Een neurodiverse maatschappij 1 Waarom?

drie hoofden met verschillende soorten hersenen

 

Neurodiversiteit betekent dat je erkent dat niet alle breinen op dezelfde manier werken, en dat, tegelijkertijd, al die breinen behoren bij de mensheid. Neurodiversiteit houdt dus in dat er allerlei variaties zijn binnen Homo sapiens, net zoals er mensen zijn met verschillende oogkleuren.

En net zoals niemand vindt dat we allemaal één bepaalde oogkleur horen te hebben, en dat andere kleuren een afwijking zijn, zouden we moeten erkennen dat er niet één type hersenen is dat we ‘normaal’ noemen, terwijl we anders werkende hersenen een afwijking noemen.

Neurodiversiteit is een ideaal, en in de praktijk zijn we ver van dat ideaal. In de DSM staan allerlei classificaties die te maken hebben met ‘anders werkende hersenen’ (neurodivergent, heet dat wanneer je het bekijkt vanuit het perspectief van neurodiversiteit). Voorbeelden zijn schizofrenie, ADHD, dyslexie of autisme. Dat die in de DSM staan betekent dat de maatschappij die officieel als ‘afwijkend’ bestempelt, als ‘zo horen mensen niet te zijn’, als stoornis.

Voor sommigen is het een heel vreemd idee om dat soort zaken niet langer een stoornis te noemen, maar iets dat bij de mensheid hoort.

Terzijde: de boeken die ik in de tekst noem, hebben een link naar Bol.com, voor het gemak. Je kunt ze natuurlijk veel beter in een (onafhankelijke) boekwinkel kopen, of er bij de bibliotheek naar vragen!

Afwijkend

In de eerste plaats: je bent toch afwijkend? Dat heb je je hele leven gemerkt: jij bent anders dan de rest. Dan is het toch logisch om het een stoornis te noemen?

Het antwoord is nee. Tot 1986 stond homoseksualiteit in de DSM. Het werd een ‘verstoring van de seksuele oriëntatie’ genoemd. Vanaf 1973 was er al een soort verlichting. Homoseksualiteit stond er niet meer in als stoornis; wel ‘ego-dystone homoseksualiteit’, met een ‘constante afwezigheid van heteroseksuele opwinding terwijl de cliënt gebukt gaat onder een patroon van ongewenste homoseksuele opwinding’.

Pas sinds 1986 noemen psychiaters homoseksualiteit dus geen afwijking meer, maar iets dat bij mensen hoort. Net zoals blauwe ogen (hoewel wereldwijd gezien een minderheid blauwe ogen heeft), of rood haar (bijna overal in de minderheid), of linkshandigheid (ook een minderheid).

Afwijkend zijn betekent dus niet dat je een stoornis zou hebben. Mensen zijn divers. Iedereen is verschillend. Vrijwel iedereen heeft wel een eigenschap die hij of zij deelt met een minderheid van andere mensen.

Hulp nodig

De tweede twijfel die opkomt bij mensen als je zegt dat autisme ‘erbij hoort’, en geen stoornis is, is dat je dan ook geen hulp meer zou krijgen.

In Nederland is het op dit moment inderdaad zo dat je een diagnose nodig hebt voor allerlei soorten hulp. Aan de andere kant is het zo dat de maatschappij niet is ingericht op autisme. Hulp is daarom noodzakelijk.

Je kunt daarom zeggen dat autisme een handicap is. Ik vind handicap een naar woord, maar een beter woord is er niet. De Verenigde Naties zeggen over een handicap dat het het resultaat is van een eigenschap van een persoon en de inrichting van de maatschappij. Daarmee geef je dus niet aan dat die eigenschap een stoornis is; wel dat er hulp nodig is, omdat de maatschappij er niet voldoende op is ingericht.

Handicap en maatschappij

Uitsluiting, integratie, inclusie

De afbeelding heeft Franse woorden. Wij noemen de linkerkant een voorbeeld van uitsluiting (iemand die klein is kan niet meekijken). Het Franse woord ‘égalité’ (gelijkheid) laat mooi zien dat je die situatie krijgt wanneer je iedereen gelijk behandelt, zonder rekening te houden met iemands eigenschappen. Wie klein is kan niet over het hek kijken, en wordt dus uitgesloten.

Wanneer je de diagnose autisme zou afschaffen, en verder niets zou doen, zou je dus in die situatie terechtkomen: je kunt niet meer meedoen wanneer je autistisch bent, omdat je behandeld wordt alsof je net als de anderen bent.

De middelste situatie is wat wij integratie noemen. In het Frans noemen ze die situatie: ‘équité’, rechtvaardigheid. Je kunt extra steun krijgen wanneer je kunt aantonen dat je, in dit voorbeeld, te klein bent om mee te kunnen kijken. Je krijgt dan extra kisten om op te staan, zodat je over het hek kunt kijken. Dit is de situatie nu, in Nederland (en in veel andere landen ook).

Het nadeel van integratie is dat het met stigma gepaard gaat (je bent een uitzondering, en krijgt uitzonderlijke hulp), en dat je een diagnose nodig hebt (“we kunnen niet zomaar aan iedereen kistjes uitdelen; daar zijn ze te kostbaar voor”).

De derde situatie neemt alle hindernissen weg voor wie te klein is. Er is in dit geval geen hek meer waar je overheen moet zien te kijken. Die situatie noemen we inclusie, zowel in het Frans als in het Nederlands. Dat is waar de VN naartoe wil.

Wanneer je echt inclusie wilt, zou je de maatschappij ingrijpend moeten veranderen. Ingrijpender dan, zoals in dit voorbeeld, een hek weghalen.

Een voorbeeld van inclusie

Roy Grinker geeft in zijn boek Nobody’s normal een mooi voorbeeld van inclusie. Martha’s vineyard is een eiland in het noord-oosten van de VS. Nadat de Engelsen er waren aangekomen is het lange tijd erg geïsoleerd geweest. Er was daardoor een aangeboren doofheid ontstaan, die een behoorlijk deel van de bevolking betrof.

De bewoners waren daardoor met elkaar in gebarentaal gaan spreken (een ter plekke ontwikkelde taal). Als je toen aan iemand vroeg of de buurman doof was of kon horen, konden mensen dat in de meeste gevallen niet zeggen.

Doof zijn was in die gemeenschap geen handicap meer.

Merk op dat dit niets zegt over iemands persoonlijke beleving. De één zal er geen enkel probleem mee hebben om doof geboren te zijn; de ander zal misschien verlangen naar een alternatief leven zonder doofheid. Doof zijn heeft, net als vrijwel elke handicap, ook voordelen. Je andere zintuigen worden ‘scherper’. Je hoort onaangename geluiden niet, waar anderen wel last van hebben (denk aan herrie van de buren).

Pas wanneer de samenleving echt inclusief is, kun je een persoonlijke afweging maken. De kans is groot dat je jezelf dan ziet als een variatie met voor- en nadelen, en niet als een afwijking van anderen.

Ik denk overigens dat het een heel goed idee zou zijn om op de kleuterschool iedereen te leren in gebarentaal te spreken, maar dat terzijde.

Een neurodiverse samenleving?

Rory Grinker geeft in zijn boek ook een mooi voorbeeld van een samenleving waarin autisme niet als probleem wordt gezien. Hij beschrijft een vader, moeder en zoon in Namibië. De zoon is duidelijk autistisch (geen oogcontact, nauwelijks praten, bijvoorbeeld). Het is duidelijk dat de zoon niet voor zichzelf kan zorgen.

Hij vraagt de ouders of ze er een probleem mee hebben dat hun zoon anders is. Ze begrijpen de vraag niet. Wat is er anders? Iedereen is toch anders? Hij kan heel goed geiten hoeden. Er raakt nooit een enkele geit kwijt. Hij kan dingen vinden die anderen zijn kwijtgeraakt. Hij is een heel waardevol persoon in hun samenleving.

Maar hij kan toch niet voor zichzelf zorgen? Ook dat begrijpen ze niet. Niemand zorgt toch voor zichzelf? In je eentje kom je om. Ieder doet toch wat iemand kan, en waar iemand goed in is?

Maken ze zich zorgen over de toekomst, wanneer zij er misschien niet meer zijn, om voor hun zoon te zorgen, is dan de vraag. En weer stuit hij op onbegrip. Hoezo? Het hele dorp is toch niet in één keer dood? Hun zoon is toch altijd deel van het dorp, ook al zouden zij er niet meer zijn?

Daar zie je een heel mooi voorbeeld van een neurodiverse samenleving, waar autisme misschien heel goed een woord kan zijn, waarmee je iets kunt aangeven over hoe iemand is, maar waar het op geen enkele manier als een probleem wordt gezien of ervaren.

En bij ons?

Het is duidelijk dat onze samenleving zeer ver verwijderd is van een neurodiverse samenleving. Ik wil in een aantal blogposts gaan onderzoeken hoe dat in elkaar zit. Daarbij richt ik me op autisme omdat ik daar het meest over weet, maar ik denk dat veel van wat er naar boven komt, ook op zal gaan voor andere vormen van neurodivergentie. Wat kenmerkt onze maatschappij, dat het zo ‘autisme-onvriendelijk’ is hier? Wat zouden we kunnen veranderen?

14 gedachten over “Een neurodiverse maatschappij 1 Waarom?

  1. Vooral hoe Grinker beschrijft hoe er uit iedere ‘normafwijking’ een verdienmodel gebakken werd en nog steeds word vond ik schokkend om te lezen…

    Zeker als je bedenkt dat onze nationale trots ASML de lithografische belichtings bakker er met een beetje pech niet geweest zou zijn als de directeur in wittevrouwenveld geboren was, en als LVB op de schroothoop van de psychiatrische inrichting terecht was gekomen met zijn schokkend asociale gedrag…

  2. Duidelijk verhaal. Ik ben benieuwd wat je denkt over de verschillen in stigmatisering van neurodiversiteit tussen grote en kleine groepen (stad vs dorp) en vaste tegen steeds wisselende groepen (school klas vs afdeling van een bedrijf).

    • Dat is een lastige vraag, die te maken heeft met *wat* er dan precies in de maatschappij zo ‘autisme-onvriendelijk’ is.
      Ik denk dat er inderdaad grote verschillen kunnen zijn, omdat een kleine gemeenschap (dorp, klas, afdeling op het werk) er echt een eigen cultuur op na kan houden.
      Die kan de ene kant of de andere kant op gaan, oftewel *nog* onvriendelijker, of juist veel opener.
      In een grote groep, zoals een stad, heb je veel subgroepen, zodat je daar gemakkelijker een plek kunt vinden waar je meer thuishoort, kan ik me voorstellen.

  3. Een bericht plaatsen op je blog pagina? Lukt niet.

    Als ik jouw verhaal lees dan klinkt het logisch en dat is het ook. Vervolgens denk ik er moet wat veranderen. Het wat daar zit iets overweldigends in.
    Wat veranderen? Hoe dan en waar begin ik?

    Ho stop… veranderen? Ik? Nou ik weet het niet hoor. Ik verander niks. Comfortzone, de mijne is prima.

    Ik weet simpel gezegd niet waar ik moet beginnen met iets te veranderen.

    Verder lezen dan maar en gelukkig zit er een verzendknop op en dan ben ik klaar.

    Groetekes oet Limburg

    Ik pak mijn gitaar maar weer eens. Dat geeft rust.
    Al die noten dat is genoeg verandering voor vandaag.

    .

    • Dag Sylvia, je onderzoekt een neurodiverse maatschappij, maar perkt je dan in tot autisme. Voor mij voelt dat als een paradox, of contradictio. Die je ook zelf wel benoemt. We zijn beiden van oorsprong bioloog. We hebben geleerd dat (bijna) iedere eigenschap variatie vertoont. Ieder individu is in mijn ogen een n-dimensionaal samenspel van eigenschappen dat diens ‘niche’ hoopt te vinden. Daarvoor is inderdaad inclusie nodig en ik waardeer je inspanningen daartoe. Met name het boekje over de kanarie inspireert. Met collega’s proberen wij dit onze hogeschool in te krijgen. Ik ben benieuwd naar het vervolg van je onderzoek.

      • Dank je René!
        Ik beperk me inderdaad tot autisme, en dat is inderdaad een paradox 🙂
        Ik doe dat in de eerste plaats omdat ik mezelf op geen enkele manier ‘bevoegd’ acht om iets over andere vormen van neurodivergentie te zeggen, en in de tweede plaats omdat het alleen voor autisme al een gigantische klus is om in kaart te brengen wat er nodig zou zijn voor echt inclusiviteit.
        Ik denk, en hoop, dat veel van wat er nodig is voor autisme-inclusiviteit ook opgaan voor andere vormen van neurodivergentie (en ook voor andere ‘uitzonderingen’).

  4. Dank voor deze beschrijving.
    Het verhaal klinkt logisch en dat is het ook.
    Als ik het lees denk ik: ‘ze heeft gelijk, kom laten we er wat aan doen.’
    Tegelijk komt er achteraan: ‘ja, maar hoe, wat.’
    Waar begin ik?
    Ho stop… veranderen? Ik? Nou ik weet het niet hoor. Ik verander niks. Ik weet niet waar ik moet beginnen.’
    Verder lezen dan maar en gelukkig zit er een verzendknop op en dan ben ik klaar.
    Groetekes oet Limburg

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

 

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.