Je kunt autisme op allerlei manieren bekijken: je kunt kijken naar de symptomen (zoals in de DSM gebeurt), je kunt kijken naar de genetica (er blijkt zo’n grote hoeveelheid genen bij betrokken te zijn dat het onmogelijk is om op basis van iemands genen te kunnen bepalen of iemand autistisch is), en je kunt kijken naar de hersenen.
Het mooie van kijken naar de hersenen is dat er zo’n grote wisselwerking is tussen gedachten, gedragingen, en de hersenen. Net zoals iemand die veel traint krachtigere spieren krijgt, veranderen de hersenen van iemand die bijvoorbeeld heel vaak verdrietig is vanwege een groot verlies, of van iemand die vanuit beroerde omstandigheden goed terecht komt en zich daardoor gelukkig voelt.
Andersom krijg je bij je geboorte een soort basis aan hersenen mee, en die vormen weer de basis voor het gedrag dat je dan kunt vertonen, de gedachten die je dan kunt hebben, en op die manier ook weer voor de manier waarop je hersenen zich verder kunnen ontwikkelen.
Bij mensen met een vorm van autisme zie je een andere ontwikkeling van de hersenen. Die andere ontwikkeling (ik spreek met nadruk over `anders’ en niet over `gestoord’) begint al voor de geboorte.
Voor de geboorte
In de eerste plaats is het belangrijk om te weten dat die andere ontwikkeling al te zien is voor de geboorte. (zie bijvoorbeeld http://time.com/38717/autism-starts-during-second-trimester-of-pregnancy/ of https://www.npr.org/sections/health-shots/2014/03/26/294446735/brain-changes-suggest-autism-starts-in-the-womb , beide gebaseerd op http://www.nejm.org/doi/10.1056/NEJMoa1307491 ).
De oorzaak hiervoor wordt gezocht in van alles (genetica, koorts van de moeder, de samenstelling van de darmflora van de moeder, epigenetica (die bepaalt of een gen wordt `aangezet’ of `uitgezet’), enzovoort. Onderzoeken spreken elkaar tegen, en zijn vaak gebaseerd op studies bij muizen: de enige conclusie die algemeen wordt gedeeld is dat er waarschijnlijk niet één oorzaak is.
Wat – terzijde – verontrustend is, is dat elke studie die (bij muizen of bij mensen) aantoont dat er al in de baarmoeder een andere ontwikkeling van de hersenen te zien is bij autisme, onderzoekers en anderen juichen bij het idee dat dit de `sleutel’ zou kunnen zijn om autisme te verhinderen, om al in de baarmoeder autisme te `genezen’.
Gelukkig zijn er ook veel mensen die er op wijzen hoe gevaarlijk en onjuist dat idee is. Professor Mark Johnson, bijvoorbeeld, is van mening dat autisme geen ontwikkelingsstoornis is, maar een gezonde ontwikkeling, vanuit een ander startpunt dan gebruikelijk. Wat anderen zien als `gestoorde hersenen’, ziet hij als een gezonde aanpassing van de hersenen aan een ander startpunt.
Wanneer de hersenen bij een embryo net iets anders beginnen dan `normaal’, is de andere ontwikkeling daarna juist gezond. Wanneer je daar iets aan zou proberen te veranderen, zit je de hersenen dwars bij hun aanpassing, en maak je veel meer kapot dan je denkt te helen.
Onderdelen van de hersenen
Lange tijd was er het idee dat een `gestoorde’ amygdala de oorzaak van autisme zou zijn. Wanneer de amygdala deels kapot is, zie je dat mensen geen oogcontact maken, en kunnen mensen moeilijk de emoties van anderen inschatten. Daarom is er lang gezocht naar een bewijs dat de amygdala van mensen met autisme een gestoorde amygdala zouden hebben.
Die bewijzen zijn echter niet gevonden. Er zijn af en toe afwijkingen aan de amygdala gevonden, maar niet altijd. Er zijn bovendien door de gehele hersenen heen afwijkingen gevonden, maar niet structureel: elke persoon met autisme kan op verschillende plaatsen afwijkingen vertonen in de hersenen ten opzichte van mensen zonder autisme, en die afwijkingen kunnen bovendien in de loop der tijd veranderen.
Vaak zie je plaatjes van hersenen van autisten en neurotypici naast elkaar, met allerlei kleuren. Meestal zijn dat plaatjes die laten zien welke hersendelen actief zijn bij, – bijvoorbeeld, het bekijken van een afbeelding. De verschillen tussen hersenen van autisten en neurotypici bij dat soort onderzoeken laten dus zien dat allerlei hersendelen op een verschillende manier worden ingezet bij het verwerken van prikkels.
Op deze afbeelding zie je bijvoorbeeld dat er bij Temple Grandin andere (en minder) hersendelen actief zijn wanneer ze naar een gezicht kijkt dan bij een neurotypisch petsoon, terwijl er meer (en andere) delen oplichten terwijl ze naar een object kijkt.
Je ziet aan die plaatjes dus als het ware de equivalent in de hersenen van de andere manier van prikkelverwerking die een van de onderdelen is in de DSM, op basis waarvan de diagnose autisme wordt gesteld.
Verbindingen
Wat heel duidelijk is aan te wijzen, is dat er grote verschillen zijn in de verbindingen tussen hersencellen, tussen de hersenen van autisten en neurotypici.
In de afbeelding hierboven zie je weer de hersenen van Temple Grandin links, en die van een neurotypisch persoon rechts. Dit zijn – uiteraard – bij lange na niet alle verbindingen in de hersenen. Wat hier in beeld is gebracht, zijn de verbindingen die gebruikt worden bij het verwerken van visuele prikkels.
Bij een pasgeboren baby ontstaat een soort wildgroei van verbindingen, en vervolgens vindt er een proces van `snoeien’ plaats (pruning). Verbindingen die te weinig opleveren worden weggehaald. Op die manier ontstaan er verbindingen die er voor zorgen dat alles wat van belang is heel snel kan worden herkend: de verbindingen daarvoor zijn blijven zitten, en er zitten geen niet-ter-zake-doende verbindingen in de weg.
Bij babies die later autistisch blijken, vindt dat proves van pruning niet tot nauwelijks plaats. Er blijven dus veel meer verbindingen bestaan dan bij neurotypici. Wanneer je de hersenen van volwassen autisten vergelijkt met die van neurotypici, zie je dan ook dat neurotypici binnen de hersendelen minder verbindingen hebben dan autisten, en tussen de hersendelen betere verbindingen hebben: er lopen als het ware snelwegen in de hersenen van neurotypici, en de straten van de steden die door die snelwegen worden verbonden zijn overzichtelijk, terwijl de hersenen van autisten een wegennet van kronkelweggetjes vertonen, met steden met een stratennetwerk als uit de Middeleeuwen, vol steegjes en kromlopende straten.
Het idee is, dat dat een reactie is van de hersenen zelf, op neuronen die een lage signaal-ruisverhouding hebben. Het idee is dus dat de neuronen (die de verbindingen vormen) van autisten zo in elkaar zitten dat ze gegevens met veel ruis overbrengen. Om er voor te zorgen dat het signaal toch overkomt, worden er dan gewoon heel veel lokale verbindingen aangelegd: zo kan het signaal er toch worden uitgepikt. De `snelwegen’ ontstaan later, en dat gebeurt niet bij autistische kinderen doordat hun hersenen anders werken, door die vele verbindingen, en ze dus niet al heel snel snelwegen aanleggen voor, als het ware, snelle conclusies.
Wat zeggen die verschillen
Verschillen in hersenen zeggen minder dan je zou denken. Hersenen zijn plastisch: wanneer een (klein) deel wegvalt, nemen andere hersendelen die functie over, bijvoorbeeld.
Maar wanneer je naar het belangrijkste kenmerk van autisme kijkt de andere manier van prikkelverwerking, waarin sommige prikkels volledig ongefilterd en `hard’ binnenkomen, terwijl andere prikkels als het ware niet doorkomen, dan lijkt dat goed overeen te komen met die `ongesnoeide’ verbindingen in de hersenen.
Ook het feit dat autisten denken vanuit de details lijkt goed overeen te komen met de manier waarop de hersenen zijn ingericht, en ook dat autisten niet vatbaar zijn voor kuddegedrag (de snelwegen volgen die zijn aangelegd doordat iedereen zo denkt), maar hun eigen gedachten blijven vormen.
In feite kun je vanuit die andere ontwikkeling van de verbindingen in de hersenen allerlei eigenschappen verklaren die in de loop der tijd zijn bedacht als `centrale kern’ van autisme (het is nog steeds niet duidelijk wat die `centrale kern’ zou zijn). Een `weak central coherence’ bijvoorbeeld, dat staat voor een gebrek aan vermogen om details te integreren tot een groter geheel, is er mee te verklaren, en dit is volgens velen de kern van autisme. Ook is het gemakkelijk te begrijpen dat een `theory of mind’, het vermogen om te begrijpen wat er in de hoofden van anderen om gaat, pas laat kan worden ontwikkeld, en ook dit is iets dat door velen wordt gezien als de kern van autisme.
Met andere woorden: de kern van autisme zit hem in die andere bedrading, en die andere bedrading helpt om te begrijpen hoe heel verschillende eigenschappen, die soms als kern worden gezien, zich ontwikkelen. Begrijpen hoe de hersenen in elkaar zitten kan je helpen om je een voorstelling te maken hoe autisme `werkt’, zowel als je zelf niet autistisch bent maar bijvoorbeeld een partner hebt die autistisch is, als wanneer je het zelf bent en iets wilt begrijpen van je `anders-zijn’.
[…] Je kunt autisme op allerlei manieren bekijken: je kunt kijken naar de symptomen (zoals in de DSM gebeurt), je kunt kijken naar de genetica (er blijkt zo’n grote hoeveelheid genen bij betrokken te zijn dat het onmogelijk is om op basis van iemands genen te kunnen bepalen of iemand autistisch is), en je kunt kijken naar de hersenen… Verder lezen… […]