Tarazona - Castillo de Papa Luna
We bepakken de motoren, rijden de Juderia van Tarazona uit en ontbijten in een bar.
We verlaten Tarazona via de N122, en slaan af naar Agreda.
Na de Puerto La Carrasca slaan we linksaf, de Sierra del Moncayo in, over een smal weggetje door kloven. Een fantastisch weggetje.
We lunchen in het kasteel waarin de Hospederia Papa Luna zit, in Illueca, en besluiten daar te overnachten. Het blijkt een prachtige plek te zijn, met een heerlijk Spaanse bar met erg lekker eten.
Dit reisverhaal begint met dag 1.
maandag 6-9-2010
Zonder ontbijt achter de kiezen pakken we in: het lijkt ons het slimst om met de motoren naar "onze" bar te rijden, daar te ontbijten, en dat Ernst dan terug rijdt om te betalen: de receptie van het Hostal Palacete de los Arcadianos is nog dicht.
Gisteravind dacht ik gemakkelijk door de steegjes omhoog te durven rijden. Vandaag, zonder koffie, lijkt het opeens veel moeilijker. Het heeft bovendien (even) geregend: de steegjes zijn nat.
Ernst zet de Tenere voor me boven bij het Ayuntamiento, en de rest doe ik zelf. Het plein zelf is vlak; van daaruit moeten we naar beneden zien te komen.
De foto's zijn trouwens zo vreemd blauw doordat het fototoestel nog de instellingen geeft van de vorige avond.
De "Salidad del Ciud", de uitgang uit de stad, staat erg slecht aangegeven, en zonder die borden verdwaal je volkomen in een Juderia! Ik rij daarom achter Ernst aan (de Becker snapt er ook niets van).
Het lijkt bijna alsof het gemeentebestuur alle mogelijke moeite doet om het toerisme buiten de deur te houden; ik had al gelezen dat de gemeente dwars ligt bij het openstellen van de kerken en andere bezienswaardigheden hier. Misschien bestaat het gemeentebestuur uit wijnboeren (het is hier de Rioja) die geen zin hebben in een tweede economische macht van de horeca?
Onze Bar Moncayo is nog dicht; het terras aan de overkant is wel open.
Daar krijgen we belachelijk kleine broodjes en tostada's. We moeten van beide een tweede vragen, wat tot erg moeilijk kijkende ober/ster leidt.
Ga in Tarazona naar bar El Moncayo, en niet naar Bar Casino!
Dan rijdt Ernst terug, op de Tenere, om te betalen. Hij moet nog een keer terugkomen om de kamersleutel op te halen, die ik vergeten was hem te geven.
Tarazona is een druk stadje.
Hier is mooi te zien hoe Hostal Palacete de los Arcadianos in een apartementencomplex ligt, in een groot oud gebouw.
Je hebt daardoor, als je er logeert, een klein beetje het gevoel dat je tijdelijk een inwoner van Tarazona bent. Aan te bevelen (maar lastig te vinden)!
Als we Tarazona uitrijden (het is inmiddels 1/2 12) komen we langs de wegwijzers naar de Moncayo. Daar zullen we beslist nog een keer naar terug gaan.
We rijden Tarazona uit via de N122. Breed, maar door een bijzonder landschap met oranje gekleurde rotsen.
We mogen nog een poosje van dat rotslandschap genieten.
Als we Castilla y Leon binnenrijden is het afgelopen: we rijden dan door graanvelden, die in deze tijd van het jaar de vorm van stoppelvelden hebben.
De weg verandert zelfs nog eventjes in een snelweg.
Als we de afslag naar Agreda nemen rijden we weer tussen rotsen door, grijze deze keer, maar het landschap wordt daarna weer vlakker.
In Agreda stoppen we om te tanken.
We slaan ook eten en drinken in. Tot onze vreugde is er weer Kas limon te krijgen: dat was tijdenlang onze favoriete drank voor onderweg, maar op een gegeven moment was het merk overgenomen door Coca Cola, en heette het Fanta. Er waren blijkbaar meer mensen zoals wij, die terugverlangden naar Kas!
Agreda heeft trouwens een prachtige plattegrond on-line.
Twee mannen op motoren komen bij ons staan. Het zijn Amerikanen, die in Engeland een motor gekocht hebben, en nu zo'n beetje door Europa rijden.
Ze weten wel dat ze in Spanje zijn, maar hebben verder geen idee waar ze zijn. We laten het zien op de kaart.
Als ik het me goed herinner wilden ze naar Madrid; ze reden precies de verkeerde kant op.
P.S. Ze hebben ons later gemailed: met behulp van Google translate hebben ze dit verhaal gelezen, en ik had ze verkeerd begrepen. Ze wilden juist zo ver mogelijk van Madrid vandaan komen: weg uit de drukte, op naar de stilte. Excuses dus!
De CL101, waar we na Agreda op rijden, is een brede weg; het landschap is golvend.
Na de Puerto la Carrasca, die ik heb afgewacht maar die nauwelijks bochten of vergezichten blijkt op te leveren, neem ik de afslag naar Cueva de Agreda.
De Becker wil ons de eerste tien kilometer terug hebben, maar tenslotte geeft hij zich gewonnen.
We rijden door een aangenaam golvend landschap, met hier en daar een vlakje met zonnebloemen dat felgeel kleurt tussen het dorre goudbruin van het gras.
We komen langs het dorpje Cueva de Agreda, met okerkleurige huizen en een kerkje. De kerk is stoer-Romaans.
We komen dezelfde groep motorrijders tegen (KTM Adventure, nog iets en twee sjoppers) die we in de Pyreneeën zijn tegengekomen.
Wij zijn hier bij toeval terecht gekomen; zij misschien doelbewust, en dan hebben ze groot gelijk: het is een erg mooie route.
We rijden langs Beraton.
Behalve een aantal ruïnes van huizen staat langs de weg ook een klein kerkje: de Ermita de San Roque.
In Beraton ontspringt de Rio Isuela.
Na Beraton wordt de weg steeds mooier. Er verschijnen vreemd gekleurde rotsen, en de heuvels worden hoger.
Over de gehele bergkam die we voor ons zien staan windmolens opgesteld.
Dan verschijnt er voor ons een kloof, te herkennen aan de hoog uitstekende rotskam. De weg buigt scherp naar links om in krappe haarspelden te dalen en te dalen.
Dit is de kloof die door de Rio Isuela is gevormd, en hij is diep!
Er vliegen uiteraard, als op commando, Gieren boven de rotsen vanaf het moment dat we de kloof zijn ingereden. Dit is een geweldig weggetje!
We zijn nog steeds aan het dalen, in haarspelden met uitzicht.
Je rijdt dan heel lang door de kloof, min of meer de rivier volgend, dus met veel bochten en steeds weer nieuwe uitzichten.
Tijdens deze vakantie heb ik op steeds meer plekken het gevoel: hier wil ik vaker naar toe! Dit is beslist zo'n plek ;-)
De eerste keer dat we na Beraton tekenen van bewoning tegenkomen, is in Purujosa, een dorpje dat tegen de bergwand is aangekleefd, en van dezelfde steen is gebouwd als de rots.
En na Purujosa gaat het weer verder: het ene grandioze uitzicht na het andere.
We slaan rechtsaf, richting Oseja, over een bruggetje over de Rio Luesa, en dan zijn er echt loodrechte wanden vlakbij ons, aan weerszijden.
Ik ben al een poos lang aan het uitkijken naar een plek om pauze te houden, maar dat valt niet mee op zo'n smal weggetje. Hier is opeens een perfecte plek, vlak onder zo'n loodrechte rotswand.
We houden pauze: water drinken, kas limon drinken, chips eten, Gieren fotograferen en Gieren bekijken, want bovenop een van die rotsen zitten twee Vale Gieren, die je met bontmantel en al (zo ziet hun donskraag er uit) kunt zien zitten, zelfs zonder verrekijker.Er vliegen ook talloze Rotszwaluwen, en er komt een Steenarend langs! (smallere vleugels, langere staart, en minstens even groot als de Vale Gieren).
Dan wordt het tijd om weer verder te rijden. We rijden langzamerhand de kloof uit, en het blijft voortdurend een heerlijk weggetje. Wat een route!
De rotsen raken langzamerhand begroeid met maquis-achtig droog spul.
We komen al die tijd niemand tegen.
Na Oseja is het landschap veel meer door mensen gevormd: veel muurtjes die terrassen vormen. Boomgaarden ook, met olijven, amandelen, pruimen, perziken, druiven.
En op de stukken waar niks op te telen valt komen de kale rotsen, in de vorm van richels, er tussenuit.
We slaan linksaf de iets bredere A1503 op. Het is een lekkere weg om te rijden, met aangenaam landschap, bergen, boomgaarden.
Je hebt hier aan jerechterhand de Sierra de la Virgen, en verder, aan de linkerkant, zijn de bergen van de Sierra del Moncayo.
We komen door Jarque de Moncayo, waar een enorme ruïne boven het stadje uit steekt. Het is de ruïne van een kasteel.
Bij Gotor komen we langs dit kerkje waar ik geen enkele informatie over heb kunnen vinden.
Dan is er een bordje met Illueca, en ik zie een groot paleis/kasteelachtig iets hoog boven het stadje uit doemen.
Ik herinner me dat hier een hospederia zat. Zou dat in dat kasteel zitten?
Het is twee uur; we beslissen om er naar toe te rijden om te kijken of we er kunnen eten. De paarse borden geven Castillo del Papa Luna aan, en "hospederia".
Je wordt om de stad heen geleid, en zonder moeilijke steegjes komen we zo bij het kasteel aan.
StadsomroeperIn het kasteel zit inderdaad de Hospederia Castillo del Papa Luna.
Op de eerste verdieping (met brede houten trap. Het is een enorm hoge verdieping) vinden we niemand bij de officina van het hotel. Je kunt het cafeteria binnen, en daarnaast zien we het restaurant. We twijfelen waar we wat te eten zullen vragen; het restaurant ziet er erg chic uit.
Dan zien we het menu del dia liggen. 10 euro, inclusief wijn, water, brood en postres of koffie.
Dat is zelfs voor Spaanse begrippen goedkoop. We twijfelen niet langer: we lopen het chique restaurant in.
Het is heerlijk eten. De ensalada mixta die Ernst had besteld is er niet; tomaten voor een salade van tomaten en uit zijn er ook niet, en daarom krijgt hij een bord vol overheerlijke ham.
Ik heb als voorgerecht een pasta met tomaten en kaas, omdat ik het hoofdgerecht meestal niet lekker vind, en m'n buik dus liever vol eet met het voorgerecht.
Maar de hoofdmaaltijd blijkt een echt lekker klaargemakte bistec (de eerste lekkere die ik in Spanje ben tegengekomen), en Ernst krijgt een gefrituurde forel die erg lekker smaakt.
Ik zeg tegen Ernst dat dit een plek is om te onthouden, en een volgende keer te blijven slapen. Dan kijken we elkaar aan: waarom zouden we niet gewoon nu hier blijven slapen? We hebben nog maar erg weinig kilometers gereden vandaag, maar so what? Het is toch vakantie?
De beslissing is genomen. De wijn was erg (te) lekker, ik ben moe, Ernst is moe, en deze plek is te mooi om voor een volgende keer te laten liggen.
Het duurt even voor de mevrouw van de officina hebben gevonden. Die is in het begin erg stug, maar ontdooit snel (ze zat te eten, denk ik achteraf). Ze rijdt zelf ook motor, en vindt Andalucia verreweg het mooist voor op de motor (ben ik met haar eens, maar hier vind ik het eerlijk gezegd misschien wel minstens even mooi).
We hebben een kamer met terras, met grandioos uitzicht over de bergen van de Moncayo (als je de industrieterreintjes wegdenkt).
Als we de bagage van de motor halen genieten we nog even van de Rotszwaluwen (waarvoor speciale openingen in de gevel zijn gemaakt) en de rode dakpannen van Illueca.
Allebei in bad, en bijkomen!
Als ik daarna op het terras zit komen er steeds draaiende zwarte wolkjes aan, die Zwarte Spreeuwen blijken te bevatten. Ze draaien als wolk door de lucht, en vliegen tenslotte pal over het dak van ons castillo. Sommigen gaan op het dak van het kasteel zitten om te zingen. Nog gevarieerder dan onze Spreeuwen.
We blijven nog een poosje op het terras zitten en verhuizen dan naar het cafetaria, op zoek naar eten en natuurlijk cervesa (bier).
Ik vraag om een racion quesa en een racion albondigas. Wij zijn gaan zitten in het zitje met luie stoelen dat het dichtst bij de bar staat. Er zitten een stuk of 6 mensen bij de bar, en ik zie dat ze lekkere tapas hebben. Het eten zit dus goed.
Het duurt lang voor ons eten komt. In de tussentijd heeft iemand die al aan de bar zat en al een glas wijn achterover geslagen had een "broodje" gekregen: zo'n beetje een heel stokbrood met van alles er tussen, met salade en frieten.
Het gezelschap aan de bar is inmiddels vervangen door vier oude mannen, die druk aan het praten zijn, en later komen er een aantal jonge mannen bij.
Een man en een vrouw (zij in een soort baby doll, met ultra-kort broekje maar zonder de benen die dat verantwoorden) zijn het restaurant binnengegaan. De jongen aan de bar is van een ander kaliber dan onze oberin van vanmiddag: hij doet alles wel, maar mist het plezier en de autoriteit, en alles gaat heel traag.
De vrouw van de officina komt ook nog binnen, en onze oberin, die komt vertellen dat ze nu niet werkt maar die we even later wel achter de bar zien staan om alles wat de slome jongen niet redde weg te werken.
Haar vriendje is er ook, de tv staat aan: dit is een echte Spaanse bar met stamgasten en al! En dat in een toch wel erg chique hotel voor hostal-prijzen!
Tenslotte komt de slome ober vertellen dat er geen albondigas zijn maar wel hamburgueresas. Ernst kiest voor een hamburger, maar het jongetje is al weg voor Ernst kan vertellen dat hij niet van kaas houdt, dus Ernst loopt de keuken binnen.
De kok blijkt perfect Engels te kunnen, en vraagt nog of Ernst er een broodje omheen wil, en ook friet enzo.
Als het eten uiteindelijk is gebracht blijkt de hamburger echt ongelofelijk lekker. We hebben beiden echt eerlijk waar nooit een lekkerdere gehad. De kaas is trouwens ook super.
De oude mannen krijgen bijna ruzie, en eentje beent weg. Een van de anderen legt aan ons uit: hij was aan het opscheppen dat hij tijdens de jacht wel vijf beesten heeft geschoten, maar hij raakt nog geen olifant.
Ernst bestelt nog twee bier, naast de bargast die het broodje at. Hij is gitano, vertelt hij, zigeuner. Ongelofelijk dat dat hier zonder probleem verteld kan worden!
Als we het tweede biertje op hebben gaan we nog even aan de kok vertellen hoe lekker z'n hamburger is. De kok is Marokkaan, heeft de gitano inmiddels verteld (Ernst zei hem dat het zo mooi was dat iedereen hier kan zijn wie hij is: gitano, Español, Ollandese). De kok blijkt twee jaar in Nederland te hebben gewoond. Ook blijkt een van de oude mannen 40 jaar in Engeland te hebben gewoond; die spreekt nog beter Engels.
We krijgen een visitekaartje van de kok, die de eigenaar van het hotel blijkt. Als we een volgende keer hier komen moeten we hem bellen, dan krijgen we de beste kamer. Daar gaan we gebruik van maken!
Intussen waren de restaurantgasten (de baby-doll-mevrouw en haar man) trouwens naar het cafetaria gekomen om naast onze tafel te roken.
Ik was naar ze toegegaan om te vragen of ze dat misschien een paar tafels verderop wilden doen. Ze waren toen boos naar de bar gegaan, om over mij te klagen: het was hier toch toegestaan?
Alleen aan de bar, was ze verteld, en toen waren ze, na hun sigaret gerookt te hebben, afgedropen. Ik had, zonder het in de gaten te hebben, en zonder het te weten, een machtsstrijd gewonnen.