In juli 1999 hebben we, na een uitstapje naar Duitsland, een paar dagen in de Vogezen rondgereden.
Leuke hotelletjes, lekker eten, en vooral: een ongelofelijke variëteit aan wegen, met als hoogtepunt de Route des Crêtes.
Juli 1999
Vanuit Iserlohn in Duitsland, waar we Ixis-zaken hebben adgehandeld, na een heerlijk etentje in een Duitse snackbar met terras, maken we ons op voor de volgende etappe: op naar Trier , om meneer Michels van Pami (de "mi") te vertellen dat we een paar dagen later terugkomen om het XT-blok op te halen. Die paar dagen zullen we doorbrengen in de Vogezen.
En zo rijden we kleine weggetjes door Duitsland (ik krijg nog een doodschrik in een bocht naar rechts, waar een tegenligger, in de vorm van een
Mercedes, de blinde bocht afsnijdt door de helft van mijn toch al niet al te brede weghelft te gebruiken. Ik zie hem ook schrikken, maar hij kan niks
doen vanwege zijn veel te hoge snelheid.
Ik red het godzijdank om de motor nog een stuk naar rechts te sturen, en rij rakelings langs hem), steken de Rijn over met een pontje bij de
Lorelei
(jezus wat stroomt het daar hard), en rijden afwisselend over
strak- asfalt-Mantra wegen, en over StrassenSchade GS wegen.
De zon schijnt, Duitsland is mooi (verbaast me elke keer weer :-), het leven is heerlijk heerlijk.
We dineren bij een McDonalds, na een magnifieke Mantraweg (oh, wat zou ik Ernst achter me hebben kunnen laten op de Mantra ...).
In Duitsland heeft McDonalds nu McItaly!!! Mozzarella, tomaten en salami op een broodje.
De Mantrawegen schieten flink op, maar wanneer we proberen onder Koblenz door te rijden om de Moezel vanaf de zuidkant op te pikken, worden het GS weggetjes.
Het is alweer half 11 als we een Gasthaus zien, met de naam "Taunusblick". Ze hebben een kamer en we vallen in slaap (arme Ernst, de kamer heeft geen TV, dus hij moet proberen in slaap te vallen op het geluid van de radio...)
De volgende ochtend zijn we nog net op tijd voor het ontbijt (1 minuut voor 10...). Maar als we daarna nog even op ons balkonnetje willen genieten van onze TaunusBlick wordt er gevraagd wanneer we van plan zijn op te rotten, en wordt er erg moeilijk gekeken als ik een half uurtje opper.
OK, verder naar Frankrijk dus.
We komen vandaag zowaar terecht op de door mijzelf meegebrachte kaart, en de route voert weer verder door mooie bochten. We komen nog in een ralley terecht (wat maakt zo'n spoiler op een auto een klere-herrie), en moeten vlak bij Trier zelfs weer terug omdat er een stuk is afgesloten, maar om een uur of 5 komen we aan bij meneer Pami, die ons uitnodigt een Sprudel te drinken op zijn balkon, midden in Trier, boven een gigantische tuin, tegenover een kerk.
De Sprudel is zeer welkom, de schaduw van meneer Pami z'n mooie oude huis ook, want ik heb inmiddels een barstende koppijn ontwikkeld.
Meneer Michels beveelt ons een route langs de Saar aan. Het is een rode weg, met voor ons eigenlijk teveel snelwegallure, maar er is geen alternatief.
Voor Saarbrucken slaan we af richting zuiden.
Vlak voor de grens met Frankrijk stoppen we bij een meeneem Pizzeria bij een benzinestation, voor het hoognodige eten.
Geheel tegen alle verwachting in blijkt het superlekker eten te zijn, en zo zit ik te genieten van de Mozzarella met Tomaten, met uitzicht op hun auto stofzuigende automobilisten, en bijna-omvallende motorrijders die iets te stoer het tankstation binnen komen rijden.
Mijn koppijn heeft inmiddels astronomische vormen aangenomen, zodat ik zelfs durf te vragen om een aspirientje. Tot haar grote spijt heeft ze dat niet in huis, komt de waardin vertellen, en vervolgens wordt ik elke keer dat ze iets komt brengen zeer medelijdend aangekeken.
Als we aan de koffie zitten komt er een pizzabezorger vragen of we nog even blijven zitten, want hij gaat thuis aspirine voor me halen.
Tien minuten later scheurt hij weer binnen, met een aspirientje! Hij kon er maar eentje vinden...
Ik neem het in met Ernst z'n Apfel-Schörle, maar de pizzabezorger begint hevig tegensputterende gebaren te maken: "Niemals mit Bier,
Niemals mit Bier!" Hij is gelukkig te kalmeren bij het woord "ApfelSchörle".
Z'n collega-pizza bezorger komt me vertellen dat koffie met veel citroen werkelijk een wondermiddel is tegen hoofdpijn, dus bestel ik dat ook
nog maar.
En verdomd, het helpt! Ik rij Frankrijk binnen zonder koppijn.
We rijden Frankrijk binnen midden in een nogal stedelijk gebied, en de huizen zien er meteen lekker Frans uit: gewoon niet verven die boel. Dat slordige van Frankrijk, dat vind ik altijd een van de aantrekkelijkste trekjes.
Het kost nog enige moeite om uit de suburbs van Saarbrucken (en de grote plaatsen daar in de buurt) te komen, maar dan zitten we middenin de Vosges du Nord !
Groen, supergroen is het hier. En de dorpjes zijn schattig, met vakwerkhuizen, en gekleurd stucwerk (gelukkig niet goed bijgehouden).
Pas als het donker wordt krijgen we in de gaten dat het misschien wel eens een goed idee zou zijn om een hotel te gaan zoeken, en beseffen we ook dat we er niet zo erg veel gezien hebben.
In een dorpje aan een rivier, met alleen maar mooie huizen, vraag ik in een cafe, in het Frans, naar een hotel. Daar moeten we voor naar Petit Pierre, maar het is moeilijk uit te leggen hoe we daar moeten komen, zegt hij. Hij probeert het toch, tot 5 keer toe, en als ik bedankt heb, en naar de motor loop, komt hij me achterna en gaat tegen Ernst nog eens 3 keer in het Duits uitleggen hoe we moeten rijden ;-) Hij blijkt Duits gemakkelijker te vinden...
Ik kom altijd alleen maar vriendelijke Fransen tegen ;-)
Helaas blijken de hotels in Petit Pierre vol. Een vriendelijke oudere heer (die zich maar blijft verbazen dat we zomaar op vakantie durven te gaan zonder te reserveren) raadt ons aan naar Saverne te gaan. Daar zijn veel meer hotels.
Het is inmiddels donker geworden, en zo rijden we een prachtige donkere weg, door het bos, met de ene prachtbocht na de andere (die koplampen op de Roadrunner doen het prima, ik kan er zelfs mee rijden als ze totaal niet goed afgesteld staan en de plek op 2 meter voor mij voorwiel prachtig verlichten).
Het is over twaalven als we in Saverne komen, en de eerste hotels die we tegenkomen zien er onheilspellend donker uit, maar bij "Chez Jean" brandt licht.
Ze blijken zelfs kamers te hebben met een echt bad (ipv een douche) en met "1 lit pour 2 personnes" in plaats van zo'n stom lits-jumeaux, maar helaas blijken die kamers op. Het wordt er dus eentje met lits-jumeaux en douche, en ik besluit niet te proberen uit te rekenen hoeveel de kamer kost.
Het is een prachtig hotel, met een kamer met overal handgeschilderde dingen: groene randjes overal waar je een randje kunt schilderen, en vogels op de deur en het bed.
Onder Saverne beginnen de Vogezen pas goed. Een en al haarspeldbochten, onverharde boswegen, een landschap dat dan weer enorme bossen herbergt, dan weer lieflijke heuvels met koeien, boerderijen, bomen en akkers, dan weer de prachtigste dorpen, met vakwerkhuizen, beschilderde schuren, en stucwerk in alle (afgebladderde) kleuren van de regenboog.
Je kunt hier nog flink vaak gebruik maken van onverharde paden. Eén zo'n route voert ons omhoog, en omlaag, door het bos. Haarspeldbochten, glibberend over losse stenen. Gelukkig is het droog, anders weet ik niet of ik het met de Avons zou redden. Die doen het nu prima!
Dan heb je de boswegen, hele smalle geasfalteerde wegen door, de naam zegt het al, het bos. Leuk om af en toe te rijden, maar niet echt spannend want je kunt nooit door de bocht kijken, dus lekker bochten rijden is er niet bij. Ze zijn natuurlijk wel praktisch om onverharde weggetjes te vinden. En die voeren je dan weer naar plekken met prachtige uitzichten, bosbessen om te snoepen, en gras om in te liggen (als je de stenen niet meetelt), en te ontstressen ;-)
De ongeplaveide wegen en de bosweggetjes zijn op de kaart hele dunne zwarte lijntjes, of gestippeld.
De volgende categorie zijn de witte weggetjes. Ook alweer echte GS wegen, inclusief gaten en grind en smurrie en bochten, en dwars door de Vogezen.
Dan heb je de gele wegen, die soms zelfs van goeie kwaliteit zijn. De allermooiste weg van de Vogezen is de
Route des Crêtes
, een gele weg die je hoog over de
Ballons d'Alsace
voert, de grotere heuvels dus.
Je hebt daar vrij uitzicht, want er groeien daar nauwelijks bomen. De ene prachtbocht na de andere, een overheerlijke fantastische scheurweg.
Wel weer uitkijken voor plotselinge verrassingen: bij een andere gele weg kwamen we opeens gevaarsdriehoeken tegen, en seinende tegenliggers.
En nog kwam er onverwacht snel na een hele mooie bocht een kruising, waar de brandweer bezig was een Diversion te blussen.
Het zag er niet naar uit dat de motorrijder het overleefd had. Die kruising was verschrikkelijk moeilijk over te steken, en zo vlak na die bocht was de Diversion rijder dus zo op een overstekende vrachtwagen geknald... De motorrijder had officieel voorrang, maar als de vrachtwagen begint over te steken als er niets te zien is, knalt de motorrijder gewoon op hem, zonder dat de vrachtwagenchauffeur er iets aan kan doen.
Slapen doen we deze keer in een éénsterrenhotelletje, het complete andere uiterste van het hotel in Saverne.
Als we een biertje drinken in het dorp weet ik op de een of andere manier per ongeluk Ernst z'n volle glas tegen z'n hoofd kapot te slaan (iedereen vraagt zich altijd af hoe ik het met hem uithou, maar de vraag is andersom meer gerechtvaardigd...), en de "onvriendelijke" Fransen snellen toe om een nieuw biertje te geven, het glas op te ruimen, en de boel af te drogen.
En in het hotel, de volgende morgen, als het ontbijt uit een beetje stokbrood en jam blijkt te bestaan (zoals natuurlijk te verwachten valt
in Frankrijk), vraag ik om "un oeuf, et du jambon ou quelquechose comça, s'il vous plaît?".
We krijgen dan per persoon twee gebakken eieren, en een gigantische plak overheerlijke ham.
Fransen zijn gewoon lief...
De volgende dag dwalen we weer door de Vogezen.
De mooiste weg heb ik al genoemd, de Route des Crêtes.
Het mooiste stadje is zonder twijfel Ste. Marie aux Mines
. Dat kan met Venetië konkurreren, wat kleuren betreft.
Ook tamelijk ongelofelijk is Belfort , waar we de volgende dag naar toe rijden.
Een stadje met een gigantisch groot fort, met onderaards gangenstelsel en al.
Het valhek werd bediend door kettingen met enorme schakels.
Het is heel erg warm, en het beklimmen van dat fort, en het bekijken van het bijbehorende uitzicht, kost zoveel tijd dat de restaurantjes daarna dicht blijken te zijn (nou ja, we vinden er eentje die het dagmenu kan serveren: Brochettes de Viande, maar ik vermoed dat ik dat niet lust) (ik lust namelijk bijna niks) (maar later komen we er achter dat het een overheerlijke spies is...).
Als ik te lang niks eet gaat het mis met mij. Als ik te lang niks drink ook (en dan heb ik het niet eens over alcohol...). Nu zakte ik dus tweevoudig in elkaar.
Ernst zich zorgen maken, en als Ernst zich zorgen gaat maken gaat het regenen...
Snikkers eten en water drinken hielp niks tegen de regen.
Af en toe is het een beetje droog, en eigenlijk zien die Vogezen er bij regen erg mooi uit. Ze waren ook erg groen...
Tegen etenstijd (rond 8 uur dus) regent het weer flink.
Het vreemde van Frankrijk is, dat als je op zoek bent naar een restaurantje, je alleen maar Pharmacie's tegenkomt (te herkennen aan een
blauw en groen neon kruis dat precies in de juiste frequentie knippert om bij vrijwel iedereen migraine op te roepen), terwijl je, als je op zoek
bent naar zo'n pharmacie om zo'n de kop opgestoken migraine te bestrijden, je alleen maar restaurantjes tegenkomt.
We zoeken dus de grootste plaats op in de buurt, op de kaart, en rijden door de druilende regen daar naar toe.
Het enige restaurantje is een soort snackbar-achtig, ongelofelijk ongezellig gedoetje, dus gaan we dan toch maar op zoek naar het hotel-restaurant, met piscine en al, waarvan we sinds een kilometer of 20 geleden telkens de borden hebben gezien. In mijn langzamerhand vrij pessimistische fantasie is het een soort Amerikaanse Holiday-Inn toestand, maar goed, zelfs dat lijkt me nog beter dan die snackbar...
Via diezelfde borden worden we de plaats weer uitgeleid, en komen tenslotte bij een grote, door bomen omgeven tuin, waarin zich, volgens
het bord, een Hotel Château bevindt:
Hotel Chateau des Tanneurs
in
le Thillot. Shit, dit ziet er veel te chic uit voor ons.
Toch maar even kijken.
Er staat inderdaad een Mercedes met linnen dak voor het met heel veel smaak opgeknapte gigantische huis. Op een bordje is te lezen dat het
restaurant alleen voor de "residents" is, meld ik Ernst.
Die staart nog eens naar de regen, en kijkt dan met zo'n blik van "Denk jij wat ik denk?".
Ok, we gaan overnachten in het château, en gaan als echte "residents" eten in het restaurant. Ik loop naar binnen om naar een kamer te informeren. Ik mag kiezen voor een grote of kleine kamer (bescheiden als ik ben kies ik voor een kleine), en voor een lits-jumeaux of 1 lit. Un lit natuurlijk!
We krijgen de "chambre rouge", de rode kamer. Met gigantische lichtgele badkamer.
Als we de kamer later in detail inspecteren blijken er nog puzzels en notitieboekjes in de kastjes te zitten. Pas geleden nog gewoon bewoond dus.
Al die tijd (de kasteeldame heeft me de kamer laten zien, en staat op het punt me een rondleiding te geven in het huis) staat Ernst buiten in de regen te wachten. Ik zeg dus maar dat ik de kamer magnifique vind, en dat ik de bagage (= Ernst) zal halen. De Château dame zegt dat we de motoren in de garage mogen zetten, en loopt met me mee naar buiten om hem te wijzen.
Dat is een prachtig gezicht: ze is een jaar of 50+, en draagt een klein felblauw, strak, strapless jurkje met pailletten, met bijpassende felblauwe hoge hakjes. Voor buiten neemt ze een paraplu mee, en zo trippelt ze voor ons op de motoren uit, om de ingang van de garage aan de andere kant van het huis laat zien.
Als we ons hebben geinstalleerd laat ze ons "la maison" zien, met een terras, een woonkamer met open haard en gevulde boekenkast
(Kama Sutra achtige werken blijken favoriet), en de eetkamer.
Ook de gastheer stelt zich voor. We mogen zeggen wanneer we willen eten (meteen...), en dat blijkt samen met de gastvrouw en gastheer te gebeuren,
al zitten we wel aan verschillende tafels.
We zijn de enige gasten. We krijgen zelfs enigszins de indruk dat we de allereerste gasten in de zeer verse geschiedenis van dit hotel zijn...
De wijnkaart is met de hand geschreven. We bestellen een fles Tokay Pinot Gris, die veel en veel te lekker smaakt, zodat we hem per ongeluk helemaal opdrinken, en daarmee drinken we dus waarschijnlijk een wijn die al jaren bij hun in de kelder ligt.
Daar moet ik de volgende ochtend voor boeten (in de vorm van misselijk en alweer koppijn, vandaar dat ik zo goed weet dat je alleen maar restaurantjes vindt als je op zoek bent naar een Pharmacie), zodat het genieten van de heerlijke croissantjes, geserveerd door de ChâteauDame, die zich deze keer in een afgeknipte spijkerbroek met hemdje vertoont, wat moeizaam gaat.
De tocht van vandaag voert over de Ballons , die zich nu in de mist hullen. Hoog in de Vogezen rijden, over wegen van Route des Crétes kwaliteit (die hebben we uiteraard nog een keer gedaan), daar waar bijna geen bomen meer zijn, moet je niet alleen bij mooi weer doen (uitzicht!), maar ook een keer bij mist.
Dan verandert dat lieflijke landschap opeens in iets woests.
We kriskrassen door de Vogezen, en doen alle wegen die we het allermooist vonden in omgekeerde richting, en proberen nog onbekende
weggetjes uit. Omdat het zo'n prachtig hotel was, slapen we nog een keertje bij Chez Jean, deze keer met bad (en helaas weer een lits-jumeaux).