port.

Dit lijkt me wel een perfecte plek om ooit een keer te lunchen.

 

En dan begint de afdaling: weer een haarspeldenfestijn.

 

En ook hier zie je weer, terugkijkend, hoe mooi deze pas landschappelijk is als je hem van west naar oost rijdt.

De rivier die je in het dal ziet is de Arriu de Ruda. De pas steekt de bergen aan de linkerkant daarvan over.

We dalen nu af in de eigenlijke Val d'Aran. Vanuit Vielha, waar deze weg op uitkomt, is er altijd een gemakkelijke verbinding met Frankrijk geweest, maar tot 1948 was deze Port de Bonaigua de enige verbinding tussen de Val d'Aran en de rest van Spanje (nu ligt er de tunnel van Vielha). Daardoor zijn de mensen die hier wonen altijd meer op Frankrijk gericht geweest dan op Spanje.

 

De stukken tussen de haarspelden zijn hier langer dan aan de oostkant, maar de haarspelden zelf zijn net zo mooi afwisselend.

 

Tenslotte rij je dan de laatste haarspeld, en komt er een lang recht stuk dat sterk daalt.

Het uitzicht verdwijnt langzamerhand in de verte.

 

We komen onderweg een groot aantal vrachtwagens tegen die enorme stukken ronde pijp vervoeren. Geen idee wat dat voor dingen zijn.

 

De lucht voor ons heeft nog wel lichte stukken, maar is alles bij elkaar erg dreigend.

Ik bedenk dat et wel mooi is om deze dag in Spanje te eindigen, en de pas naar Frankrijk morgen te doen, als het zonniger is (dat is de voorspelling). Dan hebben we nog één nachtje in Spanje.

Het eerste plaatsje, Baquiera, is echt alleen voor de wintersport neergezet. Afschuwelijk lelijke betonnen flats. Ook het plaatsje daarna, Tredos, is niet veel soeps: allemaal nieuwe huizen voor de wintersport.

 

Het derde plaatsje, Salardu, ziet er aangenamer uit, en er staan twee hotels tegenover elkaar: Petit La Creu (drie sterren) en La Creu (twee sterren).

We stoppen bij La Creu, en ik ga vragen, of er plaats is. Er zit een bijzonder opgewekte man bij de receptie. Ja hoor, hij heeft een tweepersoonskamer met een cama de matromonio, de prijs is aangenaam, en wil ik de kamer even zien?

Er is een lift, en daarna, trappetje op, gangetje door, trappetje af, gangetje door, en dan aan het einde van de gang is onze kamer, met uitzicht aan twee kanten, op de bergen en op het plaatsje, op de hoek en van de weg af.

Als ik kom vertellen dat ik de kamer graag wil hebben zegt hij uit zichzelf dat de motoren in de garage kunnen.

Die garage blijkt zijn privegarage te zijn. Hij laat zien hoe alles in elkaar zit, biedt aan de auto van z'n broer buiten neer te zetten (niet nodig: Ernst krijgt de motoren er makkelijk bij), en hij vraagt naar de SuperTenere: is het echt de nieuwe SuperTenere? Erg mooi!

Zo'n vriendelijke ontvangst doet een mens veel goed.

Een poosje later zitten we in de enorme salon beneden, op lekkere banken, met de notebookjes op schoot en een groot glas bier. Er is zelfs Wifi. Ons laatste nachtje Spanje, wordt dit, en wat een omgelofelijk welkom hier!

 

© Copyright - Auteur: Sylvia Stuurman , Foto's: Ernst Anepool .
Copyright 1993-nu.
Voor commentaar, e-mail adres: sylviastuurman@gmail.com
 
terug Code voor foto: