Dingen en mensen

 

Mensen met het syndroom van Asperger hebben vaak een speciale relatie met dingen. Met allerlei dingen, maar treinen (zowel miniatuur-treinen als echte) hebben vaak nog een extra grote plek in het hart. Zo groot dat je je soms afvraagt of mensen wel een even grote plek hebben.

Dat laatste is wel degelijk het geval, maar het is intrigerend, die liefde voor dingen. Ik heb geprobeerd te bedenken wat het mechanisme er van zou kunnen zijn, hoe die liefde tot stand komt.

stoomlocomotief in het bos
Stoomlocomotief in Flagstaff, Arizona

Kinderen bij wie later blijkt dat ze het syndroom van Asperger hebben, hebben dezelfde belangstelling voor ogen van mensen als andere kinderen. Ze kijken direct van de geboorte naar ogen van mensen, bestuderen die, en zijn daar veel meer in geïnteresseerd dan in andere dingen. Dat is, heb ik het idee, het mechanisme waardoor mensen al heel snel onderscheiden worden van dingen, belangrijker zijn dan “andere dingen”. Dat is dus voor kinderen met Asperger niet anders dan bij iedereen.

Maar bij kinderen van een half jaar gaat de ontwikkeling uit elkaar lopen. Babies met Asperger (dat kun je dan nog niet vaststellen; dit zijn dus observaties die achteraf zijn gedaan) verliezen hun belangstelling voor ogen. Bij andere kinderen blijft die belangstelling. Hoe zou dat komen? Niemand weet het exact, maar ik kan me voorstellen dat kinderen met Asperger van het begin af aan geen filter hebben voor indrukken: alles komt bij ze binnen. Dat ze in het eerste halve jaar op ogen gefixeerd zijn betekent niet dat de rest wordt weggefilterd (en daarmee minder belangrijk wordt). Zo’n bestaan is vermoeiend, zeker voor een baby, die nog helemaal moet ontdekken dat de gekleurde vlekken die via z’n ogen binnenkomen samenhangende dingen zijn.

Het moeilijkst voor zo’n baby zijn dingen die voortdurend veranderen. Het is al moeilijk genoeg om te leren begrijpen dat de rammelaar die je steeds vanuit een andere hoek ziet, toch steeds een en dezelfde rammelaar is. Een gezicht dat steeds verandert, waarvan de ogen dan weer met de wenkbrauwen opgetrokken zijn en dan weer tot spleetjes zijn getrokken, en dat je daar bovenop ook nog steeds vanuit een andere hoek ziet, is nog veel lastiger.

Kinderen met Asperger zien daarbij op zo’n moment niet alleen het gezicht, maar nemen ook alles wat verder nog in hun blikveld ligt bewust waar. Het is dan dus veel lastiger om te leren wat bij elkaar hoort. Dat wordt op die manier simpelweg te moeilijk. Babies van wie later blijkt dat ze Asperger hebben gaan zich rond die tijd concentreren op de mond van mensen. Dat is te begrijpen: het geluid dat ze tegelijkertijd opvangen komt overeen met de bewegingen die de mond maakt: via de mond kunnen ze dus leren dat zo’n geluid hoort bij die mond, kunnen ze mensen leren onderscheiden van de rest.

Het feit dat alles ongefilterd binnenkomt, en dat menselijke gezichten zo lastig zijn (en daardoor geen enkel houvast bieden in de verwarrende wereld) maakt het begrijpelijk dat dingen voor kinderen met Asperger veel belangrijker zijn dan voor ons.

Maar het blijft natuurlijk intrigeren, die bewegende dingen die zo lastig te interpreteren zijn (want waar andere kinderen de gezichtsuitdrukkingen van mensen leren, is het voor kinderen met Asperger een klus die ze pas veel en veel later in hun leven, met heel veel bewuste oefening, een klein beetje zullen leren beheersen). Als ze dan dingen tegenkomen die bewegen maar wel te snappen zijn, namelijk treinen, vormen die een mogelijkheid om te leren omgaan met dingen die bewegen. Het mooie van miniatuurtreinen is dat de kinderen de bewegingen zelf kunnen controleren. En het mooie van grote treinen (later) is dat kinderen kunnen leren hoe alles werkt, en de beweging daarmee helemaal kunnen verklaren en als het ware geestelijk onder controle hebben. Daarom zijn stoomtreinen ook extra fascinerend: het mechanisme is veel zichtbaarder (en hoorbaarder).

Ik denk dat het hem daar in zit, die fascinatie voor dingen in het algemeen en treinen in het bijzonder.

4 gedachten over “Dingen en mensen

  1. Maar er zijn ook voordelen, in de hemel geniet ik als Asperger straks ongefilterd veel meer, en op mijn K75 neem ik ook veel meer waar, en toevallig houd ik ook heel erg van treinen. Mijn vrouw vroeg zich af of iedere treinenliefhebber zoals ik wellicht ook een Asperge is, want dat zeg ik altijd van mezelf,” Ik ben een Asperge”. Het heeft wel wat!

    Ook Dank voor het mooie filmpje van de Vogeltelling met de muziek van Debussy, als Asperge hoor en zie ik daar veel meer in, maak ook eens een mooie Lente variant!.

    Fijne Jaarwisseling alvast.

    Mvg,
    Bram

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

 

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.