In juli 2005 sloeg een tegenligger af, naar links, op het moment dat ik met m'n voorwiel ter hoogte van de auto was.
Ik had nooit verwacht dat mij zoiets zou overkomen, maar het gebeurde: ik werd geschept, en dacht dat ik dood zou gaan.
Dat is niet gebeurd, en ik ben er behoorlijk bovenop gekomen, maar het is en blijft een ingrijpende gebeurtenis: het voelt alsof ik in een seconde twintig jaar ouder ben geworden. Hier een analyse.
Ik was heerlijk naar mijn werk aan het rijden. Lekker rustig van het mooie weer en landschap genietend kwam ik uit Elkenrade naar beneden gereden zonder verkeer tegen te komen in die blinde bochten in dat weggetje.
Op de T-Splitsing met de 5-Bunderweg (Vrakelbergerweg) zag ik links in de verte een auto aankomen waar ik makkelijk voor langs kon. Ik reed naar rechts, de 5-Bunderweg op. Even later zag ik een paar tegenliggers aankomen, en net toen ik ter hoogte van de voorste was draaide die zijn stuur naar links, het pad in naar de boerderij daarboven.
Ik kan me de klap zelf niet meer herinneren, maar wel dat ik over de motorkap vloog en dacht "dat was het dan".
Toen ik weer bij kwam was de ambulance en de politie er al.
Ik heb de de auto geen aanstalten zien maken of twijfelen.
Tot grote blijdschap ben ik er nog, en zelfs behoorlijk heel ook op wat breuken hier en daar na. :-) Om met Benny Jolink te spreken: "Ik kom altied terug."
Een gele auto vlak tegenover me draait zich direct voor mijn wiel. Ik kan *niets* meer ondernemen. "verdomme, dit kan niet", kan ik nog net denken, dan volgt de klap, die ik me niet meer kan herinneren...
Links de Ambulance, mensen om me heen. Verderop een motorrijdster in zwart leer (een motoragente hoor ik later, die hier vrijwel meteen ter plekke was en alles geregeld heeft). Ik hoor iets over "dit kan ze ook niet bewegen".
Van de brancard naar een bed, in fasen, van het bed naar een tafel voor de fotosessie (er zullen er nog vele volgen) weer in bed, dan op een plank waarop je de MRI scanner inrolt, en weer terug in het bed.
Al die verplaatsingen zijn heel erg pijnlijk, maar het "Goh wat bent u ongelooflijk flink" maakt veel goed.
Ook "Moet je die mannelijke motorrijders hier meemaken, die met die Tattoo's zijn de ergste, die beginnen al te gillen als een speenvarken als ze
alleen al een spuit zien."
Vanuit mijn ooghoeken zie ik een monitor waarop iemand de politie foto's van het ongeluk bestudeert (de zwart-wit foto's van deze pagina). Het ziet er behoorlijk heftig uit.
Ik heb een onderbeen gebroken maar het is een "mooie breuk".
Het bekken is gebroken: "dat heeft wel tijd nodig"
Een wervel is ook gebroken: "ook een kwestie van tijd".
Twee ribben zijn er ook gebroken door het linker schouderblad, en ook het linker sleutelbeen is gebroken: "dat heelt vanzelf"
En een vinger van de rechterhand...
Een van de ribben heeft een gaatje geprikt in een long waar nu wat vocht in zit en en wat lucht doorheen kan.
"Oh", denk ik, "het valt allemaal enorm mee. Alleen wat gebroken".
Mijn nek en hoofd zijn onbeschadigd, en de scanner heeft geen interne ellende laten zien. Maar ze willen me toch een poos op de IC in de gaten houden.
*Nog* een keer overhevelen op een ander bed. Dit keer een bed dat op alle mogelijke manieren kan bewegen (alleen het gebroken rechterbeen omhoog bijvoorbeeld) en op een luchtmatras dat zichzelf steeds op andere plekken oppompt en weer leeg laat lopen tegen het doorliggen. Heerlijk.
De verpleging ("Hallo ik ben Koen, ik kom je heel goed verzorgen") hier is geweldig. Je hoeft eigenlijk nooit iets te vragen, want ze
snappen heel goed waar je behoefte aan zou kunnen hebben en zorgen daarvoor.
En ze doen alles op de minst pijnlijke manier.
Bij de doktoren lag dat anders: "Als we nu een epiduraal blok zetten en een slagaderlijke lijn, hebben we mooi alle waarden zonder verstoring
van de pijnstillers" hoorde ik ergens aan mijn voeteneind.
De verpleging protesteerde onmiddelijk, morgen zou ik immers al weer weg mogen, en dan zou dat allemaal weer eruit moeten. De dokter legde het mij in
gewone mensentaal uit maar dat was niet meer nodig.
Ik had een sterk argument tegen dat epidurale blok (automatisch geregelde "ruggeprik", en daar heb ik het niet zo op) want daarmee is mijn hoofd niet pijnvrij en ik had last van een enorme eenzijdige hoofdpijn.
Het epidurale blok ging gelukkig niet door maar er werden wel 3 pogingen ondernomen om een centrale lijn aan te leggen (dat houdt in dat er een naald in een slagader moet). Een behoorlijk pijnlijke affaire was dat, en alle drie de pogingen mislukten. Helaas was het daardoor wel weer nodig dat een bloeddrukmeter me ieder kwartier wekte, doordat ie zo'n bekende manchet om mijn arm oppompte en weer leeg liet lopen.
Volgende wacht, een nieuwe dokter, en het riedeltje herhaalde zich. Ook zij zwichtte voor het hoofdpijn argument, maar die centrale lijn wilde ze wel. Zij verdoofde de plek waar ze ging prikken, wat een stuk scheelde, en prikte al bij de tweede poging raak.
Inmiddels is er ook een maagsonde aangebracht en is mijn andere neusgat gevuld met een zuurstofslangetje. Zo lig ik daar permanent bemeten en besampled, met af en toe een apneutje (als je ademhaling stokt) dat door de elektrodes die overal geplakt zitten word opgemerkt.
Achteraf herinner ik me de I.C. als een soort legertent met donker canvas overspannen.
Tegenover me iemand die het minder getroffen heeft en enorm moet hoesten en kotsen, voortdurend, en niet meer wakker wordt... "Ben,
Beh-hen, Wakker Worden, HALLOOO".
Links van me iemand die is vastgebonden nadat hij alle slangen uit zijn lijf had getrokken, en nu af en toe met bulderende stem roept "Ik ga weg,
Ik ga hier weg". En daartussen lig ik dan de voorbeeldige patient te wezen.
De nachtzuster vertelt dat de dokter me al naar "boven" wil sturen, naar een gewone afdeling, maar dat zij vindt dat dat nog niet kan omdat ik de extra verzorging hard nodig heb: "desnoods ga ik voor de deur liggen zodat je bed er niet doorkan".
Maar de volgende dag, als de nachtzuster naar huis is, beslist de dokter inderdaad dat er iemand anders is die de Intensive Care harder nodig heeft dan ik. *Nog* weer een keer overgetild op weer een ander bed (AUW!) Gelukkig wel weer op mijn verzoek op zo'n anti-doorligmatras.
De eerste dag nog heel misselijk. De politie komt een verklaring afnemen die ik moet onderbreken door een kotsbakje te vullen...
Ik krijg ook enorme pijn in mijn buik: "alles is verplaatst door de klap en probeert nu zijn oude positie terug te vinden" aldus de
verpleegkundige. Ook begin ik te merken wat het betekent om dagen (weken alweer) achtereen op je rug te moeten liggen zonder mogelijkheid om van
houding te veranderen.
Twee dagen lang heb ik het er erg moeilijk mee: "hoe ga ik dit volhouden?"
Maar de derde dag voel ik me iets beter, en sindsdien gaat het gestaag beter, steeds meer slangen verdwijnen en er is steeds minder pijn.
Ach nog een klein jaartje en dan is alles weer achter de rug...
Als er zo iets gebeurt word je wereld opeens heel erg klein. Je lichaam waarin niets meer vanzelfsprekend werkt, de mensen van wie je houdt, het kamertje in het ziekenhuis, en het verplegend personeel, dat is het wel zo'n beetje.
En dan komen de kaarten, de brieven en de bloemen.
Van familie, van mensen die ik al heel lang ken, van m'n werk, en van mensen die me alleen van de websites kennen.
Via de Nieuwsgroep, van het GS-forum, Motorshop Margraten, werkelijk overal vandaan, Dus lig ik hier opeens toch in een grote wereld.
Ik kwam aanrijden met 60-70 km/u (eigen herinnering, getuigenverklaringen), dwz 20 m/s.
Een treintje auto's kwam me tegemoet: een Audi voorop, twee bestelbusjes daarachter, en een Mercedes achteraan. Die reden langzaam: ik dacht: een
toerist.
Ik ga even uit van 25km/u, dat zou ongeveer zijn: 8m/s
Aan de plek waar ik de auto heb geraakt, en de breedte van de weg, kun je zien dat die auto een meter of twee heeft ingedraaid. Op die plek van de weg heeft hij de motor geraakt, zijdelings, vlak na m'n voorwiel.
Dat houdt dus in dat ie is gaan indraaien, een kwart seconde voor de botsing, toen ik 5 meter van de botsingsplek af was dus.
Mijn herinnering, en het beeld, en de getuigenverklaringen kloppen met die kwart seconde en die 5 meter.
De verklaring van de automobilist van de Audi was dat hij een paar mensen die achter 'm reden de weg had moeten wijzen naar een plek die hij zelf ook niet zo goed kende. Hij had naar achteren gekeken, om te zien of ze hem nog volgden, en zag toen opeens een weggetje links. Hij zag dat hij daar moest zijn, en gooide z'n stuur om, zonder nog vooruit te kijken. Dat was hij gewoon vergeten; hij herinnerde zich dat hij niets had gezien toen hij de laatste keer vooruit keek, en besefte niet dat hij nog een keer zou moeten kijken.
Het duurt ongeveer 6 seconden, wanneer je 70 rijdt, van de bochten (waar ik vandaan kwam) tot de plek van het ongeluk. Wanneer de automobilist dus minstens 6 seconden iets anders heeft gedaan dan voor zich uit kijken, heeft hij me inderdaad helemaal nooit gezien.
Ik herinner me geen knipperlichten, de bestelbusjes ook niet, maar de mercedes wel weer, en de audibestuurder zelf ook. Wat me het meest waarschijnlijke lijkt is daarom het volgende:
De audi heeft z'n knipperlichten aangezet terwijl hij aan het stuur draaide: na het moment van indraaien.
Degene vlak achter 'm en ik zagen 'm indraaien, en hadden toen een kwart seconde de tijd om te beseffen dat ie echt indraaide, en vervolgens respectievelijk "verdomme", en "Wat doet ie nou?" te denken, en toen was daar de klap. Een waarneming van knipperlichten past daar niet meer bij.
Datzelfde geldt voor het tweede bestelbusje, maar de mercedes heeft waarschijnlijk een audi, met knipperlichten aan, uit de "schaduw" van het bestelbusje zien draaien.
Dat zou de verschillende getuigenverklaringen verklaren.
Iets extra's aan de zichtbaarheid doen had uiteraard niets opgeleverd, gezien mijn felgele motor en felgele helm: dit was geen kwestie van kijken
zonder te zien, maar simpelweg niet kijken.
Ik betwijfel ook of een luidere uitlaat iets had opgeleverd: in een auto hoor je, met de ramen dicht en muziek aan, bitter weinig van een
tegemoetkomende motor.
Ik heb gesignaleerd dat er langzaam werd gereden. Ik heb daar geen conclusies uit getrokken: het is heel normaal hier, langzaam rijdende auto's: toeristen voelen zich vaak erg angstig op de smalle weggetjes hier, en houden er een uitermate rustig tempo op na. Het is hier ook erg mooi, dus daar wil je dan graag naar kunnen kijken.
Op het moment dat de wielen gingen draaien was het al te laat: vlak daarna klapte ik er bovenop: op een smalle weg hoeft een auto maar een klein stukje in te draaien voor er geen ruimte meer over is.
Het enige wat overblijft is de regel: ervoor zorgen dat je je niet tegelijkertijd met een tegenligger ter hoogte van een zijweg naar rechts bevindt
(of parkeerhaventje, of uitkijkpunt, of enzovoort).
Niet altijd in praktijk te brengen, maar wel de moeite waard om te proberen.
Daarnaast heb ik me afgevraagd of m'n intuitie me had gewaarschuwd als ik minder moe was geweest.
Daar heb ik geen antwoord op. Intuitie betekent volgens mij dat je hersenen iets sneller signaleren en een seintje geven, dan je bewust
kunt bedenken. Dan moet er dus iets te zien zijn waarvan je achteraf kunt bedenken dat je daar inderdaad uit kunt voorspellen dat er zoiets
kan gebeuren.
Ik geloof eigenlijk niet dat dat in dit geval had geholpen. Ik ben er van overtuigd dat het precies zo was gegaan als ik helemaal uitgerust was geweest, maar ik heb me wel voorgenomen beter te letten op vermoeidheid (en een dagje vrij te nemen als ik moe ben).
Na twee dagen intensive care kwam ik op de "gewone" afdeling te liggen, 4 weken lang.
In het begin kon ik niets: m'n benen kon ik niet bewegen vanwege het gebroken bekken, m'n linkerarm niet vanwege de ribben en het sleutelbeen, en m'n rechterhand kon ik moeizaam gebruiken vanwege de gebroken vinger en een gescheurde pees van m'n duim.
Het ziekenhuis was een plezierige plek: in het "spitsuur" moest je soms lang wachten tot iemand tijd had, maar als het dan weer niet druk was namen mensen ook de tijd om met je te praten. De bezoekuren waren ruim, en werden ook ruimhartig opgevat: Ernst kon blijven tot ik ging slapen (wat meestal erg vroeg was: de eerste weken sliep ik voornamelijk). Hij mocht dan zelfs mijn verzorging overnemen van de verpleging.
Ik was blij toen ik naar het revalidatiecentrum kon gaan: dan kon ik aan het werk!
Helaas viel dat flink tegen, omdat er niets te oefenen viel: ik kon toen nog vrijwel niks. M'n linkerbeen mocht niet belast worden, vanwege het gebroken bekken. M'n rechterbeen, het gebroken been, was in hele kleine mate belastbaar. M'n rechterhand was ingegipst, en ik had een corset om vanwege de wervel.
In de praktijk hield dat in dat ik drie keer in de week een uurtje in het zwembad kon lopen, en verder niets.
Ik werd er wel steeds handiger in om ndanks al die beperkingen toch van alles zelf te doen.
De bezoekuren in het revalidatiecentrum waren veel spaarzamer, en er werd streng de hand aan gehouden. Ik wilde naar huis, naar Ernst. Dat hebben we
doorgezet, veel eerder dan gebruikelijk. Het revalidatiecentrum heeft daarna trouwens wel iets gedaan op het gebied van die te strenge
bezoekuurregels.
Hoe we dat gered hebben snap ik achteraf nauwelijks: ik had overal hulp bij nodig: aankleden, naar de wc gaan, alles. Ik had een rolstoel, we hadden een ziekenhuisbed beneden (in de keuken), er waren steunen bij de wc, en hellinkjes voor de drempels, maar de hellinkjes waren te steil door de beperkingen van m'n benen en handen; ik kon lang niet alles zelf.
Maar we hebben het gered, en na verloop van tijd kon ik echt aan de slag bij de revalidatie.
Eerst was er de hobbel dat ik toch te snel aan de slag was gegaan: m'n enkelbanden waren gescheurd, en ik moest wekenlang heel kalm aan doen. Dus denk er aan: hou je in zo'n geval nog veel meer dan je je kunt voorstellen aan alle vermaningen om het rustig aan te doen ;-)
Toen ik eenmaal weer kon beginnen met lopen was dat heerlijk: elke dag loop je een stukje verder. De vooruitgang is overduidelijk.
En dan komt het moment dat je weer een klein beetje kunt beginnen met werken, dat je weer een klein beetje kunt doen wat je altijd deed.
Dan kom je twee problemen tegen: het herstel gaat dan steeds langzamer, en bovendien word je geconfronteerd met het feit dat niet alles
weer wordt zoals het was, dat er blijvende schade is. Pijn bij bewegen zal nooit helemaal weggaan, bijvoorbeeld.
Toen ik in het ziekenhuis lag, verwachtte ik eigenlijk iemand van de verzekering van de tegenpartij, voor een gesprek hoe alles opgelost
zou gaan worden.
In plaats daarvan kreeg ik een formulier toegestuurd, waarop ik, bijvoorbeeld, één regeltje had om de namen op te schrijven van alle
specialisten die aan mijn bed hadden gestaan (geen idee: toen ik op de intensive care lag kwam de een na de ander langs), en ook één
regeltje om "zo gedetailleerd mogelijk" op te schrijven waar mijn kwetsuren uit bestonden. Ook moest ik aangeven waarom ik mijn werk nog niet
hervat had. Toen dacht ik: "Dit gaat fout"
Ik heb het formulier ingevuld, waarbij je ook toestemming geeft aan de verzekeraar van de tegenpartij om al je medische gegevens op te vragen.
Gelukkig vertelde een verpleegster dat ze het adres had van een goede letselschadeadvocaat. De politie vertelde me ook, toen ze m'n verklaring kwamen opnemen, dat je onmiddellijk een letselschadeadvocaat in de arm moet nemen, omdat je anders vermorzeld wordt door de verzekeraar van de tegenartij. Een advocaat van een eventuele rechtsbijstandsverzekering voldoet niet: het moet echt een letselschadeadvocaat zijn.
Later in het revalidatiecentrum heb ik verhalen van anderen gehoord die dat inderdaad illustreren: de schuld die bij de revalidant gelegd werd, hoewel het politierapport duidelijk liet zien dat dat niet het geval was, en de rechtsbijstandsadvocaat die adviseerde om daarmee accoord te gaan, en een letselschadeadvocaat die met één brief voor elkaar kreeg dat de aansprakelijkheid volledig kwam te liggen waar hij hoorde: bij de tegenpartij...
Ik ben er enorm van geschrokken hoe de verzekeraar van de tegenpartij zich opstelt: mijn idee is toch altijd geweest dat je een WA-verzekering afsluit om mensen aan wie je schade berokkent ook echt te helpen. In de praktijk blijkt, dat je, als je wordt aangereden, zelfs al heb je een letselschadeadvocaat, verschrikkelijk je best moet doen om ervoor te zorgen dat er iets betaald wordt. Mijn werkgever bijvoorbeeld, heeft tot op heden (bijna maart 2006, dus bijna 7 maanden later) nog niets gezien, terwijl mijn salaris wettelijk gezien gewoon vergoed hoort te worden.
Wat mij betreft mogen er allerlei wettelijke maatregelen komen waardoor verzekeraars gestraft worden als ze dit soort gedrag vertonen: ik hou toch al helemaal niet van dit soort zaken regelen; als je ook nog eens moet vechten in plaats van gewoon melden wat er aan de hand is, vind ik het helemaal iets verschrikkelijks.
Je komt na zo'n ongeluk pijn tegen in alle soorten en maten.
Volgens de veroorzaker van het ongeluk (die is hier op bezoek geweest, en dat heb ik bijzonder op prijs gesteld) ben ik, toen er mensen naar me waren toegerend, opgestaan, heb gezegd dat ik weg wilde, heb een paar passen gelopen, en ben toen in elkaar gezakt. Bijna onvoorstelbaar, want mijn bekken was zowel aan de voor- als aan de achterkant los van elkaar.
Ik herinner me vaag dat ik op de grond lag, en dat er een ambulance was. Van pijn herinner ik me niets. Hoogstens verwondering: "Ik ben *toch* niet dood!".
Eenmaal in het ziekenhuis raakte de adrenaline op: ik herinner me dat ik maar bleef bibberen, en elke beweging (en ik moest er nogal wat maken voor foto's en scans en onderzoek) deed afschuwelijk veel pijn. Maar ik had meteen het gevoel in hele goede handen te zijn, en was in staat me over te geven aan wat er nou eenmaal moest gebeuren.
Ik kreeg daar morfine-achtige pijnstilling, waar ik misselijk van werd, erg misselijk. Ik herinner me nog dat ik daar aan iedereen lag te verkondigen dat ik niet snapte hoe mensen aan de heroine verslaafd raakten, omdat het smerig spul was, morfine, en dat ik er helemaal niet van hield.
De pijn van m'n bekken was afschuwelijk, als ik moest bewegen, en dat moest elke keer als de verpleging iets kwam doen. Na een week werd ik geopereerd, en was de pijn van het ene op het andere moment weg. Ongelofelijk!
Ik was - gelukkig - af van de morfine. Het grote probleem werd de hoofdpijn, die 24 uur per dag optrad, elke dag. Die werd bestreden met indometacine, en daarndoor had ik al snel geen andere pijnstillers meer nodig.
Overdag ging alles prima; 's nachts begon ik toch wel alles te voelen: ribben, schouder, been, alles.
Dan waren daar bovendien nog de dagelijkse spuitjes met fraxiparine, tegen de trombose.
Om te revalideren moet je echt met pijn zien om te gaan:
Je hebt namelijk pijn die echt een waarschuwing is; daar moet je goed naar luisteren.
Je hebt pijn die er nou eenmaal is, maar waar je je zo weinig mogelijk van aan moet trekken omdat je anders te langzaam geneest; daar moet je dus
juist niet naar luisteren.
Maar in dat laatste geval moet je dat niet luisteren weer niet te ver doortrekken, want dan ga je zaken forceren, en scheuren er pezen, en
moet je wekenlang rust houden.
In mijn geval was het in beweging krijgen van mijn vingers, na het gips, zoiets: dag na dag moesten de vingers worden doorbewogen, door de fysiotherapeut. Dat deed verschrikkelijk veel pijn, maar dat probeerde je dan zo veel mogelijk te negeren.
Met het leren lopen, en het uitbreiden van de afstand, daarna, lag dat moeilijker. Belasten is nodig om een breuk aan te zetten om te genezen, dus je moet lopen, ook al doet het pijn. Maar de pezen en spieren zijn niets gewend, en vooral pezen raken snel overbelast als ze een poos niets hebben gedaan, en die scheuren dan. Dat is dus een kwestie van zoveel doen dat je 's avonds misschien wel erg veel last hebt, maar de volgende ochtend niet meer.
Het wordt misschien nog wel iets minder dan nu, maar ik moet er wel rekening mee houden dat veel van de pijn zal blijven: pijn bij het in beweging komen 's morgens, of als ik een uurtje in een stoel heb gezeten, of 's avonds, als ik een flinke afstand heb gelopen. Pijn in m'n vingers als ik iets beetpak, pijn in m'n been, pijn in m'n rug als ik die buig, pijn in m'n hoofd.
Als je een motorongeluk krijgt, weet al gauw het hele ziekenhuis dat jij "die motorrijder" bent. Dat heeft als grote voordeel dat
heel veel mensen aan je vragen wat er precies is gebeurd, en dat je je verhaal dus vele malen kwijt kunt.
Ernst had ook één van de foto's van de restanten van de motor opgehangen, wat tot nog meer vragen leidde, en dus tot nog vaker
het verhaal vertellen.
Volgens mij is er geen betere manier om te voorkomen dat het iets wordt dat je blijft achtervolgens, in nachtmerries enzo.
Het heeft mensen vaak verbaasd (onder andere ook de automobilist zelf), maar ik ben nooit kwaad geweest op degene die me heeft aangereden. Het was voor mij zo overduidelijk dat deze gebeurtenis voor hem ook afschuwelijk was, dat het geen enkele zin had om kwaad te zijn. Hij heeft bovendien van het begin af aan eerlijk verteld wat er is gebeurd, en heeft niet de schuld op mij proberen te schuiven; dat scheelt ook.
Ik ben daar wel blij mee, want ik denk dat woede je niets verder brengt hier in: je zult je er op een gegeven moment toch bij neer moeten leggen dat het nou eenmaal is gebeurd.
Ik merk wel dat ik nu, in het verkeer, harder oordeel over mensen die aan het telefoneren zijn, op de kaart kijken, of met hun GPS zitten te prutsen. Ook dat heeft geen zin: dat moet vanzelf weer slijten.
Een andere valkuil om in te trappen, is voortdurend te bedenken dat alles niet was gebeurd, als je maar dit, of als je maar dat had gedaan. Dat kon ik af en toe niet laten: ik had bijvoorbeeld pas op het laatste moment besloten binnendoor te rijden, en niet een stukje met Ernst op te rijden, die naar de A2 moest. Maar ik heb dat zo snel mogelijk van me af proberen te schudden.
Wat ik wel heb gedaan, is nadenken over wat ik zou hebben kunnen doen. Mijn conclusie is dat ik in het vervolg beter alert zou kunnen proberen te zijn bij zijweggetjes, en proberen ervoor te zorgen dat ik niet tegelijkertijd met een tegenligger bij zo'n punt ben, maar dat is niet in alle gevallen haalbaar. Afgezien daarvan denk ik niet dat ik dit had kunnen voorkomen, en dat is een nare gedachte.
Als je van het ene op het andere moment verandert van iemand die op de motor naar haar werk onderweg is, in iemand die zich niet eens op haar zij kan draaien in een ziekenhuisbed, ontkom je niet aan "die ene seconde"-gedachten. Het is vreemd, dat precies jou dat is overkomen, je hebt zelf af en toe moeite te geloven dat het is gebeurd.
Wat mij heeft geholpen is de wetenschap dat ongelofelijk veel mensen dingen meemaken waarvoor "die ene seconde" geldt. Er zijn
heel veel momenten die je hele leven op z'n kop gooien, en mijn moment gooit mijn leven toch voornamelijk tijdelijk op z'n kop.
Goedbeschouwd is het meer voor de hand liggend om dankbaar te zijn voor elk moment dat je leven niet in negatieve zin op z'n kop zet,
dan om je verongelijkt te voelen vanwege zo'n gebeurtenis.
Na zo'n ongeluk zul je al je schaamte voorbij moeten. Je kunt niet naar de wc, je bekken mag en kan niet worden opgetild voor op de po.
Je moet je behoefte op een celstof matje doen, en toelaten dat de verpleging je daarna schoonmaakt, want je kan niks zelf.
Gelukkig zijn die mensen daar geweldig in, en ze snappen ook heel goed hoe verschrikkelijk je dat vindt.
Je beseft dan wel hoe absurd belangrijk dat soort zaken zijn. Zelf naar de wc kunnen betekent op dat soort momenten het grootste geluk denkbaar, en ik hoop dat ik dat besef nooit meer kwijtraak.
De eerste weken sliep ik voornamelijk, en als ik wakker was was ik in een soort half-droom toestand: ik lag zo'n beetje aan van alles en nog wat te denken, fantaseerde hele verhalen, of keek naar buiten, en was daar helemaal gelukkig mee.
Ik had ook geen enkele behoefte aan televisie, en was altijd blij als ik een kamergenote had die daar ook niet van hield (ik had steeds weer een andere kamergenote, want ik lag daar langer dan de anderen).
Na verloop van tijd had ik energie om korte stukjes te lezen, te luisteren naar de luisterboeken die mensen me hadden gegeven (een uitstekend idee voor iemand die in een ziekenhuis ligt!), of af en toe een beetje naar muziek te luisteren (moeilijk, want dan begon ik mee te bewegen, en veel bewegingen waren verboden).
Later kon ik af en toe een kwartiertje in de rolstoel, en was dan zo hondsmoe dat ik uitgeput was: ik heb me daar nooit verveeld.
De verveling sloeg toe in het revalidatiecentrum. Ik moest oefenen om het langer in de rolstoel uit te houden, en dan las ik meestal. Ook probeerde ik af en toe een rondje te "peddelen" om m'n benen een beetje in conditie te houden, en dan ging ik weer lezen, of muziek luisteren
Ik had langzamerhand de energie om de hele dag wakker te blijven, en dan wordt zo'n dag lang. Als lezen en wat muziek luisteren het enige is waarmee je je dag kunt vullen, begin je je op een gegeven moment te vervelen: je beseft dan dat je bezig bent je "dag te vullen", en dat is een afschuwelijke gedachte: normaal gesproken kom ik altijd tijd te kort. Het leven is zo mooi, dat ik er elk moment van wil genieten, en dan lig ik daar die kostbare tijd met moeite te "vullen".
Ik snakte naar internet!
De verveling stopte van het ene op het andere moment toen ik naar huis kwam: daar kon ik naar buiten kijken, naar de vogels in de tuin, ik had al m'n boeken om me heen, Ernst was er om tegen aan te kletsen, en ik had weer internet, en m'n eigen krant.
Revalideren lukt niet zonder frustratie, ben ik bang ;-).
Het duurde veel langer dan ik had gehoopt voor ik aan het oefenen kon, en vanaf het moment dat dat mocht, was het nog steeds zo, dat alles
met mate moest, en veel langer duurde dan ik elke keer weer hoopte. Als je teveel doet (waar dan ook in het revalidatieproces) krijg je een
terugval (oftewel, dat je minder kunt dan daarvoor), en niets is psychologisch zo moeilijk te verwerken als een terugval, tijdens je herstel.
Ik heb dan eigenlijk de behoefte om door en door en door te gaan, om af te zien, om keihard te werken. Maar dat is niet wat revalideren inhoudt:
dat moet met beleid, steeds een klein stukje, met leren aanvoelen waar je grenzen liggen en die vooral ook respecteren.
Soms zie je jezelf vooruitgaan; dat is heerlijk. Soms ook lijk je wekenlang stil te staan, wat je ook doet.
Een andere bron van frustratie is de rolstoel! Ik ben blij dat ik heb gemerkt hoe het is om in een rolstoel te zitten: mensen hebben je niet in de gaten, gaan niet voor je opzij, behandelen je alsof je niet goed bij je hoofd bent (de uitzonderingen gelukkig daargelaten!). De binnenstad is bijna onmogelijk, met die prachtige kinderkopjes, hoge stoepen en trappen. Je bent volkomen afhankelijk van anderen. Ik ben heel erg blij dat ik de rolstoel achter me kon laten, en zal altijd onthouden wat het betekent voor mensen die wel hun hele leven aan de rolstoel gekluisterd zijn.
Naarmate het "gewoner" wordt dat ik van alles weer kan (hoewel ik de vreugde van weer kunnen lopen niet zal vergeten!), wordt
ook duidelijker wat het verlies is.
Ik ben in 1 seconde twintig jaar ouder geworden. Ik was soepel en sterk, en ben nu stijf en zwak. Bewegen doet pijn, en zal dat blijven doen.
Kamperen bijvoorbeeld, zal er waarschijnlijk niet meer inzitten.
Ik kan het nog een poosje voor me uitschuiven, omdat pas over een jaar duidelijk is wat de permanente schade is, maar ik moet er langzamerhand wel
mee leren leven, dat het nooit meer wordt zoals het was.
In het begin voelt elke vooruitgang als een enorme stap voorwaarts. Het moeilijkste tijdens de hele periode, waren vooral de momenten waarop ik een stap achteruit deed. Het moment bijvoorbeeld van de operatie van m'n rechtermiddelvinger en duim, waarbij m'n hand werd ingegipst: daarvoor kon ik er nog *iets* mee doen; daarna helemaal niets meer.
Wanneer je niets anders kunt dan liggen in je ziekenhuisbed, betekent even op de rand van je bed mogen zitten al een enorme voruitgang. De
rolstoel is dat dan helemaal.
De eerste keer dat ik daar in kwam (en het niet langer dan een minuut of 5 volhield) was overweldigend: tegelijkertijd de blijdschap dat ik mobiel was,
en het besef dat ik nog maandenlang daaraan gebonden zou zijn.
De allergrootste stap voorwaarts was misschien wel naar huis gaan. In mijn eigen huis slapen (in mijn eigen bed slapen liet nog een hele poos op zich wachten), in mijn eigen tuin zitten, in mijn eigen huiskamer eten, en eindelijk weer m'n tijd samen met Ernst doorbrengen!
Ook naar huis gaan is weer iets met twee kanten: in het revalidatiecentrum is alles er op gericht dat mensen in een rolstoel, of anderszins gehandicapped, zo gemakkelijk mogelijk uit de voeten kunnen; thuis merk je dan dat je opeens niet meer bij de lichtknopjes kan, de spullen voor een boterham smeren niet zelf kunt pakken, een fles Spa niet open kunt krijgen, dat je de douche ingetild moet worden, en niet zelf bij de wc kunt komen, enzovoort.
De tijden dat ik het in de rolstoel uithield werden, met oefening, steeds langer, en zo kon ik buiten zitten, met een notebookje op schoot. Een ongekend genoegen!
Het is niet te geloven hoe belangrijk lopen voor je is. Als je het niet kunt, merk je dat er geen fysieke inspanning te bedenken is die zo plezierig en rustgevend is als wandelen. Als je onderweg met iemand aan het kletsen bent, of je in eentje loopt, komen je hersenen vanzelf in een associatieve toestand waardoor je over van alles en nog wat gaat filosoferen. Ik ken geen andere manier om dat zo gemakkelijk te bereiken.
De eerste passen doe je steunend op de leggers van een brug. Dat is iets ongelofelijks: je ziet de wereld opeens weer vanuit een hoger standpunt bewegen.
Dan komt het eventjes los staan, en dan komen de eerste passen met krukken.
Elke keer ben je verschrikkelijk blij, en elke keer merk je ook wat je nog mist: als je met krukken loopt kun je niets in je handen hebben, bijvoorbeeld: je hebt de keuze tussen nog afhankelijker worden of toch voor de rolstoel kiezen (ik kreeg de rolstoel niet meer voor elkaar).
En als je eenmaal los kunt lopen, kun je eerst net van de huiskamer naar de wc en weer terug, en dan kun je elke keer een stukje verder, en dan komt er een dag dat je een heuse wandeling kunt maken, en dat je (veel later) weer de stad in kunt.
Dan besef je dat je nooit geweten hebt hoeveel die simpele dingen voor je betekenen.
Het vreemde is dat je hersenen heel snel vergeten hoe ze je spieren ook alweer aanstuurden, wanneer je ze een poosje niet hebt gebruikt.
Gelukkig wisten mijn hersenen nog wel hoe ze me moesten laten lopen (dat is lang niet altijd het geval), maar het finetunen gaat moeizaam: in evenwicht blijven, niet gaan zwalken als ik ondertussen praat, en niet gaan hinken als ik pijn voel, zijn dingen die nu (bijna maart) nog steeds heel moeilijk zijn.
Gedurende de eerste tweeëneenhalve week kon ik m'n rechterhand nog enigszins gebruiken: m'n duim had geen enkele kracht, maar ik kon met moeite nog dingen pakken, en zelfs met heel veel moeite schrijven. Dat was afgelopen na de operatie waarbij er pinnetjes in het gewricht van m'n middelvinger kwamen, en de pees van m'n duim weer vast aan het bot werd gezet.
Het was een enorme opluchting toen het gips er weer af mocht. Dat gebeurt met een soort mini-cirkelzaagje; de verpleger was zo vriendelijk dat zaagje eerst al draaiend op z'n eigen arm te zetten om te laten zien dat het geen probleem zou zijn als hij door het gips heen zou schieten ;-)
Helaas merk je dan, dat je geen van je vingers waar dan ook voor kunt gebruiken: er is geen beweging in te krijgen.
Revalidatie van vingers is een hele lange en pijnlijke kwestie. Helaas krijg ik in ieder geval in m'n middelvinger niet alle beweging terug strekken lukt niet, en buigen lukt maar tot een bepaald punt. En dat buigen doet ook pijn.
Ik kan wel weer alles wat nodig is, in het dagelijks leven, maar veel dingen blijven meer moeite kosten dan normaal gesproken.
De eerste grote stap voorwaarts is als je bij de revalidatie hebt geleerd hoe je, met behulp van een gladde plank, vanuit de rolstoel over kunt glijden naar de bijrijdersstoel. Dan kun je voor het eerst weer een stukje rijden in de auto, en wat ziet de wereld er dan ongelofelijk mooi uit, vanuit die positie!
Na die ene keer zijn we heel vaak een stuk gaan rijden: zomaar, zonder enig doel. Op die momenten ben ik extra dankbaar voor de omgeving waar ik woon: Zuid-Limburg is zo mooi.
Na de eerste euforie kom je er dan achter dat je enorm schrikachtig bent geworden voor tegenliggers, en mensen die uit zijwegen komen en
dergelijke. In het begin had ik echt de neiging om bij elke tegenligger me af te weren met m'n handen, en was het moeilijk om een schreeuw te
onderdrukken.
Ernst wist na verloop van tijd precies wat de moeilijke momenten voor me waren, en reed dan extra langzaam. Zo ben ik er langzamerhand aan gewend
geraakt. Ik had voor geen goud bij iemand anders in de auto gezeten, al die tijd.
Toen het lopen redelijk ging, kwam natuurlijk het verlangen naar zelf achter het stuur kunnen zitten. Ik moest eerst wachten tot m'n hand voldoende kon buigen en voldoende kracht had, en tot m'n been een beetje kracht had gekregen.
En dan krijg je te horen dat er nog een probleem is: als ik weer achter het stuur zou gaan zitten, en een ongeluk zou veroorzaken, zou mijn
WA-verzekeraar vertellen dat ik niet in staat was om te rijden, gezien het feit dat ik in een ziekenhuis en een revalidatiecentrum heb gelegen,
en langdurig naar de revalidatie ga.
Bij het halen van het rijbewijs heb je een zogenaamde "Eigen verklaring" ingevuld, over je gezondheid, en daarin verklaar je ook dat je
uit jezelf zult melden wanneer daar verandering in optreedt (zoals een van je ledematen in het gips, of gebroken geweest en weer gerevalideerd).
Je bent dus in feite niet verzekerd wanneer je weer achter het stuur gaat zitten na zo'n ongeluk.
Je moet opnieuw een Eigen Verklaring invullen, waarin je (psychologisch erg moeilijk voor mij) moet invullen dat je fysieke beperkingen hebt gekregen. Daarna krijg je een (gratis) test bij het CBR, waarin je moet laten zien dat je krachtig en snel genoeg kunt remmen, en krachtig en snel genoeg je stuur van links naar rechts kunt draaien en andersom. Ik kreeg daarna toestemming (in de vorm van een document dat je bij je rijbewijs moet bewaren) om zowel op de motor als in de auto te mogen rijden.
En het viel me mee, in de auto rijden! Alles zat er nog in, en de angst was, met al die ritjes naast Ernst, nagenoeg verdwenen.
Het heeft alleen nog erg lang geduurd voor ik alleen durfde te rijden, zonder Ernst naast me. Dat was voor Ernst trouwens ook een enorme stap. We zijn er zelfs door gezwicht voor het mobieltje: het idee dat we elkaar altijd konden bereiken was toch wel een vereiste voor we het weer aandurfden dat ik alleen op pad ging.
Weer leren fietsen ging onder begeleiding vam mijn zeer gewaardeerde fysiotherapeut (van de Stichting Revalidatie Limburg, in Hoensbroek, volgens
iedereen het beste revalidatiecentrum van Nederland, en dat klopt). Berg op was heel erg moeilijk, vanwege een volkomen gebrek aan conditie.
Bij linksaf slaan merkte ik hoe afschuwelijk kwetsbaar ik me voelde in het verkeer: dat lukte pas toen er geen enkele auto meer in zicht was.
Maar fysiek gezien ging het prima! Ik kon op- en afstappen (afstappen moeizaam en voorzichtig, omdat ik nog niet echt evenwicht heb op m'n voormalig-gebroken been), en het fietsen zelf ging zonder grote problemen.
M'n hersenen hebben veel bewegingen gelukkig nog uitstekend onthouden.
Thuis fietsen was moeizamer: het is erg steil, bij ons, beide kanten op.
We hebben het een keer geprobeerd, en ik moest op veel plaatsen afstappen, uithijgen en verder lopen. Maar uiteindelijk hebben we Noorbeek gehaald!
Ik heb zo'n beetje vanaf het moment dat ik thuis was, vanuit huis een klein stukje van m'n werk op me genomen. Dat was voor mij een heel plezierig gevoel, dat ik niet helemaal alles in de steek liet.
Ik ben ook weer veel vroeger dan "normaal" aan het werk gegaan: heel voorzichtig beginnen met één middag per week, en dat heel langzamerhand uitbreiden. Dat was heel belangrijk voor m'n gevoel m'n leven weer "terug te veroveren", al moet ik erg mijn best doen niet te hard van stapel te lopen (maar dat lukt heel aardig).
Veel mensen namen het als vanzelfsprekend aan dat ik niet meer op de motor zou stappen. Voor veel mensen was mijn ongeluk natuurlijk ook een bevestiging van het feit dat motorrijden levensgevaarlijk is. En daar hebben ze gelijk in.
Toch denk ik, ondanks wat me is overkomen, dat het risico dat zoiets me nog eens overkomt, rationeel gezien erg klein is. En ik zou me
door dit ongeluk teveel laten afpakken van wat belangrijk is in mijn leven, als ik het motorrijden zou opgeven.
Motorrijden is nou eenmaal een belangrijk bestanddeel van mijn leven.
Het probleem in zo'n geval is dat het uitgesloten is om in één keer weer op een R1200GS te stappen: ik zal langzamerhand moeten wennen aan het verkeer, op de motor, en dat doe je niet zo makkelijk op een dure, gloednieuwe motor, en bovendien zal het nog erg lang duren voor m'n benen weer een beetje kracht hebben. Zo'n R1200GS is zo hoog en zwaar dat dat erg lastig wordt, met verzwakte benen.
Als oplossing daarvoor hebben we bedacht, dat we een Yamaha Tricker kopen als tussenoplossing: 250cc, 120 kilo (de helft van de GS dus), en laag. Het rijden en stoppen is dan geen enkel probleem, en ik kan op die manier weer langzamerhand aan het verkeer wennen.
Het eerste ritje is inmiddels achter de rug. Het gaat!
Op de motor ben ik wel duidelijk bang voor ander verkeer. Er is nog een hele lange weg te gaan voor ik alles weer een beetje vertrouw!
Ook een probleem is m'n rechterhand: die wordt erg makkelijk gevoelloos als het wat kouder is. Voorlopig betekent dat alleen maar rijden als het een beetje warm is; en ik zal op zoek gaan naar verwarmde handschoenen.
Verder is het natuurlijk afwachten hoe het verder zal gaan: kan ik net zulke afstanden afleggen als vroeger, of gaat m'n lichaam dan teveel pijn doen? Hoe houdt m'n hand zich, en m'n rug, bij lange afstanden?
Maar voorlopig is het: rijden in verkeersluwe gebieden, en langzaam aan alles wennen. Ik raak in ieder geval niet in paniek, dat is gelukkig al een kleine winst.
Ik ben ook al lang aan het denken over wat mijn volgende motor zal worden (want de Tricker is een tussenoplossing: daar doe je geen reizen mee zoals ik ze ooit weer hoop te kunnen rijden).
Een nieuwe BMW R1200GS ligt psychologisch moeilijk: de motor kon er dan wel niets aan doen, maar het is wel de motor waarop ik een enorm ongeluk heb meegemaakt. Bovendien was ik niet zo tevreden over hoe hij liep. Nou stond er nog maar 8000 km op, en was hij dus nog lang niet ingereden, maar het rauwe lopen viel me tegen, en ook het gebrek aan soepelheid onderin.
Maar wat dan? Als je eenmaal verslingerd bent aan een GS is het erg moeilijk om op iets anders over te stappen. Het zijn alleskunners, en ze maken motorrijden gemakkelijk.
Deze Moto Guzzi Griso spreekt me bijzonder aan: ik heb altijd al een zwak gehad voor Moto Guzzi, hij ziet er fantastisch uit, hij heeft een heerlijk breed stuur en zit me alsof ie voor me is gemaakt.
Maar zal ik ermee kunnen leven dat ie moeizamer de bocht om wil, en dat het lastiger is om, als we in de Sierra Nevada zijn, een bospad omhoog te nemen? Ik ben bang van niet!
Of zou het deze worden? Een Triumph Scrambler?
Scramblers waren de gewone Engelse wegmotoren die geschikt gemaakt waren om ook trails te rijden: van de weg af dus. Ze hebben een hoge uitlaat, spaakwielen en noppenbanden, maar staan minder hoog op hun poten dan de meeste huidige allroads.
Ideaal voor mij, maar deze nieuwe Scrambler van Triumph weegt ongeveer net zoveel als de GS (Scramblers horen lichtvoetig te zijn): dan kan ik net zo goed voor de Griso kiezen.
Vooralsnog is m'n plan als volgt:
Ik koop een Derbi Mulhacen om hier rond te rijden. Die kan ook mee op vakantie, maar ik hou ook m'n oude R1100GS aan, voor lange afstanden. Als die oude GS het begeeft, kunnen we een tweedehands R1100GS kopen ter vervanging daarvan.
Het worden dus eigenlijk twee motoren voor die ene R1200GS.
De Derbi Mulhacen heeft het betrouwbare blok van een Yamaha XT660. Het is een moderne Scrambler, inclusief het lage gewicht. Hij lijkt me ideaal voor de kleine weggetjes hier in Zuid-Limburg, en bovendien vind ik hem verschrikkelijk mooi.
Maar eerst wordt het een kwestie van gewoon afwachten hoe alles gaat: wat de permanente schade is, hoe het motorrijden lukt, en of ik niet elke winter naar de auto zal moeten uitwijken.
Het is nu anderhalf jaar later, ik werk weer full-time, en ik voel me weer "stevig".
Maar wat opvallend was, is dat de tijd dat ik bijna weer full-time zou gaan werken, de moeilijkste tijd bleek te zijn.
Daarvoor was het zo dat ik als het ware aan het vechten was om m'n conditie, m'n gezondheid en m'n leven weer terug te krijgen. Tegen de tijd dat dat achter de rug zou zijn, moet je onder ogen gaan zien wat er "verloren" is.
Ik ben vergeleken met voor het ongeluk een stuk minder soepel en een stuk minder sterk, en alleen als ik
elke dag naar de sportschool zou gaan zou ik dat weg kunnen werken, maar dat vind ik veel te saai om
m'n tijd en geld aan te spenderen.
Gelukkig is m'n concentratie weer op niveau (dat heb ik hard nodig in m'n werk); maar dat heeft heel erg
lang geduurd (vanaf het moment dat ik weer begon met 1 middag per week te werken een jaar!), en ik heb lange tijd
getwijfeld of dat wel weer op niveau zou komen, ondanks dat artsen vertelden dat dat heel lang kan duren na
zo'n klap, gecombineerd met een paar maal narcose.
Een belangrijke stap was de nl motorvakantie naar Roemenië.
Dat was op de
en Tricker (met Ernst op z'n
en BMW), en tijdens die vakanties heb ik gemerkt dat ik langzamerhand
weer aan het verkeer gewend ben geraakt, en dat ik toch nog behoorlijke afstanden kan afleggen.
Maar achteraf heb ik bedacht dat ik, door niet op de GS naar Spanje te gaan maar op de Tricker naar Roemenië,
ervoor gezorgd heb dat ik niet kon vergelijken met vakanties voor het ongeluk, en zo confrontaties met verschillen
uit de weg ben gegaan.
Achteraf gezien was dat, vreemd genoeg, de moeilijkste tijd: bijna zover dat het "vechten" is afgelopen, bang dat ik me nooit meer zo goed zou kunnen concentreren als vroeger, en langzamerhand onder ogen moeten zien wat er "verloren" is gegaan.
Er komt nog een operatie voor m'n schouder (dan zal de pijn daar aan overgaan, hoop ik) en m'n vinger (die rechtgezet zal worden, of misschien van een kunstgewrichtje zal worden voorzien), en dan zal ik gegarandeerd weer concentratieproblemen krijgen, maar nu weet ik in ieder geval dat dat grotendeels weer overgaat.
Het heeft een lange nasleep, zo'n ongeluk...
Het EO programma Per Ongeluk heeft een uitzending gewijd aan mijn ongeluk. Het is te bekijken via de pagina over de uitzending.