Je kunt autisme op allerlei manieren bekijken: je kunt kijken naar de symptomen (zoals in de DSM gebeurt), je kunt kijken naar de genetica (er blijkt zo’n grote hoeveelheid genen bij betrokken te zijn dat het onmogelijk is om op basis van iemands genen te kunnen bepalen of iemand autistisch is), en je kunt kijken naar de hersenen.
Het mooie van kijken naar de hersenen is dat er zo’n grote wisselwerking is tussen gedachten, gedragingen, en de hersenen. Net zoals iemand die veel traint krachtigere spieren krijgt, veranderen de hersenen van iemand die bijvoorbeeld heel vaak verdrietig is vanwege een groot verlies, of van iemand die vanuit beroerde omstandigheden goed terecht komt en zich daardoor gelukkig voelt.
Andersom krijg je bij je geboorte een soort basis aan hersenen mee, en die vormen weer de basis voor het gedrag dat je dan kunt vertonen, de gedachten die je dan kunt hebben, en op die manier ook weer voor de manier waarop je hersenen zich verder kunnen ontwikkelen.
Bij mensen met een vorm van autisme zie je een andere ontwikkeling van de hersenen. Die andere ontwikkeling (ik spreek met nadruk over `anders’ en niet over `gestoord’) begint al voor de geboorte. (meer…)